Koolstofopbouw gebeurt als volgt: planten nemen CO2 op uit de atmosfeer door fotosynthese, daarna wordt koolstof aangemaakt in stengel, wortel en blad. Als een deel van dat plantenmateriaal in de bodem achterblijft, bijvoorbeeld na het oogsten, of via mest, wordt die CO2 door het bodemleven deels omgezet in stabiele organische koolstof, ook wel humus genoemd. Als je een ton koolstof in de bodem opslaat, haal je bijna 4 ton CO2 uit de lucht. Een deel van die koolstof wordt wel elk jaar opnieuw afgebroken en komt in de atmosfeer terecht. Om netto CO2 aan de lucht te onttrekken, moet je meer koolstof opslaan onder de grond dan er wordt afgebroken.
Belgische en Franse studies toonden aan dat de meeste koolstof opgebouwd kan worden onder grasland, meer dan onder akkerland, en bijna zoveel als onder bos. Hoe langer het grasland blijft liggen, hoe meer koolstof er wordt aangemaakt. Daarenboven kan door het beheer van het grasland aan te passen de koolstofopbouw nog worden verhoogd. ‘Dat kan door bijvoorbeeld dieren op het grasland te laten grazen, in plaats van het gras uitsluitend te maaien en aan de dieren op stal te voederen’, zegt Greet Ruysschaert, onderzoeker duurzaam bodembeheer van het onderzoeksinstituut ILVO. ‘Door te begrazen, krijg je een sterker en uitgebreider wortelsysteem en een beter ontwikkelde stoppel, wat de koolstofopbouw bevordert. Als dieren grazen op de wei, krijg je ook recyclage van koolstof via de mest. De eenvoudigste manier om CO2 aan de atmosfeer te onttrekken, is dus om akkerland om te zetten in grasland. Maar omdat akkerland ook belangrijk is voor de voedselproductie, is dat natuurlijk niet zo eenvoudig.’
Bovendien kan ook de manier waarop aan akkerbouw wordt gedaan de koolstofopslag positief beïnvloeden, zegt Ruysschaert. ‘Door planten te telen met een goed wortelstelsel, bijvoorbeeld, zoals granen of meerjarige gewassen – want planten met een uitgebreid wortelstelsel kunnen meer koolstof opslaan. Het is ook belangrijk om de bodem zo veel mogelijk begroeid te laten, door tussen de gewassen groenbedekkers te zaaien, zoals gele mosterd en die dan in de bodem in te werken’.
‘Er is zeker ook nog potentieel door meer compost op akkerland te gebruiken. Er zijn voldoende reststromen in Vlaanderen die omgezet kunnen worden naar compost, zoals maairesten uit natuurgebieden, preiresten of fruitafval van boeren. Als boeren samenwerken en aan boerderijcompostering doen, kunnen ze kringlopen sluiten en zou de koolstof in de bodem verhogen. De compost heeft bovendien een vruchtbaardere bodem als resultaat. Maar dat vraagt wel samenwerking en investeringen. Wie zal dat betalen?’
Onder meer over die vraag bogen beleidsmensen, wetenschappers en landbouworganisaties zich enkele weken geleden op het internationale congres Global Symposium on Soil Organic Carbon in Rome. Daar was iedereen het erover eens dat landbouwers die inspanningen doen om koolstof onder hun land op te bouwen, daarvoor ook vergoed moeten worden. Een vurige voorvechtster was onder meer Betsy Taylor, uit de voormalige Obama-administratie, die private investeerders probeert aan te trekken om landbouwers te compenseren.
10 procent extra
Tommy D’Hose, onderzoeker aan het ILVO, berekende voor Vlaanderen het potentieel van een aantal scenario’s om CO2 uit de atmosfeer te halen. ‘Nu zetten we nog altijd jaarlijks minstens één procent grasland om in akkerland. Als we dat niet meer doen, en we kunnen tevens het compostgebruik in de landbouw verdubbelen, het areaal groenbedekkers met een derde uitbreiden en dubbel zoveel stro inwerken, dan zou jaarlijks 113 kiloton CO2 uit de atmosfeer kunnen gehaald worden. Dat is bijna 10 procent van de huidige jaarlijkse CO2-uitstoot van de akker- en tuinbouw. Als we kijken naar de totale uitstoot van alle broeikasgassen in de landbouwsector, dus ook lachgas en methaan, gaat het om 1,6 procent.’
Dat lijkt weinig, maar D’Hose relativeert. ‘Om de klimaatdoelstellingen te halen, zal altijd een combinatie van factoren nodig zijn. Koolstofopslag in de bodem is er één van.’