Op vraag van de minister heeft het KMI de hoeveelheden neerslag tijdens de periode 1 april tot 30 juni 2017 onderzocht, nadat eerder dezelfde oefening voor een beperktere periode was gedaan.
De conclusie van het KMI, op basis van een terugkeerperiode van twintig jaar, luidt dat het in 150 Vlaamse gemeenten inderdaad om een uitzonderlijke situatie ging. Onderstaande tabel bevat de provincies, het aantal gemeenten waar uitzonderlijk geringe neerslag is vastgesteld, en het percentage van gemeenten per provincie.
Provincie
|
Aantal gemeenten
|
% gemeenten in provincie
|
West-Vlaanderen
|
58
|
90
|
Oost-Vlaanderen
|
44
|
68
|
Vlaams-Brabant
|
26
|
40
|
Limburg
|
13
|
19
|
Antwerpen
|
9
|
12
|
Landbouwers moeten de schade op hun percelen melden aan de gemeente waarin het perceel ligt en de voorlopige schade en de oorzaak ervan laten vaststellen door de gemeentelijke commissies tot vaststelling van schade aan teelten. Dat kan gebeuren in alle gemeenten, de Vlaamse regering zal nadien vaststellen voor welke gemeenten de schade wordt erkend.
Aan de gemeenten wordt gevraagd om op basis van deze voorlopige vaststellingen een raming van de totale schade en het aantal schadegevallen door te geven aan het Departement Landbouw en Visserij.
De erkenning van een landbouwramp is pas mogelijk wanneer de totale schade hoger ligt dan 1,24 miljoen euro en wanneer de gemiddelde schade per dossier meer dan 5.580 euro bedraagt.
Bij de oogst moet de definitieve schade vastgesteld worden door de gemeentelijke commissies tot vaststelling van schade aan teelten. Die commissies zullen een beroep kunnen doen op de aanwezigheid van een expert van het Departement Landbouw en Visserij.