De voorzitter
De heer Caron heeft het woord.
Bart Caron (Groen)
Is de deeltijdse boer de landbouwer van de toekomst? Dat was de teneur van een artikel in De Standaard van begin augustus. Een deeltijdse landbouwer vroeg daarin om landbouw in bijberoep niet achter te stellen op landbouw in hoofdberoep.
– Jos De Meyer treedt als voorzitter op.
Bart Caron (Groen)
Bavo Verwimp, een bioboer die in die wereld actief is en die zich ook inzet in Wervel, vindt die opdeling compleet achterhaald. Hij zegt dat als landbouwers hun job mogen combineren met een betaalde baan, ze minder snel kopje-onder zullen gaan in crisistijd. “We weten dat deze droogte niet de laatste ramp is voor de boeren. En dus hebben we meer robuuste bedrijven nodig”, stelde hij.
Wat moeten we daarmee aan, minister? Volgens Bavo Verwimp wordt de indruk gewekt dat de overheid een deel van de schade – de aanleiding was de schade door de droogte – zal overnemen van boeren. Maar dat is misleidend, zegt hij. Het is niet omdat boeren bijvoorbeeld uitstel van betaling krijgen voor de sociale bijdragen, wat een maatregel is van uw federale collega, dat ze minder moeten betalen. Het is niet omdat Europese steun enkele weken vroeger uitbetaald wordt, dat er één euro extra op de rekening van de boer komt. Het is zelfs niet zeker dat de producentenprijs zal toenemen, want door de droogte is het ook lastig om aan de kwaliteitsnormen te voldoen.
Dat betekent dat de boeren grotendeels alleen staan om de crisis te incasseren, concludeert Verwimp. De opwarming van de aarde wordt veroorzaakt door alle lagen van de bevolking, maar de grillen van het klimaat worden in eerste instantie aangerekend aan de boeren. Hun werk staat dicht bij de natuur, en is dus ook het meest kwetsbaar.
Hij heeft het dan ook even over de weersverzekering, maar daar hebben we het al over gehad.
De enige oplossing, in de visie van Verwimp, is dat boeren zichzelf verzekeren door hun inkomsten te differentiëren: “Dat kan in privéverband, door een combinatie van boerenwerk met andere inkomens.” Ik ken ook heel veel landbouwers bij wie het niet alleen in de persona is, maar ook in de familie, dat dus een van de partners een andere job heeft. We zijn er intussen dus vertrouwd mee dat boeren hun job combineren. Maar in Vlaanderen wordt dat mentaal nog niet zo wenselijk geacht. De echte boeren zijn landbouwer in hoofdberoep, en ook de wetgeving is geënt op het landbouwer-zijn in hoofdberoep, zo zegt de heer Verwimp. Zowel in het vergunningsbeleid, bij investeringssteun als voor pensioenopbouw worden deeltijdse boeren sterk benadeeld. Hij wil dat de boeren kunnen evolueren naar ‘plattelandsondernemers’: “In plaats van verkrampt vast te houden aan het concept van landbouwers in hoofdberoep, is er nood aan een wetgevend kader dat meer variatie en creativiteit toelaat. Dat maakt onze voedselproductie en onze boerenbedrijven minder kwetsbaar.”
De thematiek werd overigens ook al aangekaart door Boeren op een Kruispunt. Dat is gemakkelijk terug te vinden op hun website.
Minister, hoe staat u tegenover de uitspraak dat er nood is aan een wetgevend kader dat meer variatie en creativiteit toelaat en dat deeltijdse boeren vooral niet benadeelt in het vergunningenbeleid en het investeringsbeleid? Bent u bereid de regelgeving te laten screenen op dat punt en waar nodig aan te passen? Klopt het volgens u dat deeltijdse landbouw onze voedselproductie en onze boerenbedrijven minder kwetsbaar maakt, zoals de heer Verwimp stelt?
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Collega, het is niet zo – ik heb daar ook geen indicaties van – dat deeltijdse boeren benadeeld worden, niet in het vergunningsbeleid en niet bij investeringssteun. In de regelgeving met betrekking tot de ruimtelijke ordening wordt er geen onderscheid gemaakt tussen een deeltijdse en een voltijdse landbouwer in functie van ruimtelijke ontwikkelingen.
De bedoeling van de investeringssteun is dat we de landbouwsector gaan verduurzamen. Het is logisch dat die steun wordt voorbehouden voor begunstigden die hun voornaamste bron van inkomsten uit het landbouwbedrijf halen. Dat heeft niets te maken met deeltijds of voltijds. Men kijkt naar het nettoberoepsinkomen, het brutobedrijfsresultaat en de vakbekwaamheid. Een landbouwer die zijn activiteiten diversifieert door hoevelogies aan te bieden, wordt ondersteund. Een hotelier die daarnaast ook enkele dieren houdt of een akker bewerkt, niet. In de VLIF-regelgeving (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) wordt ook toegelaten dat landbouwers tot 12.500 euro netto beroepsinkomen buiten hun landbouwbedrijf halen. Maar het is dus niet zo dat er ergens bepaald is dat er een verschil wordt gemaakt tussen deeltijdse en voltijdse boeren. Men kijkt naar het inkomen. Je kunt ook perfect op basis van deeltijds werken dat inkomen halen. Dat gebeurt ook in de praktijk.
De voorzitter
De heer Caron heeft het woord.
Bart Caron (Groen)
U gaat niet in op het standpunt, maar geen probleem. De vraag is natuurlijk hoe die 12.500 euro zich verhoudt tot de eigen inkomsten in het landbouwbedrijf. Het moet de belangrijkste vorm van inkomsten zijn. Dat is op zich geen onoverkomelijk bedrag om VLIF-steun te genieten. Dat besef ik ook wel. We hebben in een ander kader al eens de discussie gevoerd over de kalverpremies en zo. Dat zijn voorbeelden van hoe grootschaligheid toch bevoordeeld wordt, maar ook hoofdinkomen.
Minister, u zegt dat het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) uitgaat van criteria zoals vakbekwaamheid, maar ik zie de relatie niet met een hoofdinkomen. Iemand is bijvoorbeeld halftijds landbouwer en in dezelfde sector vertegenwoordiger. Dat kan toch een heel vakbekwame deeltijdse landbouwer zijn, die weliswaar kleinschaliger werkt, maar toch ook moet verduurzamen. Is er een relatie tussen inkomen en verduurzaming en investering? Ik denk van niet.
Jos De Meyer (CD&V)
Mijnheer Caron, ik heb een bezorgdheid bij uw sympathieke vraag om uitleg. Waar trek je de grens tussen deeltijdse landbouwers en hobbyboeren? Iemand die twintig paarden houdt, iemand die een paar hectaren fruit heeft, een pensioenboer – je kunt het rijtje veel langer maken met nog twintig andere voorbeelden, maar in welke mate geef je prioriteit aan jonge landbouwers die op zoek zijn naar landbouwgrond op die vrij moeilijke markt van landbouwgrond?
Minister Joke Schauvliege
Europa vraagt dat we een ondergrens bepalen. Je kunt die VLIF-steun niet aan iedereen geven. Dat zit goed in elkaar en ik krijg er weinig klachten over. Op dat vlak zit dat dus goed in elkaar. Het heeft niks met deeltijds of voltijds werken te maken, er zit inderdaad een grens op het inkomen uit de landbouw. Het is logisch dat we dat voorbehouden voor wie er het grootste deel van zijn inkomen uithaalt.
De voorzitter
De heer Caron heeft het woord.
Bart Caron (Groen)
Ik kan het technische aspect van deze vraag om uitleg ook niet beantwoorden. Minister, ik ben het met u eens dat het iemand moet zijn wiens hoofdactiviteit landbouw is. Het moet dus een actieve landbouwer zijn, het gaat niet over een hobbyboer. Er is inderdaad een delicate grens die de technici moeten bepalen. Daar durf ik zelf niet op te antwoorden.
Wat ik niet wil, is daar een veredelde hobbylandbouw binnensluizen. Daar wil ik duidelijk over zijn. U geeft het voorbeeld van jonge landbouwers. Dat frappeert mij, maar misschien zijn er ook mensen die een job hebben aan de universiteit – ik geef maar een gek voorbeeld – en ook biologisch landbouwer willen zijn met een kleine oppervlakte van bijvoorbeeld één hectare, maar die hun halftijdse opdracht aan de universiteit willen aanhouden. De kans dat het inkomen van die bioboer in de eerste drie jaar hoger is dan van de halftijdse opdracht aan de universiteit, is klein. Dus kan die persoon zich niet lanceren.
Soms kan het een positieve maatregel zijn. We moeten deze technische discussie vandaag niet voeren, maar dit is toch een punt om in de toekomst in het landbouwbeleid mee te nemen. Het kan ook een lanceerplatform zijn, of een combinatie van landbouwgerelateerde activiteiten, die toch ook in onze voedselproductie en onze diversiteit een plaats hebben. Minister, u zegt altijd dat u voor een heel divers model van landbouwbedrijven bent. Ik mik in ieder geval op de professionele landbouw.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.