Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 20 apr 2017 11:42 

Bestrijding van distels


Vraag om uitleg over distelbestrijding van Tinne Rombouts aan minister Joke Schauvliege

Vraag om uitleg over de bestrijding van distels van Herman De Croo aan minister Joke Schauvliege

De voorzitter

Mevrouw Rombouts heeft het woord.

Tinne Rombouts (CD&V)

Minister, het thema van de distelbestrijding komt niet voor het eerst aan bod in dit parlement. In het verleden hebben de heer De Croo en ikzelf al vragen gesteld over de bestrijding van de distel, een plant die enerzijds zinvol kan zijn voor de nectar, maar anderzijds ook een woekerplant is en vanuit sanitair oogpunt voor heel wat problemen kan zorgen. Daar bestaat een heel oude wetgeving voor, maar op 19 april 2016 heeft de Raad van State een besluit genomen, wat toch wel voor enige discussie en vragen heeft gezorgd. Ik zou hierover graag duidelijkheid krijgen omdat er te velde heel wat discussies, problemen en vragen over bestaan.

Natuurpunt had een beroep ingesteld ten aanzien van een besluit van de gouverneur van Antwerpen van 22 februari 2016 inzake distelbestrijding. De gouverneur van de provincie Antwerpen vaardigt namelijk elk jaar een besluit uit ter bestrijding van vier schadelijke distelsoorten. In dat besluit staat dat eigenaars en huurders die op hun eigendom schadelijke distels hebben, verplicht zijn de bloei, zaadvorming en uitzaaiing efficiënt te bestrijden.

De gouverneur baseert zich hiervoor op een koninklijk besluit van 1987 dat rechtsgrond vindt in de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen.

De Raad van State heeft geoordeeld dat er voor dit besluit echter geen rechtsgrond is. Sinds 2002 is landbouw een gewestelijke bevoegdheid. In 2013 keurde Vlaanderen het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw -en visserijbeleid goed. Daarmee werd de wet van 22 april 1971 opgeheven. Het koninklijk besluit uit 1987, en dus ook het reglement van de gouverneur, heeft geen rechtsgrond meer. De Raad van State heeft zich uiteraard niet uitgesproken over de opportuniteit van distelbestrijding en de inhoud van het verhaal, maar wel over het feit dat niet de juiste rechtsgrond aanwezig is.

Door deze uitspraak dreigt nu een lacune te ontstaan in die zin dat landbouwers nog wel aan distelbestrijding moeten doen. Dat is heel duidelijk omschreven in de Vlaamse wetgeving. Dit doen ze om te vermijden dat de plant gaat woekeren. De noodzaak daartoe wordt ook bevestigd en gestimuleerd door het feit dat de landbouwers hiervoor Europees worden ondersteund. Door de uitspraak van de Raad van State dreigt dit dweilen met de kraan open te worden omdat de ene wordt verplicht om te bestrijden en accuraat op te treden, maar de naburige gebieden het signaal krijgen dat ze dat niet moeten doen en dus niet moeten worden onderhouden.

De zaden van de distel worden verspreid via de wind, via de vacht van dieren, en zo kan de plant zich gemakkelijk voortplanten, ook bij de buren. De vraag is hoe iedereen zijn verantwoordelijkheid kan nemen om niet met de kraan open te dweilen.

Minister, hoe staat u tegenover de uitspraak dat er geen distelbestrijding moet gebeuren omdat volgens sommigen de distelbestrijdingsplicht compleet achterhaald is en niet zinvol zou zijn? Zijn landbouwers verplicht om distels te bestrijden met het oog op bescherming van omgeving en natuur? Is dat duidelijk afgebakend of zitten daar ook juridische onduidelijkheden achter? Indien in bepaalde niet-landbouwgebieden geen bestrijding meer zou gebeuren, hoe wordt goed nabuurschap dan verzekerd? Hoe wordt het verspreiden van zaden vermeden? Is het zinvol en op welke manier kan de lacune, waarop Raad van State zich beroept, worden weggewerkt?

De voorzitter

De heer De Croo heeft het woord.

Herman De Croo (Open Vld)

Als landbouwer en als burgemeester hou ik me al lang bezig met de distels. Vorig jaar heb ik nog een brief geschreven naar mijn 308 collega-burgemeesters, en ik dank degenen die de vriendelijkheid hebben gehad daarop te antwoorden.

Minister, u had mij hoop gegeven, en ik herhaal uw antwoorden van 6 oktober 2015 in deze commissie. U sprak over een werkgroep die werd opgericht en die werkgroep heeft geconcludeerd dat sommige distels op landbouwgrond een sanitair probleem vormen en dus federaal zijn, en de zin die volgt is zeer mooi: “Als die distels echter beslissen om in de natuur of in het openbaar groen te groeien, dan vormen ze een milieuprobleem en zijn ze gewestelijke materie.” Zoals de distel dus groeit, is de bevoegdheid blijkbaar verschillend.

Nu hebben we de Raad van State gehoord. Minister, bestaat er op het Vlaamse grondgebied een verplichting tot het bestrijden van de in het KB opgesomde distels wanneer de gronden geen steun krijgen op basis van het gemeenschappelijk landbouwbeleid? Bestaat er een verschil in interpretatie tussen de conclusies van de werkgroep van 15 maart 2015 en de conclusie van de Raad van State? Hoe verklaart u de verschillende behandeling tussen de verplichting tot distelbestrijding die er rust op landbouwers voor gronden die steun krijgen op basis van het GLB en andere gronden waar er geen distelbestrijding op van toepassing is? Hoe wilt u dit verschil in behandeling wegwerken?

Op windloze, warme dagen stijgen de zaadjes op als een opstijgende parachute en gaan ze zeer hoog, en worden ze verspreid op grote afstanden, waarna ze bij windloosheid opnieuw dalen.

De voorzitter

Minister Schauvliege heeft het woord.

Minister Joke Schauvliege

Er is een uitspraak geweest van de Raad van State. Die heeft in een arrest van 9 maart 2017 een besluit van de gouverneur van de provincie Antwerpen vernietigd. Het provinciaal besluit was gebaseerd op federale regelgeving als rechtsgrond, maar de Raad van State oordeelde dat die federale regelgeving sinds 2013 niet meer bestaat. In de eerste plaats moet de federale overheid dat rechtzetten. De ministers De Block en Borsus zijn vooruitziend geweest. Vorig jaar reeds hebben ze een voorontwerp van koninklijk besluit gemaakt in het kader van plantengezondheidsbeleid.

In dat voorontwerp plant men om bepaalde distelbestrijdingsverplichtingen terug op te leggen op het Belgische niveau. Men heeft aan het Wetenschappelijk Comité van het Federaal Voedselagentschap (FAVV) een advies gevraagd. Het antwoord was: “Voor het behoud van de huidige wetgeving, namelijk de verplichting om de vier soorten schadelijke distels, beoogd in artikel 43 van het koninklijk besluit van 19 november 1987, over het gehele grondgebied te bestrijden, behalve, voor wat de kale jonker betreft, in natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en natuurreservaten.” Dit advies staat op de website en kan worden geraadpleegd. Wat het hele grondgebied betreft, is dit de federale beslissing die zou moeten worden genomen.

Daarnaast is er ook een verplichting die specifiek voor landbouwers geldt. Naast de federale regelgeving is er een bestrijdingsplicht van vier soorten op het hele grondgebied in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Concreet moeten landbouwers de overwoekering van graslanden met akkerdistels voorkomen door te vermijden dat akkerdistels in bloei tot zaadvorming of tot uitzaaiing komen. Er mogen op graslanden geen akkerdistelhaarden voorkomen. Een akkerdistelhaard is een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 10 vierkante meter met akkerdistels. Dit wordt actief gecontroleerd en gehandhaafd in het kader van het GLB door de controledienst van het Departement Landbouw en Visserij.

Het doel daarvan is duidelijk. We willen de grond in goede landbouw- en milieuconditie houden, en zo ook vermijden dat er extra sproei- of verdelgingsmiddelen moeten worden gebruikt. Op die manier wordt een belangrijke milieumaatregel opgelegd.

Ingevolge het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid geldt er vandaag geen federale bestrijdingsplicht meer in het Vlaamse Gewest. De bestrijdingsplicht voor akkerdistelhaarden op graslanden in het kader van het GLB is wel nog steeds van kracht. Daar zit dus een tegenstrijdigheid. Voor de landbouwers is het een verplichting, voor de rest van het Vlaamse grondgebied niet. Ik besef dat dat een dubbel gevoel is, zeker voor landbouwers. Er is ook het wetenschappelijk advies van het FAVV om de bestrijdingsplicht te behouden.

Ik ga ervan uit dat de federale overheid, aangezien die er al mee bezig is, snel duidelijkheid zal willen brengen en dat voorontwerp van besluit ook snel zal nemen. Dat lijkt mij de beste oplossing om de bestrijding opnieuw voor het hele grondgebied mogelijk te maken.

De voorzitter

Mevrouw Rombouts heeft het woord.

Tinne Rombouts (CD&V)

Minister, ik begrijp dat u kijkt naar de federale overheid om extra stappen te ondernemen. Als ik hoor dat er al ongeveer een jaar een tekst op tafel ligt, ben ik wel bezorgd over de snelheid waarmee een oplossing wordt geboden. Ik hoop dat u bij de federale collega’s aandringt om snel tot een besluitvorming te komen.

Wat me ook zorgen baart, is wat we in de tussentijd doen. Vandaag is het duidelijk dat landbouwers kordaat moeten optreden. Daar worden ze zelfs toe aangemaand. In het verhaal van een goed nabuurschap, lijkt het me toch terecht en belangrijk dat we in de tussentijd afspraken moeten maken om te vermijden dat het signaal wordt gegeven dat er niet meer bestreden moet worden in andere gebieden, zeker als ik de gemeenschappelijke adviezen en de duidelijke taal van de wetenschap hoor.

Wat me vooral zorgen baarde, waren een krantenartikel en het programma Koppen, die het besluit van de Raad van State aangrepen om te zeggen dat distelbestrijding volledig achterhaald is. Tussen de regels door lees ik dat ze vanuit hun organisatie misschien geen stappen meer ondernemen. Misschien is er dus ook overleg nodig met hen maar ook met andere partners om afspraken te maken in de tussentijd.

Minister, u hebt inderdaad een werkgroep die daarover heel wat kennis heeft opgebouwd. Misschien kan die u nog wat extra inspiratie geven over welke afspraken we in de tussentijd kunnen maken, zodat we niet in een gekke situatie terechtkomen in afwachting van de federale wetgeving, waarvan ik begrijp dat u er ook mee druk achter zet.

Herman De Croo (Open Vld)

Ik probeer bij aftrek te meten wat het grondgebied zou kunnen afdekken in de reglementering. Volgens het federale KB van Volksgezondheid heeft men een afdekking voor het hele grondgebied, als dat KB de test van de wettelijkheid overleeft, wat ik hoop. Als landbouwgronden betoelaagd zijn en vallen onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid, hebben ze dezelfde verplichting. Dat dekt ook het hele grondgebied. Dat is een Europese regelgeving, ofschoon afzonderlijk toegepast door de bevoegde gewesten.

Eén soort distel, de kale jonker, zou daaraan ontsnappen, maar die mag alleen maar groeien in erkend natuurgebied waarbij wetenschappelijke criteria zijn betrokken. Daar kan ik me bij neerleggen. Op die manier zouden we tenminste uniforme regels hebben. Toepassing behoort natuurlijk tot het bevoegde bestuur.

Ik deel de mening van mevrouw Rombouts dat men niet mag laten begaan. Als we het arrest van de Raad van State aandachtig lezen, is het bijna een tekstprobleem. Jammer genoeg voor de Raad van State groeien en bloeien die distels. Daar kan een arrest van de Raad van State helaas tot nu toe niets aan doen. Minister, we zouden u graag maatregelen zien nemen.

De voorzitter

De heer De Bruyn heeft het woord.

Piet De Bruyn (N-VA)

Ik was niet aanwezig op het ogenblik dat de vragen werden gesteld, maar ik heb het einde van het antwoord van de minister gehoord. Een paar bedenkingen. Het is goed dat de Raad van State ons heeft gewezen op een inconsequentie in de regelgeving. We moeten dan ook kijken hoe we daarop reageren. Dat is zijn taak. Het is belangrijk dat het debat dan wordt gevoerd met een nieuw wetenschappelijk inzicht, dat toch iets anders kijkt naar bestrijding dan tien, twintig, veertig of nog meer jaren geleden. Dat moet ook alle kansen krijgen. Er moet verstandig onderscheid worden gemaakt tussen natuurgebieden waar mogelijk, indien daar voldoende argumenten voor zijn, andere regels gelden dan in landbouwgebieden of andere zones. Al die elementen moeten ons ertoe brengen de distel niet langer te demoniseren. Dat is niet nodig.

Bij Natuurpunt zie ik meer bekommernis voor de landbouw dan collega Rombouts lijkt te suggereren. Ze zeggen zelf dat om aan de bezorgdheden van de landbouwers tegemoet te komen, er landbouwwetgeving en regels zijn die distelbestrijding mogelijk maken, en terecht. Zij lopen daar niet storm tegen.

In dat opzicht is het voorbereidend werk dat de federale overheid op het ogenblik verricht, ook belangrijk. Laten we kijken wat dat concreet oplevert en intussen de distel niet met alle zonden van de wereld beladen en niet langer, zoals vroeger, met alle macht uitroeien.

De voorzitter

De heer Danen heeft het woord.

Johan Danen (Groen)

Bepaalde onduidelijkheden moeten zeker worden weggewerkt, maar ik wil even voortgaan op wat collega De Bruyn net zei. De tijden zijn veranderd. De bestrijding van distels werd ingesteld in 1887, vooral omdat er toen op de akkers heel wat paardenmest werd gebruikt, mensen veel meer met de handen werkten en het gevaar voor tetanus dus groot was. Daar ligt de grond voor de bestrijding. Intussen zijn er nieuwe wetenschappelijke inzichten. Het is jammer dat ik in het rapport van het Federaal Voedselagentschap waarnaar u verwijst, minister, heel weinig van die inzichten terugvind, maar wel heel veel buikgevoel. Ik ben geen distelexpert en dat is misschien maar goed ook. Ik wil me niet over deze zaak uitlaten op basis van mijn buikgevoel, maar op basis van rapporten die ik daarover heb gelezen. Daarin lees ik dat er nieuwe inzichten zijn en dat er aan de distel heel wat ecologische voordelen verbonden zijn. Ik pleit niet voor een heksenjacht, maar wel voor een verstandig beleid dat de nieuwe inzichten meeneemt, zodat we tot een evenwichtige bestrijding kunnen komen en iedereen voor een stukje tegemoet kunnen treden.

De voorzitter

Minister Schauvliege heeft het woord.

Minister Joke Schauvliege

Ik hoor hier één constante, met hier en daar enkele nuanceverschillen, namelijk dat we moeten kiezen voor een verstandig beleid. De ene interpreteert dat misschien licht anders dan de andere. Het wetenschappelijk comité van het Federaal Voedselagentschap heeft advies uitgebracht. De federale overheid zal zich daardoor wellicht laten inspireren. Er is vaak overleg en dit punt kan daar ook aan bod komen. We weten echter ook dat er verschillende visies bestaan. Bepaalde natuurorganisaties vinden dat de distel iets meer in ere moet worden hersteld. Aan de andere kant vinden landbouwers haar een bedreiging voor hun landbouwpraktijk. Volgens mij ligt de waarheid opnieuw in het midden. In bepaalde natuurgebieden moeten distels een kans krijgen. Dat lees ik ook in het advies van het wetenschappelijk comité van het Federaal Voedselagentschap. Ik hoop dat de federale regelgeving er snel komt. Dan is voor iedereen ook duidelijk wat kan en wat niet kan. Op momenten van overleg zullen we dat uiteraard zeker aanhalen en iedereen oproepen tot redelijkheid.

De voorzitter

Mevrouw Rombouts heeft het woord.

Tinne Rombouts (CD&V)

Dank voor het antwoord, minister. Ik heb deze vraag inderdaad vooral gesteld om te pleiten voor een verstandig beleid. Ik heb niet een of andere houding aangeklaagd, wel de koppen in de krant, zoals ‘waarom distelbestrijding niet meer van deze tijd is’. Een dergelijke formulering is misschien te extreem. Vooral de berichtgeving over de uitspraak van de Raad van State maakt mij effectief bezorgd. Het verhaal van de paardenmest heeft in het begin misschien meegespeeld, maar dat is niet de reden waarom Europa vandaag nog steeds vraagt aan distelbestrijding te doen. Het is een woekerende plant, en de gevolgen daarvan liggen eerder aan de oorsprong van de vraag naar een genuanceerd beleid, waarin we rekening houden met elkaar en nabuurschap op een goede manier vorm geven. Er is heel veel gekend en geweten over distels. Ik heb dan ook alle vertrouwen in het wetenschappelijk comité van het Federaal Voedselagentschap. Ik weet dat het niet volledig in uw handen ligt, minister, maar ik vraag u de nodige druk te zetten op de federale overheid om hier snel werk van te maken en in de tussentijd van iedereen redelijkheid en correctheid, ook in de communicatie, te vragen. Dat was de afgelopen dagen niet helemaal in evenwicht.

De voorzitter

De heer De Croo heeft het woord.

Herman De Croo (Open Vld)

Ik kan akkoord gaan met de laatste uitspraken van mevrouw Rombouts en de standpunten van de minister. Toch wil ik waarschuwen dat, als we niet de nodige, gepaste ingrepen doen, we binnenkort met een distelvergiftiging zitten op bepaalde plaatsen waar de steden en gemeenten niet meer weten wat te doen en ‘distelparken’ laat bestaan. Geloof me vrij, over enkele jaren zullen we andere methodes moeten gebruiken om ze uit te roeien, als we nu niet optreden. Het zou jammer zijn dat we de consequenties van onze ambtelijke daden niet zouden evalueren.

Als uitsmijtertje nog dit. Ik heb een paar contacten in de Federale Regering en ik hoop dat dat er wat spoed achter zet.

De voorzitter

De vragen om uitleg zijn afgehandeld.



  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer