Zo is er nood aan lesvormen gebaseerd op ervaringsleren, en aan lerende netwerken om docenten te begeleiden en uitwisseling te stimuleren. Bovendien moet samenwerking tussen de verschillende actoren gestimuleerd worden om versnipperde kennis, expertise, budgetten en initiatieven te bundelen. Ten slotte is een bredere bewustmaking van de maatschappij noodzakelijk over wat agro-ecologie precies inhoudt en wat de troeven van dit landbouwmodel zijn.
Agro-ecologie is een landbouwmodel dat streeft naar een meer duurzame toekomst voor zowel de gangbare als de biologische landbouw. De agro-ecologische landbouwer bekijkt het landbouwbedrijf als een geheel dat samenhangt met de omgeving, de bodem, de buurt. Hij/zij is een meer autonome en onafhankelijke landbouwer, die bij elke stap in de bedrijfsvoering de impact op het gehele landbouwecosysteem in rekening brengt. Dit zowel op lokale, regionale als mondiale schaal. Zo staat het beperken van externe inputs en het sluiten van kringlopen centraal in dit model, en wordt bodemvruchtbaarheid en -weerbaarheid, een (vol)waardig inkomen en robuuste agro-ecosystemen nagestreefd. Een landbouwmodel binnen de grenzen van de planeet dus. Het maken van dit soort afwegingen, vraagt een specifieke set aan competenties en kennis.
Elkaar vinden: nood aan lerende netwerken
Het onderzoek toont dat verschillende mensen interesse hebben voor agro-ecologie. Ze hebben hierover al een beetje of heel wat kennis, of willen zich hiervoor engageren, maar ze vinden elkaar niet gemakkelijk. Dat vertaalde zich in een uitgesproken vraag naar netwerken, bijvoorbeeld tussen leerkrachten en docenten om kennis, ervaringen, lesmaterialen en vaardigheden uit te wisselen. Of gemengde netwerken met agro-ecologische landbouwers en het onderwijsveld om als inspirerend voorbeeld te kunnen dienen, of netwerken tussen landbouwers onderling om elkaar te inspireren en kennis en ervaringen uit te wisselen. Maar netwerken vormen en onderhouden zich niet vanzelf: om een slaagkans te hebben vragen netwerken ondersteuning, vooral bij opstart, maar ook bij de verdere uitbouw en onderhoud.
Al doende leren: nood aan ervaringsgerichte lesvormen
Een agro-ecologische landbouwer moet uit het juiste hout gesneden zijn. ILVO identificeerde zes kerncompetenties voor een ‘agro-ecologische’ landbouwer, nl. systeemgericht denken en werken, engagement, kritische reflectie, observatie en creativiteit, autonomie en sociale openheid. De verwerving van deze competenties zouden dus vervat moeten zitten in de opleiding van landbouwers.
Leerlingen en studenten die hierover bevraagd werden, vonden dat hieraan onvoldoende aandacht besteed werd tijdens hun opleiding. Om de kerncompetenties meer aan bod te laten komen, kunnen actievere lesvormen aangegrepen worden. Een dergelijke aanpak is gestoeld op ervaringsleren, student-gericht, en focust op samenwerkend leren, zelfsturend leren, enz. Een actiegerichte aanpak laat beter toe om componenten en interacties te benadrukken. Leerlingen en studenten vertrekken vanuit praktijkobservatie, bijvoorbeeld via stages en projecten. Deze ervaringen worden gebruikt om het verdere leertraject uit te stippelen: is er nood aan meer onderliggende theoretische kennis of kunnen de ervaringen reeds inzichten leveren in andere situaties?
De realisatie in praktijk vraagt meer tijd en middelen voor o.a. aangepaste infrastructuur, stages en/of projectwerk, een betere afstemming tussen theorie en praktijklessen, en leerkrachten en docenten met voldoende praktijkervaring.
Onbekend is onbemind: nood aan bewustmaking
De maatschappij is zich nog onvoldoende bewust van de rol en uitdagingen van landbouw en voedselproductie in het algemeen, en van de waarde van agro-ecologie en haar principes in het bijzonder. Daarom is het aangewezen om landbouw- en voedingseducatie in het algemene onderwijs, vanaf basisschool tot en met de universiteit, op te nemen in het curriculum.
Ook de verschillende overheden kunnen ademruimte creëren voor de ontwikkeling van agro-ecologie. Dat kan door een meer adviserende rol op te nemen, eerder dan controlerend. Essentieel zijn ook ruimte voor experiment en contextspecificiteit bij de opmaak van regelgeving. Tussen administraties kan beter afgestemd worden, bv. inzake regelgeving en gezamenlijk inzetten van middelen voor educatie, en er kan aandacht gegeven worden aan agro-ecologie in de aankoopstrategie. Ten slotte zou een meer open houding voor agro-ecologie vanuit de praktijk en de belangenorganisaties een positief effect kunnen hebben op de verspreiding ervan.
Het volledige plaatje: nood aan samenwerking tussen verschillende actoren
In agro-ecologie worden landbouwactiviteiten beschouwd als een deel van een geheel, maar dat wil ook zeggen dat er kennis nodig is over elk van de onderdelen in dat geheel: de landbouwactiviteit zelf, de bodem, het milieu, de buurt. En die kennis is verspreid binnen de verschillende domeinen van de maatschappij. Daarom is er nood aan een efficiënte samenwerking tussen verschillende administraties, zoals omgeving, landbouw en onderwijs. Op die manier kan regelgeving worden afgestemd, maar kunnen ook middelen gebundeld worden en kan agro-ecologie sneller worden ingebouwd in educatie voor land- en tuinbouwers.
De toekomst: aan de slag
Al tijdens het onderzoek richtte het Departement Landbouw en Visserij, met ondersteuning van het Departement Omgeving, het netwerk ‘bio en agro-ecologie in onderwijs’ op. Met de geformuleerde aanbevelingen gaat het Departement Omgeving nu, samen met een groot aantal partners, aan de slag om knelpunten weg te werken, opportuniteiten op te sporen en agro-ecologie een plaats te geven in de vorming en educatie van huidige en toekomstige landbouwers.