De voorzitter
De heer De Meyer heeft het woord.
Jos De Meyer (CD&V)
Minister, de klimatologische lente van 2017 sluit af met neerslagtotalen die ruim onder de normale waarden liggen. Al sinds juli 2016 worden in ons land lage neerslagwaarden waargenomen. In het referentiemeetpunt in Ukkel werd de afgelopen lente slechts 108 millimeter neerslag geregistreerd. Dit is minder dan 60 procent van de normale waarde voor een lenteseizoen. Het KMI maakt zich dan ook zorgen over de aanhoudende droogte en de gevolgen voor een aantal sectoren.
De landbouw is traditioneel een van de sectoren die het meest gevoelig is voor de weersomstandigheden en ook nu is dat niet anders. Er werd dan ook met bijzondere aandacht uitgekeken naar de voorspelde regen op pinkstermaandag en de dag erna. De voorspellingen kwamen niet uit. Buiten wat felle rukwinden heeft het op sommige plaatsen niet of amper geregend. Ook vooruitzichten op een langere regenperiode zijn nog niet voor morgen, volgens weerman Frank Deboosere.
Deze aanhoudende droogte heeft tot gevolg dat de schade bij een aantal gewassen reeds overduidelijk zichtbaar is. Ik noem aardappelen, vlas, granen, maar ook vele andere teelten zoals groenten. Ook de veehouders worden getroffen. De droogte heeft tot gevolg dat de hergroei van het gras na de eerste snede zeer zwak is. Er wordt gevreesd voor tekorten bij de ruwvoedervoorziening en dus de bijkomende noodzaak om ruwvoeder bij te kopen.
Al de opgesomde gevolgen versterken de vraag vanuit de landbouwsector om toch tijdig de procedure van landbouwramp te kunnen opstarten. Minister, via de media hebben we vernomen dat u daartoe de eerste stappen hebt gezet. De sector beseft echter ook dat het weer van de komende dagen zal moeten worden afgewacht, maar ziet toch reeds aanzienlijke schade die deze vraag verantwoordt.
Minister, hebt u al een eerste zicht op de omvang van de schade of is het daarvoor nog te vroeg? We hebben gelezen dat u de procedure tot erkenning als landbouwramp bent gestart. Wat is de stand van zaken? Welke stappen moeten nog worden doorlopen? Hoe lang duurt die procedure nog? Kunt u ons daarover meer informatie geven? Moeten gemeentebesturen eventueel nu al een oproep doen aan de schattingscommissies of is dat te vroeg?
De voorzitter
De heer Engelbosch heeft het woord.
Jelle Engelbosch (N-VA)
Minister, mijn vraag om uitleg start vanuit dezelfde problematiek, namelijk de droogte. De insteek is wel een beetje anders. De landbouwsector heeft de laatste tijd heel wat meegemaakt: we hadden de junistorm, de vorstschade en nu is het weer de droogte. Ik weet niet of het te maken heeft met de klimaatopwarming of niet, maar het is toch een feit dat de uitzonderlijke weerfenomenen steeds vaker lijken voor te komen en dat de boer daar meestal het eerste slachtoffer van is.
Minister, mijn vraag gaat over de brede weersverzekering. In het regeerakkoord staat dat er moet worden onderzocht of zo’n brede weersverzekering haalbaar is. In de plenaire vergadering van 24 mei hebt u een nieuwe stand van zaken gegeven. U hebt aangegeven dat er subsidies worden uitgetrokken voor de brede weersverzekering, maar dat er niet meteen verzekeringsmaatschappijen in ons land geneigd zijn om de producten te ontwikkelen en aan te bieden.
Dat is natuurlijk niet nieuw. We hebben in 2011 al een gedachtewisseling gehad in deze commissie. Toen werd gesteld dat als er zo’n product wordt ontwikkeld, er natuurlijk ook klanten moeten voor zijn, en dat de boeren toen maar weinig appetijt hadden daarvoor. Misschien is dat nu anders gezien de gebeurtenissen van de laatste jaren.
De heer Desmet van Assuralia gaf verder aan dat de doelgroep eigenlijk nogal beperkt en versnipperd was. Het ging telkens over één sector die getroffen was terwijl de andere sectoren niet wilden bijdragen. Er was geen solidariteit tussen de subsectoren om elkaars risico af te dekken.
In de resolutie die daaropvolgend in mei 2012 werd aangenomen, lees ik dat de regering wordt opgeroepen om “de besprekingen met de private verzekeraars voort te zetten om op het ogenblik van de overheveling van het Landbouwrampenfonds naar de gewesten klaar te zijn met een algemene en gesolidariseerde verzekering voor land- en tuinbouwers tot dekking van schade door extreme weersomstandigheden of andere natuurrampen, dat er binnen een taskforce nagegaan moest worden hoe tools kunnen worden ontwikkeld die garanderen dat de noodzakelijke operationele informatie ter beschikking wordt gesteld van de verzekeraars in het kader van de dekkingen van de schade, en dat de taskforce een onderzoek moest opstarten naar de concrete behoeften van de landbouwers en de voor hen aanvaardbare voorwaarden om in te stappen in een verzekering tot dekking van schade door extreme weersomstandigheden of andere natuurrampen”.
Volgens gegevens uit een recente schriftelijke vraag van de heer De Meyer, ondersteunen Kroatië, Frankrijk, Hongarije, Italië, Nederland, Litouwen en Portugal landbouwers in het kader van de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) tegen schade veroorzaakt door weersfenomenen. De aanpak is niet uniform, en u stelt dat het aandeel van de landbouwers dat zich verzekert in de betrokken lidstaten beperkt is.
We zijn intussen 2017. Ik vraag me af welke vooruitgang inzake de weersverzekering er is geweest sinds 2011, toen de vraag voor de eerste keer is gesteld.
Minister, heeft het KMI intussen al beslist of de droge periode een uitzonderlijk weerfenomeen is?
Welke formule van weersverzekering zou toepasbaar kunnen zijn voor Vlaanderen of, wat voor verzekeraars beter zou zijn, voor heel België? Hoe lossen de andere EU-landen die ik net heb genoemd, de obstakels op die we in Vlaanderen kennen?
Hebt u recent nog met de verzekeringssector samengezeten om de mogelijkheden te bekijken? Zo ja, wat waren de resultaten van dit overleg?
Bent u van plan om van de boerenorganisaties het door de verzekeraars gewenste engagement van voldoende aankoop van deze verzekeringsproducten door landbouwers, te vragen? Gezien hun positie zijn zij de ideale partner om een lans te breken bij hun achterban en de verschillende subsectoren.
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Collega’s, de gevolgen van de aanhoudende droogte beginnen steeds zichtbaarder te worden. Voor sommige teelten vrezen wij voor onomkeerbare schade; voor andere teelten zou neerslag in de nabije toekomst – men spreekt toch van neerslag vanaf zaterdag – nog een oplossing kunnen bieden of tot herstel kunnen leiden.
In sommige gevallen is beregening een oplossing, maar dat is niet voor alle percelen of teelten mogelijk of haalbaar. Zoals u weet, hebben de gouverneurs in sommige provincies terecht beslissingen moeten nemen over beperkingen of een verbod op het beregenen.
Op 9 juni hebben we de koe bij de hoorns gevat en hebben we beslist om een vooronderzoek op te starten. Ik heb hier al een paar keer uitgelegd hoe het Landbouwrampenfonds werkt. Men moet aan een aantal voorwaarden voldoen voor men een vergoeding kan krijgen. Dat vooronderzoek bestaat uit twee fasen. In eerste instantie wordt aan het KMI gevraagd of het om een uitzonderlijke droogtesituatie gaat met een terugkeerperiode van minstens twintig jaar. Het KMI is bezig met die analyses die tegen volgende week klaar moeten zijn. We hebben dezelfde aanpak gehanteerd met de vorst in de maand mei.
Indien uit het rapport van het KMI blijkt dat er sprake is van uitzonderlijke droogte, wordt in de tweede fase aan de lokale besturen gevraagd om de schade op hun grondgebied te ramen. Wanneer de totale schade meer dan 1,24 miljoen euro bedraagt met een gemiddelde van minstens 5580 euro per schadelijder, dan komt het in aanmerking voor een erkenning als landbouwramp.
Zodra er meer nieuws is, zullen wij daarover communiceren en opdracht geven om de schade op te meten. Maar op dit moment hebben we nog geen zicht op de grootteorde. Er zijn organisaties die zelf al een aantal schattingen hebben gemaakt, maar ze geven zelf aan dat dit eigenlijk momenteel niet echt mogelijk is.
Wat een algemene verzekering betreft – en dat heb ik hier al meermaals gezegd – geloof ik helemaal in een brede weersverzekering voor de landbouwsector. Er zijn voordelen en nadelen aan een dergelijk systeem, maar ik geloof er wel in. Het algemeen Rampenfonds en het Landbouwrampenfonds zijn noodfondsen, en daar zijn een aantal nadelen en beperkingen aan verbonden. Zo is de schadevergoeding daar geplafonneerd. Men krijgt geen vergoedingen wanneer er minder dan 30 procent schade is op teeltniveau, en de reële schade wordt altijd maar deels vergoed, voor 80 procent.
Uit meerdere overlegmomenten met Assuralia, de koepel van de Belgische verzekeringsmaatschappijen, is gebleken dat er weinig aandacht en interesse is om een dergelijke specifieke verzekering alleen voor Vlaanderen in te richten. Onze markt is immers te klein. Het moet natuurlijk ook winstgevend zijn om zoiets op te zetten. Men is ook vaak in heel België actief, en in tegenstelling tot Vlaanderen heeft het Waalse Gewest niet de intentie om de ontwikkeling van private verzekeringen te ondersteunen.
Het is ook zo dat weersverzekeringspolissen zeer complexe producten zijn die dure expertise en kennis vergen. De ontwikkel- en beheerkosten en de verzekeringspremies van de verzekeringsmaatschappijen liggen hoog. Zij vrezen dan ook dat dit niet winstgevend zal zijn. Verzekeraars moeten ook dure herverzekeringscontracten afsluiten omdat de weersrisico’s systemisch zijn. Dat wil zeggen dat als er iets gebeurt, vrijwel altijd een grote groep verzekerden getroffen zal zijn. Dat kan je dus niet vergelijken met bijvoorbeeld een brandverzekering of een autoverzekering.
Een dergelijke verzekering is dus niet echt winstgevend, maar ik heb wel de intentie om een subsidieregeling uit te werken om een deel van de premies voor wie zich wil verzekeren, te subsidiëren. Men kan zich dan eventueel ook nog bij een buitenlandse verzekeringsmaatschappij aansluiten. In Nederland zijn er wel verzekeringsmaatschappijen actief. Er zijn een tweetal buitenlandse spelers die eventueel interesse hebben om hun activiteit uit te breiden naar Vlaanderen.
Zodra het decreet over het Landbouwrampenfonds en het uitvoeringsbesluit zijn aangenomen, zal die subsidieregeling er ook komen.
Het klopt dat er in 7 van de 28 lidstaten een vorm van weersverzekeringsproducten op de lokale markt beschikbaar is, maar daaruit mag niet worden geconcludeerd dat de landbouwers zich in die lidstaten tegen alle weersrisico’s kunnen verzekeren. Verzekeringspolissen zijn individuele contracten tussen de verzekeraar en de verzekeringsnemer en er kunnen dus grote verschillen zijn over wat al dan niet wordt vergoed bij schade.
Het is ook niet zo dat de buitenlandse voorbeelden onverdeelde succesverhalen zijn. Op de Nederlandse verzekeringsmarkt is er al sinds 2006 een weersverzekeringspolis beschikbaar. Tien jaar later, dus in 2016, was er 78.000 hectare landbouwareaal verzekerd. Ten opzichte van het totale Nederlandse landbouwareaal is dat slechts 4 procent. Het is dus niet omdat men dat aanbiedt, dat plots ook iedereen zich gaat verzekeren en alle problemen opgelost zijn. Men zal daarnaast ook altijd een systeem moeten hebben zoals het Landbouwrampenfonds.
We blijven de situatie op de voet volgen. We blijven ook binnen onze andere bevoegdheden vanuit water, volop inzetten op het zoeken naar alternatieven vanuit de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), maar ook in samenwerking met universiteiten wordt sterk ingezet op alternatieven. Aquafin doet daar onderzoek naar en de VMM zorgt dat er heel goede linken zijn, bijvoorbeeld met de diensten van professor Verstraete in Gent. Zij hebben een mooi rapport gemaakt met aanbevelingen om goed gewapend te zijn tegen de droogte, en daar zijn wij ook volop mee aan de slag. Zelfs in tijden zonder droogte waren wij al bezig met die voorbereidingen.
Je ziet op het terrein ook wel al heel mooie voorbeelden. Bijvoorbeeld in de sierteelt wordt er toch al heel veel gewerkt met grijswater en gesloten circuits, om het waterverbruik op die manier ook sterk te reduceren. In de ene sector is dat al gemakkelijker dan in de andere, dat moeten we weten, maar ook daar blijven we dus zoeken naar alternatieven en inzetten op onderzoek en ontwikkeling om alternatieven aan te reiken.
De voorzitter
De heer De Meyer heeft het woord.
Jos De Meyer (CD&V)
Minister, op korte termijn, wat het al dan niet erkennen als landbouwramp betreft, heb ik begrepen dat de sector nog even geduld moet hebben, dat u dat verder zeer alert zult opvolgen en onmiddellijk zult communiceren zodra er nieuws is. Op lange termijn is er de begrijpelijke vraag naar de weersverzekering. Ik heb u daar trouwens ook reeds schriftelijke vragen over gesteld, waar de collega naar heeft verwezen. Men moet echter natuurlijk met drie partijen zijn: de land- en tuinbouwsector, de verzekeringssector en de overheid. Ik begrijp uit uw antwoord dat u bereid bent een subsidie ter beschikking te stellen voor zij die een verzekering afsluiten. U verwijst ook naar Nederland. Ik weet dat in mijn regio heel wat fruitbedrijven en serrebedrijven reeds een verzekering hebben bij Nederlandse bedrijven.
Ik wil u nog meegeven dat waterbuffering en beregeningsinstallaties bij droogteperiodes heel belangrijk zijn voor de sector. Misschien is het goed dat men beter wordt geïnformeerd over wat de mogelijkheden ter zake zijn, via het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF), want ik hoor toch wel in het veld dat niet altijd bij iedereen de volledige informatie ter beschikking is.
Ik wil afsluiten met een algemene beschouwing. De land- en tuinbouwsector zorgt met zijn 600.000 hectare voor waterbuffering: regenwater kan daar worden gecapteerd voor grondwater. Aldus is de sector eigenlijk een zeer groot leverancier van grondwater. Dat ze verwachten dat er nu ook met hen enige solidariteit is, lijkt me niet abnormaal, integendeel.
De voorzitter
De heer Engelbosch heeft het woord.
Jelle Engelbosch (N-VA)
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ik vind het een beetje jammer dat u zei hier niks nieuws te zullen vertellen over de weersverzekering, want dat wijst er een beetje op dat ter zake ook niet veel vooruitgang is geboekt. Ik ben wel zeer blij dat u herbevestigt dat u erin gelooft, dat u diverse keren overleg hebt gepleegd en dat u echt wel de intentie hebt om een subsidieregeling uit te werken voor landbouwers die zich daar eventueel bij zouden willen aansluiten. Ik herhaal echter mijn pleidooi: ook de landbouworganisaties hebben een taak als het gaat over het bewegen van de sector en de diverse subsectoren om daarin mee te gaan. Ik onthoud ook dat het de schuld van de Walen is. Ik zeg dat natuurlijk altijd eens graag. In Wallonië leeft dat probleem blijkbaar niet, en daar heeft men geen enkele intentie wat dat betreft. Dat is natuurlijk een beetje jammer, want dat maakt inderdaad dat de verzekeringssector zich op Vlaanderen moet richten, en dan snap ik het wel het probleem dat de markt te klein is. Vandaar ook mijn vraag: hebt u overleg gehad over de problematiek met uw Waalse collega, en is daar misschien enige beweging in te krijgen, is die misschien toch te overtuigen om mee te doen met die verzekering? Als straks in Wallonië de problemen misschien ook groot zijn, dan zullen ze immers misschien plots wel steun willen of steun zoeken. Het moet dus misschien toch maar eens van twee kanten komen, zodat er overleg mogelijk is om te bekijken om dat voor alle boeren in België te doen, als het op die manier zou moeten gaan.
Nu weet ik niet of het een optie is en of u persoonlijk al contact hebt gehad met de Nederlandse verzekeraars. Is er, in afwachting van een eventueel overleg met uw Waalse collega en de witte rook die daar zou komen, de mogelijkheid om vanuit Vlaanderen mee aan te sluiten bij het systeem in Nederland? Nu begrijp ik dat het ook daar maar een zeer klein deel is van de sector dat zich aansluit. Dat kan misschien voor hen ook een opportuniteit zijn om hun markt een beetje te vergroten en de risico’s een beetje te spreiden.
Naast al die overlegmomenten is het misschien ook wel nuttig om dit op Europees niveau te gaan bekijken. Er is immers altijd wel ergens in Europa een regio waar er een probleem is. Mochten we kunnen gaan naar een systeem op Europees niveau, met Europese middelen voor de Europese landbouwer, dan zou dat misschien wel eens de oplossing kunnen zijn, in plaats van een beetje te moeten blijven aanmodderen, zoals we vandaag doen. Dan hebben we immers een zeer grote markt, gesteund met Europese middelen.
De voorzitter
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Francesco Vanderjeugd (Open Vld)
Voorzitter, ik treed de vragen van de collega’s uiteraard bij, maar voor ik mijn betoog houd, wil ik erop wijzen dat we de oorzaak niet uit het oog mogen verliezen. Ons klimaat wijzigt heel sterk, en dat heeft gevolgen voor de landbouw. We moeten in dit huis, in andere commissies misschien, zeker de nodige aandacht blijven hebben voor de klimaatwijziging, en ook inspanningen doen die het klimaat ten goede komen, zodat we niet telkens moeten interveniëren wanneer het klimaat gevolgen heeft voor onze landbouw.
In de vorige legislatuur was het debat ook al gaande. Toenmalig collega Callens en huidig collega Peeters hebben toen een voorstel van resolutie over die noodweerverzekering ingediend, maar toen was er nog niet zo veel animo bij zowel landbouwers als verzekeraars om daaromtrent iets te doen. Ik merk dat vandaag de animo er wel is bij de landbouwers, maar, zoals u zelf aangeeft, bij de Vlaamse verzekeringssector niet. Ik geloof dat het niet een of-ofverhaal is, maar een en-enverhaal. Het Landbouwrampenfonds is heel belangrijk, maar dat kan worden aangevuld met private verzekeringen. Qua rampen zijn er in 2016 6300 aanvragen geweest, voornamelijk met betrekking tot waterschade. Tot op vandaag is 20 procent in behandeling en zijn een 100-tal dossiers afgewerkt, waarvan 36 een toekenning hebben gekregen. Dat is voor 660.000 euro aan uitkeringen. Per bedrijf is dat toch een gemiddelde uitbetaling van 18.000 à 20.000 euro. Dat is natuurlijk niet niks voor een gemiddeld landbouwbedrijf dat daarop rekent. Het systeem van het Landbouwrampenfonds werkt dus, maar dit is ook niet oneindig. Het lijkt me dus ook belangrijk om dat hand in hand met de verzekeringssector, misschien met name de Nederlandse verzekeringssector, te bekijken en daar aandacht voor te blijven hebben.
Minister, het doet me goed om van u te horen dat u gesprekken met Assuralia, met de verzekeringssector hebt gehouden, en dat u dat zeker niet opgeeft. Het is belangrijk dat de landbouwsector zelf daar ook het nut van blijft inzien. Ook sensibilisering bij landbouworganisaties zal nog altijd heel belangrijk zijn. Als het gaat over die subsidieregeling, dan hebt u het over de Europese middelen waarin u voorziet als tegemoetkoming bij polissen in het kader van PDPO II (Programmeringsdocument voor Plattelandsontwikkeling), als ik het goed begrijp.
Het is ook misschien niet oninteressant om in deze commissie, in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) na 2020, een hoorzitting te houden, misschien in het volgende werkjaar, over de risicobeheersing en de evaluatie daarvan. Het zou zeker niet slecht zijn om dat in deze legislatuur te doen, met het oog op 2020 en in het licht van de hervorming van het GLB.
Concreter over de droogte nu, ik heb me laten vertellen dat er in 1976 de mogelijkheid was voor land- en tuinbouwers om kosteloos droogtekredieten af te sluiten met een betalingstermijn van vijf jaar en zonder interest. De bank voorzag in dat krediet voor landbouwers die in liquiditeitsproblemen geraakten, en de interest werd gedragen door de overheid. Het is misschien een mogelijkheid, als volgende week inderdaad blijkt dat de aanhoudende droogte als ramp kan worden erkend, met alle elementen ook van het KMI, om landbouwers die echt liquiditeitsproblemen hebben, te kunnen voorzien van droogtekredieten. Misschien zult u daar niet meteen op kunnen antwoorden.
De droogte is toch wel een zeer specifiek en prangend probleem. Sommige landbouwers gaan de grondwaterwinning gebruiken om hun akkers te irrigeren. Als ze hun akkers kunnen irrigeren, zullen ze waarschijnlijk niet zo veel schade lijden, en dus, als dat als ramp wordt erkend, geen tegemoetkoming van het Landbouwrampenfonds kunnen krijgen. Misschien is het nuttig om eens te bekijken of er specifiek voor 2017 in gesprek met de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) iets kan worden gedaan aan die hoge kosten van die grondwaterwinning.
De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Voorzitter, wees gerust, ik zal iets korter zijn dan collega Vanderjeugd. Ik ben ook geen wetenschapper, zoals collega Vanderjeugd, dus ik weet absoluut niet met zekerheid of de huidige droogte te maken heeft met de klimaatopwarming. Ik denk dat er in de vorige honderden jaren ook uitzonderlijke periodes van droogte zijn geweest. (Opmerkingen van Herman De Croo)
Maar ook nog vroeger, mijnheer De Croo. Dat weet u misschien nog, ik misschien iets minder. Toen was er eigenlijk nog geen sprake van klimaatopwarming. Nu gaan stellen dat alles te maken heeft met de klimaatopwarming, bekt natuurlijk goed. Dat is een beetje in. Iedereen gebruikt te pas en te onpas de klimaatopwarming.
Wat de weersverzekering betreft, collega Engelbosch: ik ben niet zo thuis in dit dossier, maar ik kan me goed voorstellen dat dat niet zo evident is, noch voor de verzekeraars, noch voor de verzekerden, omdat je natuurlijk met een kostprijs zit en verzekeringsmaatschappijen geen producten op de markt gaan brengen waar ze niet aan kunnen verdienen. Het is natuurlijk de hoogte van het risico die een grote rol speelt. Een weersverzekering op Europees niveau lijkt mij ook niet evident, omdat we natuurlijk met verschillende types van landbouw en verschillende types van weer te maken hebben. Dat lijkt mij ook heel moeilijk. Maar het is wel de moeite waard om te proberen.
Ik wil me aansluiten bij de vraag van collega De Meyer. De huidige situatie, en dan vooral in mijn provincie West-Vlaanderen, is bijzonder erg. We hebben het hier over een landbouwramp. Ik sta volledig achter de erkenning als landbouwramp en ik hoop dat het zover komt, maar natuurlijk zitten we met de problemen die er nu zijn en moeten we proberen om daar toch nog iets aan te doen, los van het erkennen van de landbouwramp. In uitzonderlijke situaties moeten we ook durven uitzonderlijke maatregelen te treffen, vandaar dat ik gisteren al een persbericht heb verspreid, maar dat is natuurlijk niet opgepikt. Er zijn plaatsen in West-Vlaanderen, in het IJzerbekken en dergelijke, waar geen water meer mag worden opgepompt, maar er zijn wel nog plaatsen in West-Vlaanderen, bijvoorbeeld het kanaal Roeselare-Ooigem, waar voorlopig wel water mag worden opgepompt. Waarom kunnen we bijvoorbeeld niet de civiele bescherming, de brandweer en eventueel zelfs – al lijkt mij dat in de huidige omstandigheden niet zo wenselijk – het leger inschakelen, om elders in Vlaanderen en West-Vlaanderen water op te pompen en het te brengen naar waar het water het meest nodig is? Ik denk toch dat zeker in West-Vlaanderen die mogelijkheid onderzocht moet worden.
Ik heb daar nu niets van gehoord, maar gisteren lanceerde Aquafin ook het voorstel om gebruik te maken van gezuiverd afvalwater. Er werd gezegd dat het zelfs mogelijk was om tijdelijke lozingspunten te installeren op bepaalde plaatsen, waardoor landbouwers gebruik zouden kunnen maken van het gezuiverde afvalwater om hun akkers te besproeien.
Een laatste punt is iets voor in de verre toekomst en misschien ook in een andere commissie. U weet dat er een onderzoek loopt – het hele systeem staat wel nog in zijn kinderschoenen – rond de ontzilting van het zeewater. Dat is een heel duur proces, lijkt mij. Maar als we wat verder in de toekomst kijken, moeten we alle opties openhouden. Ik weet dat bijvoorbeeld in het Midden-Oosten die techniek al heel veel wordt toegepast. Ik geef dat maar gewoon mee, want dat is ongetwijfeld een debatje voor in een andere commissie.
De voorzitter
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Els Robeyns (sp·a)
Collega Sintobin, het spijt mij, maar ik moet toch collega Vanderjeugd bijtreden. We kunnen toch niet meer ontkennen dat het tempo waarop we met allerlei extreme klimaatomstandigheden geconfronteerd worden, de laatste tijd enorm toeneemt? We hebben de extreme wateroverlast, we hebben storm, we hebben nachtvorst, en nu hebben we extreme droogte. Er is dus toch wel effectief een probleem met het klimaat. Laten we beginnen met dat toe te geven en daar ook aan te werken.
Minister, uiteraard steun ik de vragen wat de erkenning als landbouwramp betreft. Ik heb begrepen dat we daar volgende week, alleszins wat de analyse van het KMI betreft, uitsluitsel over zullen krijgen.
Uiteraard zijn we allemaal voorstander van die brede weersverzekering. De fruittelers hebben een vorm van weersverzekering, maar dan een hagelverzekering. Dat is natuurlijk geen brede verzekering, maar specifiek voor hagel. Ik heb gisteren nog met een fruitteler gesproken, en die zegt dat een moderne fruitteler niet meer zonder een hagelverzekering kan. Of je moet natuurlijk heel grote hagelnetten gaan installeren, maar dan moeten die ook wel al je percelen kunnen afdekken. Misschien kan dat een basis vormen om uit te breiden tot een brede weersverzekering. Dat is maar een idee dat mij te binnen valt. Ik weet niet of het zo evident is.
Tot slot is er de captatie van het water. Uiteraard is er veel solidariteit bij de landbouwers, maar op een zeker moment is het kritische niveau van de waterlopen ook bereikt. Dan kan dat jammer genoeg ook geen oplossing meer bieden. En misschien, collega Sintobin, zal op lange termijn dan de Noordzee de oplossing zijn.
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Collega De Meyer, u vroeg of we de waterbuffering en de beregening niet beter bekend kunnen maken, maar we doen dat volop. Het toeval wil dat al maanden gepland is dat er vanavond een informatievergadering plaatsvindt over beregening en waterbevoorrading op landbouwbedrijven. Je ziet dat onze diensten daar volop op inzetten. Dat zijn van die infovergaderingen die zij organiseren. Natuurlijk wordt de inhoud vanavond nog een beetje meer aangepast aan de specifieke situatie nu, met de droogte. Wij hopen dat er veel volk aanwezig zal zijn. Er is ook een praktijkgids opgemaakt. Die is ter beschikking van de landbouwers. Hoe meer we dat bekend kunnen maken, hoe beter dat is.
Wat de verzekering betreft: we zijn vaak in gesprek met onze collega’s over de taalgrens. Ik heb niet gezegd dat het hun schuld was, het is vooral de sector zelf die niet geïnteresseerd is. Ik kan hen ook niet dwingen, het is een private sector. Ik kan een sector niet dwingen om een product op de markt te brengen. We kunnen daarover in overleg gaan, we kunnen dat vragen, maar als zij zeggen dat het niet rendabel is en ze willen het niet doen, dan stopt het natuurlijk.
Collega Vanderjeugd, ik denk dat u een beetje fout bent met wat u daarnet zei. U vertelde over het feit dat het lang duurt voor landbouwers vergoed worden, maar dat heeft helemaal niets te maken met het landbouwrampenfonds. Het is het algemene rampenfonds, dat onder de bevoegdheid van de minister-president valt, minister Bourgeois. Dat gaat over een algemene ramp en de uitbetaling daar. Een landbouwramp gaat enkel over schade aan landbouw. Dan valt het onder een landbouwramp.
Kunnen we binnen de EU algemeen naar zo’n weersverzekering vragen? Dat is zeker iets dat wij meenemen in de algemene bespreking voor de herziening van het GLB, want het gaat hier over preventie en risicobeheer. Dat zijn ook de thema’s die daar behandeld worden.
Subsidies voor verzekeringspremies worden inderdaad gecofinancierd vanuit Vlaanderen en Europa. Dat past binnen het Programmeringdocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO). De andere maatregelen die we kunnen nemen – u haalde het voorbeeld van de kredieten aan – zijn zaken die we nog moeten bekijken op het moment dat we weten wat de schade en de situatie zijn. Toen de marktsituatie slecht was, hebben we trouwens ook zoiets aangeboden als een overbruggingskrediet. Dat zijn zaken die wij altijd willen bekijken, maar ik denk dat het nu nog te vroeg is om daarop vooruit te lopen. We moeten eerst een goed zicht hebben op de situatie.
Collega Sintobin, u zegt dat ik het niet over Aquafin gehad heb, maar ik heb het daar eigenlijk wel over gehad. Ik heb gezegd dat wij heel veel inzetten op onderzoek en ontwikkeling voor alternatieven. Aquafin is er daar een van. Dat biedt ook aan om nu met een aantal proefprojecten te starten. Men is daar trouwens al volop mee bezig. Dat is allemaal opgestart op het moment dat we ons aan het voorbereiden waren op veranderende klimatologische omstandigheden. Het is niet zo dat wij nu pas in gang schieten. Dat zijn allemaal zaken die al volop worden uitgetest. Wij bouwen die expertise ook volop op.
Kunnen wij ergens bijspringen in bijkomende kosten? Ook dat is iets dat we later moeten bekijken. Ik vind dat een heel dubbele vraag, collega Vanderjeugd. Aan de ene kant geven wij het signaal dat we voldoende bewust met onze watervoorraad moeten omgaan, ook onze grondwaterlagen, die zeer schaars zijn. Daarom hebben wij inderdaad gezegd dat we op plaatsen waar grondwater wordt opgepompt, waar schaarste is, de heffing hoger gaan leggen dan op plaatsen waar die schaarste er niet is – dat is gisteren trouwens goedgekeurd in de commissie Leefmilieu – juist om onze watervoorraad in de toekomst te verzekeren. Als we nu het signaal geven ‘het gaat moeilijk, we gaan die heffingen naar beneden halen, je moet minder betalen, en pomp maar naar hartenlust op’, dan steken we onszelf én de landbouwsector als eerste sector in de problemen. Ik vind dat dus een heel dubbele vraag, waar ik niet zomaar eenduidig op kan antwoorden, omdat ik heel veel schrik heb dat als we dat doen, we weer het signaal geven dat water bij ons iets is dat je oneindig overal maar kunt oppompen en dat we niet in de problemen komen.
Ik herinner mij nog zeer goed, toen ik in 2010 een oproep heb gedaan voor het zuinig en bewust omgaan met onze grondwaterlagen, dat daar wat smalend over gedaan werd door de industrie: ‘Waar komt de minister nu mee af?’ Vooral in West-Vlaanderen zei de voedselindustrie: ‘Wat zegt de minister nu, dat we voorzichtig moeten omgaan met die grondwaterlagen?’ Nu zien we waarom die oproep toen ook gelanceerd is, omdat het ook wel nodig is, omdat inderdaad alles erop wijst dat wij daar op een verstandige manier mee moeten omgaan. En wat is de oplossing? Sommige sectoren hebben die grondwaterlagen nodig, maar andere kunnen inzetten op alternatieven. En daar moeten wij een antwoord op bieden, met het onderzoek en de ontwikkeling die we doen, samen met al onze expertise die er is op het terrein. Ik denk dan aan de samenwerking, die ik daarnet heb genoemd, met een aantal universiteiten die daar ook volop op inzetten.
Waarom besliste de gouverneur van West-Vlaanderen dat er geen water meer mocht worden opgepompt uit de waterlopen om te beregenen? Dat heeft er alles mee te maken dat dit cruciaal is voor de bevoorrading van het drinkwater. In West-Vlaanderen wordt het drinkwater bevoorraad uit die oppervlaktewateren en waterlopen. Indien daar massaal water uit zou worden gepompt, zou de bevoorrading van het drinkwater in de problemen komen. Die maatregel moest dus worden genomen. Op andere plaatsen is dat niet zo. Het heen en weer rijden met brandweerwagens lijkt mij ook een heel drastische maatregel, die niet zo evident is. Daarmee kom je op een andere plaats ook weer in de problemen.
Nogmaals, we zijn bereid om over alles te praten en om al onze beschikbare expertise ter beschikking te stellen. Onze diensten doen dat trouwens al. Er is ook Waterinfo.be, dat ter beschikking wordt gesteld door de Vlaamse MilieuMaatschappij (VMM). En er is Aquafin, dat die diensten al heeft aangeboden. Wij blijven de situatie op de voet volgen. Specifiek voor de landbouw zullen wij volgende week al meer zicht hebben op de uitzonderlijke situatie en de verdere aanpak van het Landbouwrampenfonds.
De voorzitter
De heer De Meyer heeft het woord.
Jos De Meyer (CD&V)
Ik herhaal, minister, dat we op korte termijn uitkijken naar uw communicatie zodra u meer informatie hebt gekregen van het KMI. Collega’s, op langere termijn is het voor iedereen duidelijk dat er een structurele oplossing moet komen. Vandaag moeten we niets uitsluiten. Het lijkt mij evident dat we ons in deze commissie over verschillende mogelijkheden verder zullen informeren, zodat we met meer kennis van zaken suggesties en aanbevelingen kunnen formuleren ten aanzien van de minister en de regering.
De voorzitter
De heer Engelbosch heeft het woord.
Jelle Engelbosch (N-VA)
Minister, dank u voor de antwoorden. Iedereen erkent hier dat die brede weersverzekering niet evident zal zijn. Maar het is niet omdat iets niet evident is, dat het onmogelijk is. Ik roep dus op om daarop te blijven inzetten.
Wij kunnen ons inderdaad, mijnheer De Meyer, daarover informeren. Maar over de mogelijkheden en de knelpunten zijn we ons al vanaf 2010 of 2011 aan het informeren. Het wordt tijd om dit door te drukken.
Minister, dat het de schuld van de Walen is, dat heb ik bij wijze van boutade gezegd. Dat begrijpt u wel, natuurlijk.
Voor de rest kunnen wij enkel hopen dat ook deze ramp als landbouwramp kan erkend worden en dat het zeer snel gaat regenen.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.