De voorzitter
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Karl Vanlouwe (N-VA)
Voorzitter, ik heb een vraag om uitleg over de meerjarenbegroting van de EU. Ongeveer drie weken geleden heeft de Europese Commissie, bij monde van voorzitter Juncker en de bevoegde Europese commissaris Oettinger, het zogenaamde Multiannual Financial Framework 2021-2027 voorgesteld. Deze langetermijnbegroting wordt nu voer voor debat en moet door zowel de lidstaten als de Europese Raad en het Europees Parlement worden goedgekeurd. De voorgestelde begroting omvat een bedrag van 1279 miljard euro, oftewel 1,1 procent van het bruto Europees inkomen.
Het voorstel van de Europese Commissie wordt echter niet overal op applaus onthaald. Dat is duidelijk gebleken uit de reacties die er van allerlei kanten zijn gekomen. Onder meer in het Europees Parlement is hierover reeds uitvoerig gedebatteerd. Vooral het feit dat de Europese Commissie een budgetverhoging bepleit, terwijl er door de brexit een zeer belangrijke lidstaat minder zal zijn, stuit op enorm verzet. De regeringsleiders van onder meer Nederland, Oostenrijk en Denemarken waren wel bijzonder snel om een grotere Europese begroting te veroordelen.
De inhoudelijke heroriëntatie van de Europese Commissie ziet er op het eerste gezicht uit als een stap in de goede richting, maar is mogelijk toch wel onvoldoende. Er ligt een grotere focus op migratie en veiligheid. Frontex wordt zeer aanzienlijk uitgebreid. Er ligt ook een grotere focus op onderwijs en innovatie. Dit zijn belangrijke domeinen en dit valt zeker toe te juichen, maar op het vlak van de douane lijkt de Europese Commissie over het hoofd te hebben gezien dat er door de brexit net grote uitdagingen zijn. Wat het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid betreft, ziet het ernaar uit dat de besparing met 5 procent er helaas niet voor zal zorgen dat de transfers in de richting van Oost- en Zuid-Europa zullen afnemen. Ook in onze landbouwsector is er enige bezorgdheid.
Op het vlak van de financiering van de begroting zijn er enkele belangrijke uitdagingen. Welke lidstaten zullen meer moeten bijdragen? Over hoeveel meer zal het dan gaan? Zal dit al dan niet proportioneel worden verdeeld?
Minister-president, ik heb een aantal zeer concrete vragen over de voorgestelde meerjarenbegroting. Wat is uw standpunt over het voorstel van de voorzitter van de Europese Commissie Juncker en Europees commissaris Oettinger? Zijn er bepaalde voorstellen die volgens uw evaluatie meer in het voorstel van Vlaanderen zullen spelen en zijn er voorstellen die mogelijk een negatieve impact op onze economie en onze welvaart in Vlaanderen zullen hebben?
Op welke manier zal de Vlaamse Regering haar standpunt interfederaal en op het Europese niveau kenbaar maken? In welke landen en over welke onderwerpen ziet u mogelijks een bondgenootschap om gezamenlijk te proberen te wegen op het debat over deze begroting?
De voorzitter
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Minister-president Geert Bourgeois
Mijnheer Vanlouwe, u weet dat wij een EU-visie hebben ontwikkeld met daarin onze klemtonen voor de toekomst van de EU. We trekken die krijtlijnen door wanneer we het hebben over de beoordeling van het budget van de EU. Voor ons geldt immers de regel: budget volgt visie, strategie. Wij gaan voor een unie die tastbare resultaten boekt, waarbij elke euro die de EU investeert, meerwaarde genereert.
Ik ben ervan overtuigd dat Europese investeringen een win-winsituatie kunnen betekenen voor de EU en Vlaanderen, als de juiste keuzes worden gemaakt. Ik denk hierbij dan onder meer aan ruimere financiering voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie gedreven door het excellentiebeginsel; een beter geconnecteerde energie-, digitale en transportunie; investeringen met additionele EU-meerwaarde via het EU Invest Fund, de opvolger van het European Fund for Strategic Investments, het voormalig plan-Juncker; het inzetten op de digitale omslag; het versterken van de link met het Europees semester; een sterkere internationale rol voor de EU, niet het minst in onze nabuurlanden en in het bijzonder in Noord-Afrika en in het Midden-Oosten; meer Europese samenwerking op het vlak van defensie, veilige en efficiënt beheerde buitengrenzen; een hervormd gemeenschappelijk landbouwbeleid dat rekening houdt met verschillen in lonen, koopkracht en exploitatiekosten van de landbouwers; financiering van het klimaat-en milieubeleid via het LIFE-programma en via het mainstreamen van klimaatdoelstellingen in het meerjarig financieel kader (MFK) als geheel; het aanzwengelen van internationale mobiliteit van onze studenten en jongeren via Erasmus+; het investeren in menselijk kapitaal via het Europees Sociaal Fonds; de Interreg-samenwerking via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling; het aanvullend ondersteunen vanuit de EU-begroting van cultuur, media en creatieve sectoren via het programma Creatief Europa.
Momenteel zitten we in een fase van de onderhandelingen waarbij we de voorstellen nog in detail moeten bekijken. Ook zijn nog niet alle puzzelstukken gekend. Pas tegen midden juni zullen alle verordeningen beschikbaar zijn. We willen dat dan allemaal nog in detail bekijken en onderzoeken. Zoals u weet, zit ‘the devil’ vaak in ‘the detail’.
De vergelijkingsbasis moet dezelfde zijn: het is niet de bedoeling appels met peren te vergelijken. Nu werkt de commissie met een begroting voor 27 lidstaten, dat mag men niet vergelijken met een budget voor 28 lidstaten. We zien ook dat de commissie nu soms met constante prijzen en dan weer met lopende prijzen werkt. Ik zal daar straks een concreet voorbeeld over geven wanneer het gaat over het nieuwe Horizon 2020-programma en de begrotingspost onderzoek en ontwikkeling.
Mijn eerste inschatting van het pakket is dat de commissie niet over één nacht ijs is gegaan en vertrokken is van een strategische visie. We zien een ommekeer en we onderschrijven op grote lijnen de voorgestelde beleidsklemtonen voor het nieuwe MFK. We onderschrijven ook de principiële link die de commissie legt tussen het correct financieel beheer van Europese fondsen en het respect voor de rechtsstaat. We betreuren wel dat op het eerste gezicht de voorstellen eerder ‘brexitblind’ zijn. Van de douanerechten die worden geïnd, zouden de lidstaten in plaats van 20 procent nog maar 10 procent mogen afhouden, net op het moment dat we worden geconfronteerd met zware bijkomende uitgaven voor de douane, als gevolg van de brexit. In plaats van een vermindering pleiten wij integendeel dat de rechten worden behouden en dat er een bijzonder fonds wordt opgericht binnen het Europees meerjarenfinancieelkader om die landen die het meest worden getroffen door de brexit, te ondersteunen.
Daarnaast stellen wij ons ook de vraag of de EU met dit voorstel wel voldoende zal kunnen inzetten op de realisatie van een digitale, energie- en transportunie. Samen met de Vlaamse universiteiten vragen we ons ook af of het voorgestelde budget voor excellent onderzoek, ontwikkeling en innovatie in het kader van Horizon Europe – een absolute prioriteit voor Vlaanderen en de Europese Unie – wel ambitieus genoeg is. Ik vind dat de EU de ambitie moet hebben om gelijke tred te houden met de VS, China en landen als Israël en Zuid-Korea. Wij moeten inzake onderzoek en ontwikkeling tot de wereldtop behoren.
Ik geef een concreet voorbeeld dat aantoont dat we de commissievoorstellen goed in detail moeten bestuderen. Voor de periode 2014-2020 werd een nominaal bedrag van 77,7 miljard euro uitgetrokken voor het programma Horizon 2020, dat O&O-innovatie in de EU bevordert. Van deze Europese onderzoeksfinanciering halen de Vlaamse kennisinstellingen en universiteiten een bijzonder mooi aandeel binnen van 2 à 2,5 procent, aangezien de toebedeling van de middelen gebeurt op basis van excellentie.
Wanneer we het geschat aandeel van de middelen die naar het VK vloeien, aftrekken van het budget van de EU28 voor Horizon 2020, dan komt het beschikbare budget volgens de commissie neer op 68,7 miljard euro. Het budget van het nieuwe programma bedraagt in het voorstel van de commissie 102,6 miljard euro. Het nominaal budget van Horizon Europe stijgt aldus met 49 procent ten opzichte van het budget van Horizon 2020 min het aandeel van het VK. Dat is een goede zaak en de commissie houdt daarbij woord. Maar bij een eerste lezing hebben we een aantal duidelijke kanttekeningen.
Zo werd op een gegeven moment in de aanloop naar de voorstellen een verdubbeling van de middelen in het vooruitzicht gesteld. Daarnaast wordt er 3,5 miljard uit het budget van Horizon Europe gebruikt in het Invest EU Fund. In de huidige periode 14-20 is dat maar 2,4 miljard euro. Er wordt ook 10 miljard euro geoormerkt voor onderzoek en innovatie op het gebied van voeding, landbouw, plattelandsontwikkeling en bio-economie. In de huidige periode is dat 5 miljard euro.
Gelukkig – en dat is een goede zaak – is in het voorstel van de Commissie geen geografische correctiefactor op het excellentiebeginsel voorzien. Dat is voor ons bijzonder essentieel. Ik heb al gezegd dat wij boven ons gewicht spelen bij het opnemen van die middelen. U weet dat bijvoorbeeld de KU Leuven top is op het vlak van allerlei innovaties en patenten binnenhalen. We hebben uiteraard ook nog andere grote spelers die op dat vlak zeer goed presteren.
We zijn ook positief over de plannen van de Europese Commissie om de staatssteunregeling voor Horizon Europe en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling te aligneren. Dit moet het mogelijk maken om middelen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in te zetten voor financiering van Horizon Europe-projecten via het zogenaamde mechanisme voor excellentie.
Het is voor de Vlaamse Regering in elk geval noodzakelijk om besparingen en efficiëntieoefeningen te doen, zeker na de brexit, en een budgettaire shift te maken naar nieuwe klemtonen. Indien die budgettaire omslag en herprioritering er finaal ook effectief komen, is een beperkte toename van de middelen te rechtvaardigen op basis van de geleverde EU-meerwaarde. Maar in eerste instantie dus budgettaire besparingen, efficiëntieoefeningen en een omslag maken in de richting van een innovatieve, toekomstgerichte Europese Unie. Ik heb dit ook meegedeeld in mijn gesprek met EU-voorzitter Juncker nadat hij zijn toespraak had gehouden in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement.
We zullen met veel aandacht kijken naar de voorstellen van de commissie inzake de financiering van de Europese meerjarenbegroting. Zoals ik al zei, is het voor ons – ik neem aan dat België dit standpunt zal overnemen – niet te verantwoorden om de inning van de douanerechten te halveren.
Met betrekking tot dat punt vroeg u naar het laten doorspelen van onze standpunten op Europees vlak. U weet dat we dat doen binnen België, samen met de andere regeringen, via de FOD Buitenlandse Zaken en ook binnen de Permanente Vertegenwoordiging. U weet dat wij goed geconnecteerd zijn en kort op de bal spelen. Ik kan u meegeven dat ambtenaren van de deelstaten deelnemen aan de vergaderingen van de Raadswerkgroep ad hoc over het MFK (Friends of the Presidency Group) als daar zaken op de agenda staan waarvoor de deelstaten bevoegd zijn.
Voor bondgenootschappen met andere landen is het nog te vroeg. We moeten eerst een zicht krijgen op alle voorstellen. Het spreekt voor zich dat onze bondgenoten te vinden zullen zijn onder de landen die eveneens inzetten op een modernisering van de meerjarenbegroting die inhoudelijk de juiste beleidsklemtonen legt. Ik vind het in elk geval hoopgevend dat ons land zich, mede op vraag van Vlaanderen, voor het eerst expliciet als een nettobetaler positioneert tijdens deze zware en lange onderhandelingen die minstens tot april 2019 zullen duren, maar, gelet op de vele belangen van de onderscheiden lidstaten, allicht niet voor het najaar van 2020 afgrond zullen zijn.
Er ligt nog veel werk op de plank. We zullen eerst zien wat de commissie precies voorstelt en dan aan het werk gaan binnen België, binnen Europa en met bondgenoten waar we die kunnen vinden.
De voorzitter
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Karl Vanlouwe (N-VA)
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. U merkt terecht op dat de Vlaamse Regering met de EU-visie reeds de strategie van Vlaanderen op de Europese Unie heeft vastgelegd. Dat is een bijzonder goede zaak.
We zitten natuurlijk ook met een nieuwe realiteit, met nieuwe uitdagingen en nieuwe problemen. De brexit is ertussen gekomen. Er is ook de hele crisis met betrekking tot asiel en migratie die een impact heeft op onze samenleving, maar zelfs ook op onze welvaart, onze economie en dergelijke meer. Het is goed dat we die EU-visie hebben, maar het is natuurlijk ook van belang om op tijd en stond, zeker wanneer er zich nieuwe realiteiten voordoen, bij te sturen en de nodige opmerkingen te maken.
U hebt het gehad over heel wat zaken die inderdaad goed zijn in de Europese begroting, maar waarbij u eveneens kanttekeningen maakt. Ik denk onder meer aan de bemerking op het vlak van Horizon 2020, Invest EU – en nog iets dat ik had opgeschreven, maar niet meer kan lezen. (Gelach)
U hebt opgemerkt dat we interfederaal kunnen wegen via de FOD Buitenlandse Zaken. We zitten ook rechtstreeks aan tafel via de Algemene Vertegenwoordiging van de Vlaamse Regering binnen de Permanente Vertegenwoordiging. Ik zou u ook willen wijzen op een ander instrument. Artikel 5 van het Verdrag van Lissabon voorziet in het subsidiariteitsconcept, waarbij de vraag wordt gesteld of de Europese Unie moet ingrijpen. Een ander middel dan dit subsidiariteitsverhaal met het trekken van gele en oranje kaarten, is het verhaal van politieke dialoog waarbij partners, lidstaten maar ook deelstaten, hun bemerkingen rechtstreeks aan de Europese Commissie kunnen overmaken. We hebben reeds de EU-visie, die ik ten zeerste onderschrijf, maar we kunnen van de politieke dialoog gebruikmaken om de bedenkingen en kanttekeningen die u hier hebt verwoord, op een officiële manier rechtstreeks over te maken aan de Europese Commissie. Het is trouwens ook een taak die wij als Vlaams Parlement kunnen vervullen en waarbij we binnen onze commissie een standpunt kunnen innemen en rechtstreeks kunnen overmaken aan de Europese Commissie.
Voor het overige hebt u terecht opgemerkt dat we nog maar aan het begin van de onderhandelingen zijn. Het is voor de eerste keer voorgesteld begin mei. Er is al een uitvoerig debat geweest binnen het Europees Parlement. Ik heb genoteerd dat alvast mijn fractie, naast de verschillende kanttekeningen en bemerkingen, tevreden was over het feit dat er meer wordt geïnvesteerd in het beheren van de Europese buitengrenzen in het migratie- en asielbeleid. Dat heeft een impact op onze samenleving, onze welvaart en onze economie. Ik heb genoteerd: 33 miljard euro in plaats van 13 miljard euro. Dat wordt alvast positief onthaald, namelijk de aanpak van het asiel- en migratiebeleid en een versterking van de Europese buitengrenzen. Ik heb ook genoteerd dat in de begroting is opgenomen dat er met 10.000 in plaats van 1200 Frontex-medewerkers Europa eindelijk meer inzet op stevige buitengrenzen. Maar misschien moet Europa ook maatregelen durven nemen zodat deze extra investering ook gepaard gaat met de invoering van pushback van mensen misbruik maken van een bestaande situatie, en ook met het instellen van een maximumlimiet, maar gepaard gaand met meer en betere opvang in de herkomstregio’s.
Minister-president, ik ga het hierbij houden. Ik hoop vooral dat er gebruik wordt gemaakt van het instrument van de politieke dialoog. Dat is ook een verantwoordelijkheid van ons. Dat is volgens mij ook een middel dat de Vlaamse Regering zelf zou kunnen hanteren.
De voorzitter
De heer Kennes heeft het woord.
Ward Kennes (CD&V)
Ik wil enkel zeggen dat in onze fractie een grote bezorgdheid leeft rond de middelen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.