Stofdrift, landbouwers kennen het fenomeen. Milieu-activisten ook. Stofdrift is één van de oorzaken van bijensterfte. Door wrijving in de landbouwmachines komen er kleine partikels van de zaadcoating vrij. Onder meer om die reden heeft Europa onlangs het gebruik van neonicotinoïden in het veld verboden.
Professor Bart Nicolaï: “Behandeld zaaigoed is een enorme vooruitgang ten opzichte van sproeien, maar daar hebben bijen natuurlijk weinig aan. Dat weten zaadproducenten ook. Daarom zijn ze bijzonder geïnteresseerd in ons onderzoek. Op het Departement Biosystemen werken we aan technieken om de gevaren van stofdrift te analyseren en te verminderen.”
Minder spuiten
“Dat neonicotinoïden in het veld voortaan verboden zijn is een logische beslissing”, zegt onderzoeker Wouter Devarrewaere. “Maar aan behandeld zaaigoed maakt de maatregel geen einde. De landbouwsector zal op zoek gaan naar alternatieven. Vraag is of die minder giftig zijn. Het probleem van stofdrift is in ieder geval niet opgelost. Daarom hebben we een computermodel ontwikkeld. Het voorspelt de concentraties van stof, zowel in de lucht als in de berm waar het neerdwarrelt. Eerder maakten we al gelijkaardige modellen voor de nevel die vrijkomt wanneer een landbouwer zijn gewassen besproeit. Het voordeel van behandeld zaaigoed is dat de boer zijn gewassen achteraf minder moet bespuiten. Pesticiden van behandeld zaad werken zeer lokaal en in veel lagere dosissen. Nog een voordeel is dat behandeld zaad makkelijker is om te zaaien, zeker met precisiezaaimachines. Neem bijvoorbeeld suikerbieten. Suikerbieten hebben bijzonder kleine en onregelmatige zaadjes. Terwijl ze één voor één moeten geplant worden. Met een dikke coating eromheen worden het handzame bolletjes. Ruwe zaden met korstjes krijgen dan weer een gladmakende laag. Maar het nadeel is stofdrift.”
Bruine wolken
“De wrijving van zaden in een landbouwmachine is groot en de kleefstof op de zaden werkt niet perfect”, gaat Devarrewaere verder. “Zo kunnen er stukjes coating afbreken. Het gaat nauwelijks om een paar gram per hectare, maar voor bijen en hommels kan een paar nanogram dodelijk zijn. Bovendien hebben we het gehalte aan actieve ingrediënten in stofdrift gemeten. De concentratie van werkzame stoffen is soms bijzonder hoog.”
De onderzoeker haast zich om niemand nodeloos ongerust te maken. “De bruine wolken die je achter een tractor ziet hangen zijn geen stofdrift”, zegt hij. “Het is grond die opwaait. Onschadelijk. Stofdrift zie je nauwelijks. Zelfs niet in de Verenigde Staten waar landbouwers vaak talkpoeder onder hun zaaigoed vermengen. Ze doen dat om kleven tegen te gaan. Hun stofdrift is daardoor feller gekleurd. Maar stel je er geen wolken of taferelen à la een Color Run bij voor! De hoeveelheden stof zijn er veel te klein voor.”
Flinterdunne schilfers
Wouter Devarrewaere heeft het microscopische stof nauwkeurig geclassificeerd op grootte, vorm, porositeit en dichtheid. “CT-scans lieten zien dat stof van tarwe uit draadjes bestaat van een paar honderd micrometer groot. Stofdeeltjes van rogge zijn dan weer flinterdunne schilfers. Het scheelt in de verspreiding van het stof. Stofdrift van bietenzaad is anders dan stofdrift van maïs, tarwe of erwt. Ons computermodel houdt daar rekening mee, net als met de wind op de akker en de gebruikte zaaimachine. Het zijn allemaal parameters die bepalen hoe het stof zich gedraagt en hoe hoog de concentratie van stofdeeltjes is.”
Het stofdriftmodel van de KU Leuven is het eerste in zijn soort. Innovatiemanager Pieter Verboven reageert opgetogen. “Met dit model kunnen we aanpassingen en richtlijnen om stofdrift te verminderen uittesten. Het is de bedoeling om in samenwerking met alle actoren in de sector, landbouwers, machinefabrikanten en zaadproducenten een oplossing te vinden die goed is voor zaad én omgeving.”