|
09 aug 2018 |
06:55 |
|
Conclusies trekken uit de droogte, 2 jaar op rij!
Burgemeester en landbouwerszoon Bart Dochy vindt dat het tijd is om conclusies te trekken uit de tweede grote droogteperiode op twee jaar tijd.
De Vlaamse land- en tuinbouw kreunt onder de droogte en de hitte. De opbrengst van groenten, aardappelen en groenvoeder zal in elk geval een heel stuk lager liggen dan in een normaal jaar. Niemand twijfelt eraan dat deze weersomstandigheden uitzonderlijk zijn. Wie dacht dat we vorig jaar een droogste zomer hadden in jaren, is er aan voor de moeite. Het droogterecord van 1976 sneuvelt en zelfs de warme zomer van 1947 wordt naar de kroon gestoken.
|
Horeca en kusttoerisme scheren hoge toppen, het is hen gegund! Wie in de maand juli naar het zuiden trok kon daar wat verkoeling vinden. De wereld op zijn kop zeg maar. De relatie tussen deze weersomstandigheden en de druk op het klimaat wordt nog door weinigen in twijfel getrokken. Wordt hetgeen wat we vandaag als uitzonderlijk beschouwen in de toekomst de regel? Dit is een belangrijke vraag waar wij moeten bij stil staan. Niemand twijfelt eraan dat ook het KMI deze droge zomer als uitzonderlijk zal bestempelen. Dit legt de weg open voor een erkenning als landbouwramp. Terecht, want de individuele land- of tuinbouwer zit met een groot probleem. Meer dan vorig jaar of bij andere uitzonderlijke weersomstandigheden horen we vandaag ook de voedingsindustrie aan de alarmbel trekken. De tweede droge zomer op rij zorgt ervoor dat de bevoorrading van diepvriesgroenten en aardappelen voor de verwerking onder druk komt. Gelukkig heeft de verwerkende sector dit zien aankomen en hebben ze hun engagementen ten aanzien van hun klanten zeker in volumes wat kunnen temperen.
Meer dan ooit is het duidelijk dat de weersomstandigheden niet alleen een probleem zijn voor de primaire producent, zeg maar de land- en tuinbouwer. Ook de verwerkende sector is in deze extreme omstandigheden kwetsbaar. Land- en tuinbouwers sluiten contracten af met de verwerkende sector, die op hun beurt de vastgelegde volumes na verwerking doorverkopen, meestal ook met een afzetcontract. Veel landbouwers zijn vandaag bevreesd dat zij boetes zullen opgelegd krijgen omdat ze ingevolge overmacht van de weersomstandigheden hun contract niet zullen kunnen nakomen. Zowel land- en tuinbouwers als verwerkende sector hebben echter belang bij een duurzame toekomstgerichte relatie. Ik mag hopen dat in die open geest een beoordeling zal gemaakt worden van de aangegane engagementen, temeer dat ook reeds vroeg in het seizoen duidelijk was wat er op komst was.
Maar mijn hoop gaat verder. Zou het niet nu het moment zijn om de verhouding primaire en verwerkende sector op punt te stellen? Moet de land- en tuinbouw niet samen met de verwerkende sector een toekomstgericht plan uitwerken? Een plan waarbij deze beide essentiële schakels in de voedingssector elkaar vinden en samenwerken om een leefbare toekomst te verankeren. Het gaat over vele ondernemers, veel tewerkstellingsplaatsen en vooral ook over kwalitatieve producten voor de consument.
Er zijn bovendien 2 bijkomende redenen waarom het moment nu is aangebroken. Een eerste vinden we in het systeem van het (landbouw)rampenfonds. Iedereen in de sector weet hoe belangrijk het rampenfonds is. Maar iedereen beseft ook dat het systeem om jaar na jaar dergelijke rampenvergoedingen uit te betalen onhoudbaar is. De enge benadering van de zogenoemde brede weersverzekering lijkt een doodgeboren kind. Een oplossing zal moeten gevonden worden in een breder kader. Niet in het minst is de relatie met de herziening van het gemeenschappelijke landbouwbeleid essentieel. Maar zeker ook de relatie tussen land- en tuinbouw en verwerkende bedrijven is hier cruciaal.
Een tweede reden is de nood aan investeringen in water. De overheid doet inspanningen om waterbuffering en waterberging te ondersteunen en vaak ook zelf te financieren. Het beschikbaar hebben van water om ten gepaste tijde te besproeien wordt essentieel. Niet allen voor de opbrengst, maar zeker ook voor de kwaliteit van de producten. Een voorbeeld zoals uitgewerkt door ARDO is het perfecte voorbeeld van hoe land- en tuinbouw en verwerkende industrie een meerwaarde betekenen voor elkaar. Gezuiverd proceswater van ARDO wordt daar opgeslagen en beschikbaar gesteld voor de omliggende land- en tuinbouwers. De land- en tuinbouwers hebben zich verenigd in een coöperatie om een buizenstelstel aan te leggen waarmee het water tot aan de velden wordt gebracht. Zowel de provincie als de Vlaamse overheid hebben dit project mee ondersteund. Het verdient navolging.
Het wordt dus een uitdaging om van deze droge periode een momentum te maken. Mijn bericht is een oproep aan alle actoren in het veld om de koppen bij elkaar te steken en nu de juiste keuzes en afspraken te maken voor een duurzame toekomst.
|
|
|
|