|
11 sep 2018 |
12:34 |
|
Dioxinecrisis 1999: Verkest en Waalse tegenhanger moeten 24 miljoen euro betalen aan FAVV
Het federaal voedselagentschap FAVV krijgt 24 miljoen euro schadevergoeding van vetsmelters Jan en Lucien Verkest en Jacques en Jacqueline Thill van Fogra voor de dioxinecrisis van 1999. Dat heeft de Gentse correctionele rechtbank dinsdag beslist.
|
De dioxinecrisis barstte in 1999 los, nadat dioxines in de voedselketen terecht waren gekomen. Uit onderzoek bleek dat de besmetting haar oorsprong vond bij het bedrijf Verkest in Deinze en bij het Waalse Fogra. Het bedrijf Fogra leverde met giftige pcb’s besmette vetstoffen aan Verkest, die ze aan de veevoederbedrijven verdeelde. De Verkests leverden zogezegd gesmolten dierlijk vet aan meng- en veevoederfabrikanten, terwijl het om een mengsel van dierlijk en technisch vet ging.
Eerste uitspraak in 2013
Jan en Lucien Verkest werden later schuldig bevonden aan valsheid in geschrifte, gebruik van valse stukken en bedrog in koopwaar. In 2013 deed de Gentse correctionele rechtbank al uitspraak op burgerlijk gebied. De rechtbank veroordeelde vetsmelter Verkest toen tot het betalen van meer dan een miljoen euro aan schadevergoedingen aan benadeelden van de dioxinecrisis.
Over de schadevergoeding van de andere partijen werd toen echter nog geen uitspraak gedaan. De Belgische Staat wou voorheen 236.291.451,53 euro schadevergoeding en het Vlaamse Gewest 149.241.000 euro, maar in 2013 bleek dat ze daarvoor geen verzoekschrift hadden ingediend.
24 miljoen euro voor FAVV
Bij de behandeling van de zaak in mei verschenen alleen het FAVV en verschillende veevoederbedrijven voor de rechtbank. Het FAVV eiste in totaal 24 miljoen euro van Verkest en Jacques en Jacqueline Thill van Fogra, waarvan 16 miljoen euro operationele kosten. Het gaat onder meer om de personeelskosten van extra aanwervingen die gemaakt werden door de acute dioxinecrisis. Die krijgt het nu dus toegewezen.
“De wereld stond op zijn kop in de sector”
De verschillende veevoederbedrijven eisten samen een bedrag van meer dan 10 miljoen euro. “De wereld stond op zijn kop in de sector”, stelde de advocaat van De Brabandere Wingene bij de behandeling van de zaak. “We hebben een hele reeks kosten gedaan en klanten verloren. Het bedrijf kreeg geen steun van de overheid want het werd niet beschouwd als een landbouwbedrijf.” De Brabandere Wingene kreeg een schadevergoeding van 2,2 miljoen euro toegekend.
Andere bedrijven wilden ook een vergoeding voor imagoschade en omzetverlies en zagen het grootste deel van hun vordering aanvaard. In bepaalde gevallen stelde de rechtbank wel een deskundige aan om de schade verder te onderzoeken. De partijen kunnen nog in beroep gaan, maar het vonnis wat betreft het FAVV werd “uitvoerbaar bij voorraad” verklaard, waardoor in theorie onmiddellijke betaling kan gevraagd worden. Het is niet duidelijk of de veroordeelden in staat zijn om te betalen. De advocaten van de hoofdbeklaagden waren niet aanwezig bij de voorlezing van de uitspraak.
|
|
|
|