De voorzitter
De heer De Bruyn heeft het woord.
Piet De Bruyn (N-VA)
Minister, als er een element is dat de groene jongens, de jagers en de handhavers op een zelfde manier ergert – dat is een ongelofelijk understatement –, dan is het uiteraard stroperij. Ik ben nog niemand tegengekomen die daar ook maar enig begrip voor heeft, en het zou mij ook bijzonder storen mocht dat wel zo zijn. We kunnen discussiëren over de manier waarop jacht bijdraagt aan de instandhoudingsdoelstellingen, de biodiversiteit enzovoort, maar er is geen enkele interpretatieruimte voor het verwerpelijk karakter van stroperij.
In dat opzicht was het verontrustend dat uit een aantal artikels in De Standaard bleek dat wat wordt gerapporteerd door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) helaas het topje van de ijsberg is. Er blijkt op een veel grotere schaal dan uit die officiële cijfers blijkt, te worden gestroopt in Vlaanderen.
Helaas is dat niet meer de kleinschalige manier van nonkel Jef die het veld opgaat en met een gestrikt haasje terugkomt. Het gebeurt – ook niet goed te keuren – ondertussen op haast industriële en zeer georganiseerde wijze, niet zelden met inzet van middelen die de reguliere jacht absoluut, en terecht, niet mag inzetten. In dat opzicht is het soms vechten tegen de bierkaai.
Minister, hoe ernstig schat u, op basis van wat uw diensten rapporteren en op wat vanuit de Hubertus Vereniging Vlaanderen (HVV) en natuurbescherming tot op uw kabinet komt, de druk van de stroperij in Vlaanderen in?
Voortbouwend op vragen die we vorig jaar hebben gesteld over een heel specifieke vorm van stroperij, werd aangekondigd dat er overleg zou zijn met buurlanden om te bekijken hoe zij dit aanpakken. Een van de gevolgen van het feit dat men met steeds modernere middelen stroopt, is dat men ook heel flexibel is. Vandaag zitten ze in het noorden van Frankrijk, morgen ergens in de Westhoek en overmorgen in Zeeland. Het kan allemaal. Is die samenwerking ondertussen geconcretiseerd? Wat leren we daaruit?
Minister, hebt u cijfers over hoe vaak er wordt gerapporteerd en hoe vaak samen wordt opgetreden? Ik weet dat er zelfs met het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) ooit acties zijn opgezet. Ik hoor daar graag meer over.
Aangezien we stropen 2.0 hebben, hebben we ook behoefte aan handhaving 2.0. Zijn de handhavers op het terrein voldoende geschoold en hebben ze voldoende middelen ter beschikking om de taken die hun worden toevertrouwd naar behoren te kunnen vervullen?
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Collega De Bruyn, bedankt voor uw vraag. Deze problematiek heeft inderdaad steeds meer impact en het wordt steeds moeilijker om er tegen op te treden omdat men moderne apparatuur begint te gebruiken voor de stroperij.
Het ANB maakt een inschatting van het fenomeen stroperij in zijn jaarlijks handhavingsrapport. Stroperij wordt hierin als volgt omschreven: jagen zonder jachtverlof, jagen op andermans grond, jagen in gesloten tijd en jagen met verboden tuigen. Bij visserij is dat vissen zonder visverlof, vissen in gesloten tijd en vissen met verboden tuigen. Bij de beschermde soorten is dat het vangen en/of doden van beschermde diersoorten.
Het ANB heeft in de periode 2015-2017 129 meldingen van mogelijke stroperij ontvangen, maar juist de wildstroperij valt het moeilijkst op heterdaad vast te stellen. De moderne wildstropers maken gebruik van diverse hulpmiddelen: ze kunnen snel communiceren en zich snel verplaatsen, maken gebruik van nachtkijkers en geluiddempers, waardoor hun activiteiten onder de radar kunnen blijven, waardoor een snelle interventie heel moeilijk is. Het is moeilijk om hen op heterdaad te betrappen.
Het ANB heeft in 2016 180 processen-verbaal voor stroperij opgesteld, waarvan 139 voor stroperij op basis van de visserijwetgeving, 29 voor stroperij op basis van het Soortenbesluit en 12 voor stroperij op basis van de jachtwetgeving. Dit betekent dat naast het behandelen van alle meldingen ook een actieve handhaving gebeurt op de stroperij.
Het ANB werkt op ad-hocbasis samen met Waalse inspectiediensten en met de Nederlandse politie. Onlangs nog werd langs de Belgisch-Nederlandse grens een grootscheepse controleactie gehouden in samenwerking met Nederlandse politiediensten, waarbij voertuigen werden gecontroleerd op stropersbuit, evenwel zonder positief resultaat.
In het kader van het project programmatisch handhaven heeft de Natuurinspectie een uitgebreide risico-inschatting gemaakt van de potentiële natuurschade, die schendingen van natuurregels kunnen veroorzaken.
Er moeten, met het oog op de efficiënte inzet van de natuurinspecteurs en inspectieteams, prioriteiten worden bepaald op basis van een risicogedrag. Dat gebeurt trouwens ook zo bij andere inspectiediensten. Uit die oefening is gebleken dat de hoogste handhavingsprioriteiten zich situeren bij de aanpak van het beschadigen of vernielen van habitats en leefgebieden van beschermde soorten omdat dergelijke delicten uiteindelijk de grootste impact hebben op populaties van wild of beschermde diersoorten. Voor de jachtregelgeving heeft enkel de situatie van jagen, bestrijden van wild met verboden middelen, vooral de niet-selectieve vangstmiddelen zoals klemmen, stroppen en dergelijke, een enorme impact op natuur in Vlaanderen. De focus van Natuurinspectie bij stroperij ligt daar dus ook. Binnen dat beleidskader en op basis van meldingen van bijzondere veldwachters en jagers organiseert het ANB controleacties. Vaak wordt, gelet op de potentieel gevaarlijke situaties, daarbij ook de medewerking van de politiediensten gevraagd.
De natuurinspecteurs van het ANB volgen elk jaar op zeer regelmatige basis opleidingen bij de politiescholen, waarbij onder meer wordt getraind op het benaderen van verdachte voertuigen en verdachte personen op een veilige en verantwoorde wijze. De jachtsector wordt gestimuleerd om ook zelf initiatieven te nemen voor een sterkere handhaving. Jachtrechthouders bijvoorbeeld kunnen op grond van het Veldwetboek bijzondere veldwachters laten aanstellen voor de bewaking van hun jachtterreinen. Daarnaast kunnen wildbeheereenheden subsidies ontvangen voor projecten voor de realisatie van een duurzaam wildbeheer of een verbeterde veiligheid van de jacht, ten belope van 9000 euro over zes jaar. Dus ook op dat vlak proberen wij de sector aan autocontrole te laten doen.
De voorzitter
De heer De Bruyn heeft het woord.
Piet De Bruyn (N-VA)
Ik dank de minister voor de niet al te fraaie schets, maar in elk geval het duidelijke overzicht van het aantal inbreuken dat werd vastgesteld. Daaruit heb ik begrepen dat de minister beseft dat het het topje van de ijsberg is en niet alle vormen van stroperij behelst. Ik kan alleen maar hopen dat men met de nodige creativiteit blijft nadenken over vormen van samenwerking tussen alle mogelijke handhavers. De minister heeft niet verwezen naar het voorbeeld waar ik even naar heb verwezen en waarbij ook met het FAVV bij een poelier en een wildhandelaar wordt nagegaan of die op een datum dat het nog niet kan, toch al wild heeft liggen, dat dus wel gestroopt moet zijn omdat het buiten de gereguleerde jacht geoogst moet zijn, zoals dat dan heet. Ik hoop dat dergelijke initiatieven ontradend blijven werken.
De bevoegdheid ligt helaas niet bij de minister, maar ik hoop dat we ook kunnen overgaan tot veroordelingen wanneer het tot vaststellingen komt en tot het inleiden van dossiers, die helaas nog te vaak geseponeerd worden. Minister, vandaar mijn vraag om in de contacten die u hebt, ook met federale collega's, te wijzen op het belang van dat sluitstuk van handhaving. Als er wel wordt vastgesteld en wel dossiers worden ingeleid, maar als die te licht worden geseponeerd, dan weet men natuurlijk heel snel dat dat tot een soort gedrag leidt dat gekoppeld is aan een feitelijke straffeloosheid.
Ik vrees dat we dit onderwerp ook zullen moeten blijven bevragen en blijven bediscussiëren. Het is mijn vast voornemen om dat te blijven doen.
De voorzitter
De heer Sanctorum heeft het woord.
Hermes Sanctorum-Vandevoorde (Onafhankelijke)
Minister, dank voor uw antwoord. Er zijn een aantal interessante elementen die, althans voor mij, nieuw waren, namelijk dat de meerderheid van die inbreuken en van die processen-verbaal inzake stroperij blijkbaar gaat over visvangst. Een kleine minderheid, ik geloof twaalf, ging over inbreuken tegen de jachtwetgeving. Dat is dus zeer beperkt. Ik kan me ook moeilijk voorstellen dat dat een waarheidsgetrouwe weergave is van hoe het zich in de praktijk voordoet: dat er massaal illegaal wordt gevist en aan de andere kant niet wordt gestroopt in bossen. Ik denk dat er nog altijd wel een hiaat bestaat als het gaat over onze kennis. Dat is mijn eerste inschatting daarbij.
Ik vond het ietwat teleurstellend dat de focus bij Natuurinspectie als het gaat over stroperij wel heel sterk wordt gelegd op het werken van de impact op populatieniveau. Vanuit natuuroogpunt is dat misschien logisch. Nu, ik zit hier in het parlement ook met een grote bekommernis inzake dierenwelzijn. Ik denk dat het individuele dier ook wel iets mag betekenen. Maar het moet ook gaan over veiligheid.
Bij de voorbeelden die collega De Bruyn stelde, over nachtkijkers en gedempte geweren en dergelijke, kan ik me voorstellen dat er ook wel een en ander kan mislopen als er mensen in de buurt wandelen. Er kunnen drama's gebeuren met dergelijke situaties. Ik denk dat we heel streng moeten optreden als het gaat over die stroperij. Ik ben een tegenstander van de jacht, jullie weten dat, maar stroperij is nog een gradatie erger. Ik denk dat we dat met zijn allen verwerpen.
Het is me niet duidelijk wat er precies gebeurt met die processen-verbaal inzake stroperij. Collega De Bruyn zei dat ze vaak worden geseponeerd. Dat is ook wat ik verneem. Is het effectief zo dat het grootste deel van die processen-verbaal wordt geseponeerd? Wat gebeurt er precies mee?
Er is al wat onderzoek gevoerd binnen Natuurinspectie over welke manier van handhaving de focus moet krijgen. Is het niet tijd voor een echt plan van aanpak inzake stroperij waarbij we het bredere plaatje eens grondig aanpakken? Ik denk dat de mensen van Natuurinspectie daar niet rouwig om zullen zijn. Ik weet dat zij de grote frustratie hebben dat ze weinig vat hebben op al die stroperij die gebeurt.
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Ik heb geen overzicht van wat er gebeurt met de processen-verbaal. Ik zal het eens navragen. Ik weet niet of we kunnen zien wat ermee gebeurt. Het kan inderdaad interessante informatie opleveren. We hebben op geregelde tijdstippen overleg met het parket, de rechtbank en dergelijke meer om te zorgen dat er iets gebeurt met de processen-verbaal die wij opstellen. Er is een soort handhavingsoverleg. Ik ben zeker bereid om dat daar nog eens mee te nemen. Ik zal kijken of ik een overzicht kan krijgen van wat er met die pv’s is gebeurd.
Het feit dat het er veel waren voor de visserij en minder voor de jacht, lijkt me logisch. Er zijn twee redenen voor. We hebben op aangeven van het parlement twee jaar geleden, ik dacht op vraag van collega Vandaele of collega De Bruyn, vastgesteld dat er een enorme toename was van zeer actieve stroperij bij vissen. Er trokken bendes rond die hele vijvers leegroofden. Ik heb toen in het handhavingsplan van het ANB de focus gelegd op het zeer actief gaan betrappen van bendes op het visserijstropen. Ik denk ook wel dat er een groter probleem is met het vissen dan bij de jacht. Zoals ik daarnet zei, is er bij de jacht heel veel autocontrole. Jagers onder elkaar stellen het vast wanneer er een vreemde rondloopt of als er iets is gebeurd. Ik denk dat het probleem daar minder groot is, maar ik zeg dat op basis van signalen die ik krijg. We stellen elk jaar een prioriteit waarop we ons focussen. Ik ben uiteraard bereid om dat blijvend mee te nemen binnen ANB en om rond die stroperij zo veel mogelijk te gaan sensibiliseren en daar te blijven op inzetten.
Soms strijden we met ongelijke wapens. Ik kan dat alleen maar vaststellen. Dat geldt niet alleen voor de inspectiediensten bij het ANB, er zijn ook andere inspectiediensten die dat ervaren. Je loopt altijd een beetje achterop omdat men nieuwe technieken gebruikt, en die veranderen steeds. Men moet zich blijven bijscholen en zorgen dat men mee is met de nieuwste streken die men uithaalt. Ik vind het terecht dat hier de focus op wordt gelegd. Ik zal dat zeker bij onze diensten meenemen om er blijvend voldoende aandacht en opleiding aan te besteden.
De voorzitter
De heer De Bruyn heeft het woord.
Piet De Bruyn (N-VA)
Minister, dank om te kijken of u meer cijfers kunt krijgen over de seponering. We zien dan wel of dat komt. Dit is eerder voor de regeling van de werkzaamheden, maar we moeten misschien eens nadenken of we expertise en inzichten die op het terrein aanwezig zijn, hier eens gebundeld en netjes geordend voor ons aan bod kunnen laten komen. Maar ik zal dat later ter sprake brengen.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.