DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW,
Gelet op verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad, het laatst gewijzigd bij gedelegeerde verordening (EU) nr. 2017/1155 van de Commissie van 15 februari 2017;
Gelet op gedelegeerde verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die verordening, het laatst gewijzigd bij gedelegeerde verordening (EU) nr. 2017/1155 van de Commissie van 15 februari 2017;
Gelet op het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 4, 1° ;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2014 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, artikel 38, § 2, zevende lid, 1°, 2°, 3°, 5° en 7°, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 januari 2018;
Gelet op het ministerieel besluit van 13 juli 2015 houdende uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2014 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, wat betreft de specifieke regels voor vergroening binnen de rechtstreekse betalingen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 december 2017;
Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 27 december 2017 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973,
Besluit :
Artikel 1. Artikel 8 van het ministerieel besluit van 13 juli 2015 houdende uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2014 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, wat betreft de specifieke regels voor vergroening binnen de rechtstreekse betalingen wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 8. Ter uitvoering van artikel 38, § 2, zevende lid, 1°, van het besluit van 24 oktober 2014 kunnen de landschapselementen die beschermd zijn onder de randvoorwaarden, als ecologisch aandachtsgebied worden beschouwd als ze voldoen aan de voorwaarden om subsidiabel te zijn, vermeld in hoofdstuk 3, afdeling 1, onderafdeling 3, van het besluit van 24 oktober 2014.
De landbouwer heeft de landschapselementen ter beschikking van 1 januari tot en met 31 december.".
Art. 2. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt:
"Ter uitvoering van artikel 38, § 2, zevende lid, 2°, van het besluit van 24 oktober 2014 hebben bufferstroken en akkerranden een minimumbreedte van één meter.";
2° in het tweede lid worden tussen het woord `Bufferstroken' en het woord `moeten' de woorden `en akkerranden' ingevoegd en wordt de zin "In afwijking van het productieverbod mogen die bufferstroken worden begraasd of gemaaid op voorwaarde dat de bufferstroken altijd kunnen worden onderscheiden van de aangrenzende landbouwgrond." vervangen door de zin "Als de bufferstroken of akkerranden kunnen worden onderscheiden van de aangrenzende teelt, mogen ze worden begraasd of gemaaid.";
3° in het derde lid worden tussen de woorden "de bufferstrook" en het woord "ligt" en tussen de woorden "de bufferstrook" en het woord "direct" de woorden "of de akkerrand" ingevoegd.
Art. 3. Aan artikel 10, derde lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd:
"Een subsidiabele strook langs een bosrand waarop landbouwproductie plaatsvindt, is minimum één meter breed.".
Art. 4. In artikel 12, derde lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° tussen het woord "moeten" en het woord "de" worden de woorden "voor de arealen met vanggewassen of groenbedekkers die zijn aangelegd door de inzaai van een mengsel van gewassoorten" ingevoegd;
2° de woorden "uiterste inzaaidata en" worden opgeheven;
3° punt 1° tot en met 3° worden vervangen door wat volgt:
"1° in de landbouwstreek de Polders en Duinen: van 20 augustus tot en met 15 oktober;
2° in de landbouwstreek de Leemstreek: van 1 oktober tot en met 30 november;
3° in de andere landbouwstreken dan de landbouwstreken, vermeld in punt 1° en 2° : van 1 november tot en met 31 januari van het volgende jaar.".
Art. 5. In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zinsnede "II van gedelegeerde verordening (EU) nr. 639/2014" wordt vervangen door de zinsnede "X van verordening (EU) nr. 1307/2013";
2° punt 2° wordt opgeheven.
Art. 6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2018.
Brussel, 8 februari 2018.
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw,
J. SCHAUVLIEGE