Op vraag van de minister heeft het KMI de extreem lage temperaturen in de tweede helft van de maand april 2017 onderzocht. De conclusie van het KMI, op basis van een terugkeerperiode van twintig jaar, luidt dat het inderdaad om een uitzonderlijke situatie ging.
Landbouwers moeten de schade op hun percelen melden aan de gemeente waarin het perceel ligt en de voorlopige schade en de oorzaak ervan laten vaststellen door de gemeentelijke commissies tot vaststelling van schade aan teelten.
Aan de gemeenten wordt gevraagd om op basis van deze voorlopige vaststellingen een raming van de totale schade en het aantal schadegevallen door te geven aan het Departement Landbouw en Visserij.
De erkenning van een landbouwramp is pas mogelijk wanneer de totale schade hoger ligt dan 1,24 miljoen euro en wanneer de gemiddelde schade per dossier meer dan 5.580 euro bedraagt.
Na een definitieve oogstraming moet ook de definitieve schade vastgesteld worden door de gemeentelijke commissies tot vaststelling van schade aan teelten. Die commissies zullen een beroep kunnen doen op de aanwezigheid van een expert van het Departement Landbouw en Visserij.