“De verleiding om bij de tweede bespuiting een bus of halve bus van het middel dat over is van de eerste bespuiting weer te gebruiken is aanwezig, maar ik zou dat toch afraden”, zegt Hanse. Hij weet dat op veel verpakkingen staat dat het middel twee keer toepasbaar is. Toch raadt de IRS-specialist een directe herhaling van het gebruik af. Datzelfde geldt voor een alternatief middel met actieve stoffen uit dezelfde groep als een eerder gebruikt middel. “Ook dan is het beter een alternatief middel te gebruiken.” De beste aanpak bestaat er uit door middelen met verschillende groepen actieve stoffen af te wisselen.
Timing belangrijk
Niet alleen het afwisselen van middelen is belangrijk, ook de uitvoering van de bespuiting bij de eerste aantasting is van belang. Te vroeg is niet goed, te laat evenmin. Door eerder te spuiten dan de eerste aantasting, wordt de kans op resistentievorming vergroot. Hetzelfde gevaar kleeft aan te laat spuiten, omdat de aantasting dan al substantieel is. Hanse adviseert bij het optreden van de eerste vlekjes in actie te komen en bij de eerste SMS-waarschuwing de percelen te controleren. In nauwere rotaties is er volgens de teeltspecialist meer risico.
Volgens de IRS-deskundige moet ook in Nederland met de aanwezigheid van resistente en verminderd gevoelige isolaten van cercospora rekening worden gehouden. “En op termijn eveneens met verminderd gevoelige isolaten van de andere bladschimmels.”
Afwisselen een must
Afhankelijk van de regio, de grondslag, het bouwplan van de teler en het perceel waar de bieten staan, zijn er meer of minder bespuitingen nodig. “Op sommige locaties kan worden volstaan met één bespuiting, maar op zandgronden in Brabant en Limburg moet er soms vier keer worden gespoten.” Het gemiddelde over alle bietenpercelen in Nederland schommelt tussen 1,5 en 2,1 bespuiting per jaar.
Bij het afwisselen van middelen is er een fiks aantal eisen waar de teler van suikerbieten rekening mee moet houden. Zo mogen sinds 2014 middelen met strobilurinen maximaal 50% van het aantal bespuitingen tegen cercospora uitmaken. “De andere bespuitingen tegen cercospora moeten worden uitgevoerd met middelen zonder strobilurinen.”
Diagnose is mogelijk
Wanneer het effect van de bespuiting met fungiciden onder gunstige omstandigeden toch teleurstellende resultaten oplevert, kan er sprake zijn van resistentie tegen deze middelen óf er is te laat gespoten. Dat laatste blijkt bij nader inzien vaak wel de belangrijkste oorzaak. Is de aanleiding niet of minder verklaarbaar, dan adviseert Hanse om in het geval van verdenking van resistentie een bladmonster naar IRS Diagnostiek te sturen voor nader onderzoek. De bietenteeltspecialist wijst erop dat herhaling van de bespuiting met dezelfde middelen dan geen zin heeft.
Meer informatie over bespuitingen tegen bladschimmels is te vinden op de website van IRS (www.irs.nl/bladschimmel)