Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 12 jul 2017 19:27 

Uitleg over het Biorapport


Vraag om uitleg over het Biorapport 2016
van Sofie Joosen aan minister Joke Schauvliege

De voorzitter

Mevrouw Joosen heeft het woord.

Sofie Joosen (N-VA)

Voorzitter, recent heeft het Departement Landbouw en Visserij het Biorapport 2016 gepubliceerd. De vorige jaren is het rapport steeds in het voorjaar gepubliceerd, maar dit jaar is dat pas begin juli gebeurd.

Het is alleszins een goed rapport. De groei in de Vlaamse biosector heeft zich vorig jaar fors doorgezet, zowel voor de biologische productie als voor de biologische consumptie. Het areaal is met ongeveer 30 procent toegenomen, van 5343 tot 6960 hectare. Dat is natuurlijk goed nieuws, al blijven we nog steeds rond ongeveer 1 procent van het totale Vlaamse landbouwareaal schommelen. Heel wat hectaren zitten momenteel nog in omschakeling en zijn dus nog niet verrekend. Hopelijk zullen we ze in het volgend rapport terugvinden. Het aantal biologische landbouwbedrijven is met 16 procent gestegen en komt in 2016 uit op 430 bedrijven. De Belgische bioconsumptie is met 12 procent gestegen tot 586 miljoen euro, waarvan 44 procent op de rekening van de Vlaamse consumenten komt. Dat is toch een stijging in Vlaanderen met 20 miljoen euro. Het aantal opleidingen zit eveneens in de lift. De keten rond de biologische landbouw groeit. In Vlaanderen gaat het om 10 procent meer verwerkers, verdelers, importeurs en verkopers.

Ik kan nog even doorgaan met het citeren van stijgende cijfers in het rapport, maar ik zal dat niet doen. De conclusie is immers duidelijk. Dit is een goed rapport. Dit geldt trouwens niet enkel voor Vlaanderen. De biologische landbouw doet het ook goed bij onze vrienden in Wallonië en eigenlijk in heel Europa. Dit bewijst dat de biologische landbouw nog veel potentieel heeft. We moeten dat potentieel in Vlaanderen zo maximaal mogelijk benutten.

Minister, hiervoor reken ik natuurlijk ook op u. Ik herhaal graag wat ik vorig jaar, naar aanleiding van het Biorapport 2015, in deze commissie heb gesteld. Het momentum is er voor de biologische landbouw, en misschien moeten we onze Vlaamse ambities met betrekking tot de biologische landbouw scherper stellen.

Welke conclusies trekt u uit het Biorapport 2016? Vindt u hierin inspiratie voor de opmaak van een nieuw Strategisch Plan Biologische Landbouw? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de opmaak van het nieuw Strategisch Plan Biologische Landbouw? Het antwoord op een recente schriftelijke vraag heeft me een indicatie gegeven. Het zou voor begin 2018 zijn.

Het Biorapport 2016 staat, net als elk jaar, ook stil bij de bedrijven die hun biologische landbouwactiviteiten stopzetten. Dat zijn er gelukkig veel minder dan er starters zijn. Het blijft echter jammer dat 53 procent van alle biologische landbouwbedrijven die tussen 2010 en 2016 zijn gestopt dat binnen de eerste vijf jaar hebben gedaan. Het gaat om 88 biologische landbouwbedrijven. Is volgens u concreet beleid mogelijk om dit vroege stoppen te counteren?

Verder boert 60 procent van de biologische landbouwers op gronden met een fosfaatverzadigingsgraad van klasse III of IV. Bij de start van het Mestactieplan (MAP) V kon elke landbouwer een bodemanalyse laten uitvoeren om te weten of zijn bedrijf in klasse I, II, III of IV zit. De bioproducenten van vlees kunnen hun biomest enkel aan biotelers kwijt of door zelf gewassen te telen. Het probleem is dat stalmest te veel fosfor bevat in vergelijking met de stikstof die erin aanwezig is. Biologische groentetelers en akkerbouwers kunnen geen stalmest meer opbrengen indien hun bedrijf in fosfaatklasse III of hoger zit. BioForum Vlaanderen heeft gesteld dat de hoeveelheid fosfor in de opgebrachte stalmest niet voor 100 procent zou meetellen. Aangezien de voetafdruk van de biologische landbouw in het totaalplaatje lager is dan in de gangbare landbouw, zou dit slechts voor de helft meetellen. Op die manier zou het mogelijk zijn stalmest te blijven gebruiken en kunnen producenten van dierlijke biologische landbouw hun stalmest opnieuw kwijt. Binnen de meerderheid is afgesproken een oplossing voor dit probleem te zoeken.

Het potentieel van de biologische varkenshouderij in de Vlaamse landbouw is hieraan gerelateerd. U hebt tijdens eerdere commissiebesprekingen verklaard dat er bij de varkensboeren veel interesse is voor de omschakeling naar biologische landbouw, maar dat de afzet van de varkensmest een probleem vormt. Is dit door BioForum Vlaanderen aangekaarte gegeven een terechte vrees gebleken? Is er een oplossing gezocht en is die oplossing ook gevonden?

Minister, tot slot zou ik, uit nieuwsgierigheid, willen weten om welke reden het Biorapport 2016 pas nu en niet, zoals in het verleden, in het voorjaar is verschenen.

De voorzitter

Minister Schauvliege heeft het woord.

Minister Joke Schauvliege

Mevrouw Joosen, we zijn allemaal blij dat het een goed rapport is. Ik kan dat enkel bijtreden. Ik dank u om dit hier nog eens onder de aandacht te brengen. Ik heb het hier al een paar keer verklaard, maar we weten allemaal dat de interesse van de consumenten in biologische producten groeit. Voor de sector zelf is dat natuurlijk positief.

Ik zal niet alle cijfers herhalen, maar ik wil toch nog opmerken dat het aantal biologische landbouwers de voorbije twee of drie jaar zeer sterk is gestegen. Dit geldt zowel voor het areaal als voor het marktaandeel van de biologische landbouw.

De inspanningen die we leveren vanuit de overheid en de verschillende partners lonen dus. Het nieuwe strategische plan moet eind dit jaar klaar zijn en dus begin 2018 afgerond zijn.

Ik kom tot uw tweede vraag over het stoppen. Dat zien wij ook. In het rapport staat men er ook bij stil. Sinds 2010 stopt jaarlijks gemiddeld 3,8 procent van de biolandbouwers met hun bioactiviteit. Een deel van de gestopte biolandbouwers stapt terug over naar de gangbare landbouw, waardoor het reële aandeel ‘biostoppers’ op 2,6 procent uitkomt. In de totale landbouwsector stoppen jaarlijks 3,5 procent landbouwers, dus eigenlijk doet de biologische landbouw het beter als je het op die manier bekijkt.

Wat we wel zien, is een groter aandeel snelle stoppers. Blijkbaar zijn de eerste vijf jaar vanaf de omschakeling cruciaal voor het langdurig werken via de biologische gecertificeerde teeltwijze. Dit is dan ook een van de redenen waarom we sinds een aantal jaren inzetten op biobedrijfsadvies, waarbij biolandbouwers of kandidaat-biolandbouwers een beroep kunnen doen op gesubsidieerd advies door erkende biobedrijfsadviseurs. Op die manier hopen we hen voldoende informatie en ondersteuning te bieden om de omschakeling goed door te komen.

Daarnaast zijn 11 procent van deze snelle stoppers geen professionele landbouwers, maar bijvoorbeeld zorgcentra, scholen of zelfs onderzoeksinstellingen die tijdelijk experimenteerden met bio. 22 procent van de stoppers is nog economisch actief maar legt zich toe op andere economische activiteiten zoals verkoop of een of andere vorm van verbreding.

De fosfaatproblematiek is me uiteraard bekend en is hier en in de commissie Leefmilieu al aan bod gekomen. Om als lidstaat te kunnen afwijken van het vijfde Mestactieplan (MAP5) moet steeds een afwijkingsvraag worden voorgelegd aan de bevoegde diensten van de Europese Commissie. Ik heb dat gedaan en gevraagd of bedrijven die binnen een gesloten kringloop stalmest gebruiken voor de stikstoflevering aan hun gewassen, maar de helft van het fosfaat in die stalmest in rekening zouden mogen brengen op gronden in de lagere fosfaatklasse 3 of 4. Momenteel is dat alleen maar toegestaan voor gronden in de lagere fosfaatklasse 1 of 2.

Intussen is er tweemaal overleg gepleegd met de diensten van de Commissie en heeft men uitgebreide informatie en onderbouwing gevraagd alvorens een uitspraak te doen. Alle beschikbare informatie werd aangeleverd, maar we hebben tot nu toe geen eenduidig schriftelijk antwoord van de Commissie ontvangen. We verwachten dat men de midtermevaluatie van het Vlaamse oppervlakte- en grondwater in het najaar van 2017 afwacht vooraleer een uitspraak te doen. Intussen startte de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) een overheidsopdracht ‘optimaliseren van bemestingsstrategieën vanuit de principes van de biologische landbouw’. Deze studie onderzoekt de potentiële oplossingsstrategieën voor de problematiek van nutriënten en organische stof in de biologische landbouw. De studie wordt tegen eind 2017 gegund en loopt voor een maximale periode van vier jaar.

U vroeg ook naar de reden van de iets latere publicatie van het rapport. We wilden het samen met de volledige sector lanceren. Aangezien het voorjaar een drukke periode was, heeft men vanuit de sector gevraagd om dat begin juli te doen. Dat is de reden waarom het rapport wat later is gelanceerd. Dat heeft dus geen andere materiële reden.

De voorzitter

Mevrouw Joosen heeft het woord.

Sofie Joosen (N-VA)

Minister, dank u wel voor het uitgebreide antwoord. Ik denk dat we het erover eens zijn dat we op het vlak van de biosector op de goede weg zijn, maar ik herhaal toch nog eens graag dat dit een momentum is om nog meer groeikansen te grijpen en nog betere cijfers te kunnen presenteren. Er liggen nog steeds groeikansen. Dat kunnen we momenteel in de huidige crisissfeer binnen de landbouw niet van elke landbouwsector zeggen.

Dat kan met doordachte maatregelen. Ik verwijs daarvoor graag naar de gefaseerde omschakeling voor melkveehouders. U hebt de Europese regels bekeken. U bent naar onze buurregio's gaan kijken. Ik denk dat die gefaseerde omschakeling een goede maatregel is en een mooi voorbeeld van een doordachte maatregel die een groot effect kan sorteren. Ik hoop dan ook dat in het nieuwe strategische plan bio dat in opmaak is, de nodige aandacht zal worden besteed aan dergelijke barrièreverlagende maatregelen en we dus goed gaan kijken naar de best practices en naar onze buurregio's om goede voorbeelden van daar te gebruiken.

Ik kijk alleszins uit naar het nieuwe strategische plan bio. Ik hoop dat we met dat nieuwe plan nog een versnelling hoger kunnen schakelen.

De voorzitter

De heer Caron heeft het woord.

Bart Caron (Groen)

Ik kan alleen de winsten en de bekommernissen van collega Joosen onderschrijven, alsook de goede resultaten die tot nu toe zijn geboekt, al is het stapsgewijs. Maar het is toch een goede vooruitgang en het zijn betere cijfers dan die van de gangbare landbouw. Dat is hoopgevend.

Minister, ik waardeer uw inspanningen om bij de Europese administratie en de diensten die uitzonderingsregeling voor fosfaatklasse 4 in de biolandbouw voor elkaar te krijgen. Collega Joosen, weet u nog, ik heb in het kader van het MAP V een amendement ingediend. Toen heeft de minister beloofd om dat aan te pakken. Minister, dat doet u dus. Mijn waardering daarvoor. Het is natuurlijk waar, als men het fosfaatniveau overstijgt, is dat niet goed, maar aan de andere kant heeft de biolandbouw veel pluspunten die dat ene negatievere punt compenseren. Dat is de argumentatie waar we moeten op doorgaan. Ik denk dat iedereen, mocht het mogelijk zijn om alternatieven te organiseren of op een andere manier tewerk te gaan, dat ook zou doen, maar het moet ook realistisch en technisch mogelijk zijn. Dat is blijkbaar niet zo het geval.

Ik hoop dat daar een doorbraak komt. Ik kijk met evenveel belangstelling als de collega's uit naar dat strategische plan om de biosector nog een duw vooruit te geven. Soms moeten we ook eens durven te zeggen dat het in Wallonië beter is dan in Vlaanderen. Dit is zo’n voorbeeld.

Jos De Meyer (CD&V)

Minister, de voorstelling van het Biorapport had plaats in een voor mij naburige gemeente, bij vrienden die ik reeds jaren ken. Daarom ben ik graag op hun uitnodiging ingegaan om daar aanwezig te zijn.

Ik heb daar een aantal zaken bijgeleerd. Dat is onder andere dat bio niet alleen een zaak is van kleine bedrijven maar ook van grote bedrijven. Het ging hier over een bedrijf in overschakeling met 90 melkkoeien en 60 stuks jong vee. Dit gaat gepaard met ernstige investeringen, met een begrijpelijke maar redelijk lange overgangsperiode, met veel noodzakelijke stielkennis. Goede wil alleen is zeker niet voldoende, men moet een heel grote stielkennis hebben. Er zijn ook economische risico's.

Ik heb daar ook geleerd dat de afzet van bioproducten, niettegenstaande de grote vraag bij de consument, niet altijd even evident is. Maar wat voor mij vooral frappant was, is het volgende. Men krijgt voor een product op het bedrijf een meerprijs. Dat is vrij logisch. Maar als je dan kijkt naar wat het verschil is in de winkel of in de groothandel voor de eindproducten, dan is dat toch wel een veelvoud. De vraag is waar deze winst vooral naartoe gaat.

De collega heeft er terecht op gewezen: ruim 50 procent stopt gedurende de eerste vijf jaar tijdens de overschakeling. Volledig verrast ben ik daar niet door, als je merkt wat een complex gegeven deze overschakeling is, maar 50 procent is toch wel veel. Ik sluit me dus graag aan bij het pleidooi voor de nodige opvolging en begeleiding.

De voorzitter

Minister Schauvliege heeft het woord.

Minister Joke Schauvliege

Ik sluit me aan bij wat hier door de verschillende collega's is gezegd. Ook bij biolandbouw is het van belang, net zoals bij de meer traditionele landbouw, om alle schakels in de keten mee te hebben. Het is ook de bedoeling van ons nieuw strategisch plan bio om dat nog beter te bekijken. De biologische landbouw biedt nog meer mogelijkheden om rechtstreeks te vermarkten. Dat zie je meer en meer. Daardoor zal de prijs die in de handel vaak hoog is, terechtkomen bij wie er recht op heeft. Al die zaken bekijken we verder in dat plan. Ik kan alleen maar blij zijn met de resultaten die we hebben.

Mijnheer Caron, ik heb een kanttekening wanneer u verwijst naar Wallonië. Het loopt daar inderdaad iets beter, maar een van de grote knelpunten bij biologische landbouw is de ruimte, de plaats. Die heeft men natuurlijk meer in Wallonië dan bij ons. Dat vormt vaak een knelpunt om die overschakeling te doen. We weten dat het een van de pijnpunten is.

De voorzitter

De vraag om uitleg is afgehandeld.



  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer