De voorzitter
De heer Tobback heeft het woord.
Bruno Tobback (sp·a)
Dank u, voorzitter. Het is een hele eer om te mogen beginnen, vooral gezien de moeilijkheden die het gekost heeft om deze vraag op de agenda te krijgen. U zult me bij gelegenheid ongetwijfeld wel eens uitleggen waarom u het niet dringend vond dat we het hierover zouden hebben.
De voorzitter
Collega, bij dezen wil ik u dat nu zelfs toelichten.
In uw eerste vraagstelling hebt u een algemene vraag gesteld over de waterkwaliteit, maar hebt u op geen enkele manier verwezen naar de nieuwe elementen. We hadden de elementen uit uw vraag vorige week ook al in de commissie besproken. U hebt de kans gekregen om uw vraag aan te passen, aangezien er vrijdag rapporten zijn vrijgegeven. Daar heeft u nu ook naar verwezen en dat is dus het nieuwe element, dat u ondertussen hebt toegevoegd. Misschien had u voordien al inzage gehad in de rapporten en had u zich daarop gebaseerd, maar u had er alleszins op geen enkele manier naar verwezen in uw vraag. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Bij dezen is uw vraag, in de aangepaste versie, goedgekeurd en kunt u ze nu stellen. Graag geef ik u het woord.
Bruno Tobback (sp·a)
Ik ga u niet van allerlei zaken verdenken, maar ik ga u er wel op wijzen dat de tekst van de vraag die u eerst geweigerd hebt en de tekst die nu op de agenda staat, identiek dezelfde zijn. U mag mij altijd op de verschillen wijzen, maar ik heb identiek dezelfde vraag gewoon opnieuw ingediend.
Hoe dan ook was in die twee identieke vragen hetzelfde probleem aan de orde, namelijk dat uit studies van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), uit de resultaten van de voorbije meetcampagne rond waterkwaliteit en het halen van de Vlaamse nitraat- en fosfaatnormen, blijkt dat na jaren stagnatie, sinds 2013, de beoogde daling van het aantal overschrijdingen zich niet alleen niet heeft voorgedaan, maar – erger nog – dat het aantal overschrijdingen zelfs drastisch gestegen is, tot 28 procent nu.
In een eerste reactie verwees u, minister, naar de zeer droge zomer die we hebben gehad, waardoor er veel meer afspoeling zou zijn geweest. Dat zal ongetwijfeld wel zo zijn, maar er is hoe dan ook niets dat erop wijst dat er zonder die droge zomer wel minder dan 20 procent overschrijdingen geweest zouden zijn. 28 procent overschrijdingen is in ieder geval dramatisch.
Het was voor de zomer trouwens al vrij duidelijk dat dit er zat aan te komen. We hebben al eerder discussies gehad over dit probleem. Het bleek toen al dat we voor de zomer al aan 25 procent overschrijdingen zaten. De onderliggende structurele problemen blijven met andere woorden bestaan: enerzijds is er een zeer grote hoeveelheid dierlijke mest beschikbaar in Vlaanderen en anderzijds wordt er intensief kunstmest gebruikt op momenten dat dat eigenlijk bijzonder weinig oplevert. Die problemen worden ook steeds erger. We komen dan ook niet dichter bij onze Europese doelstellingen, maar drijven er steeds verder van af.
Ik zeg dit niet met leedvermaak, maar deze legislatuur, uw tweede op dit departement nota bene, is er op het vlak van waterkwaliteit en overbemesting ongeveer nul resultaat geboekt. Er is eerder achteruitgang dan vooruitgang te zien op dit moment. Er is ook bijzonder weinig dat erop wijst dat we deze winter, die opnieuw na een zeer droge zomer komt, bij volgende metingen een stap vooruit gezet zullen hebben.
Mijn vraag lijkt me dan ook vrij eenvoudig. Momenteel wordt er gewerkt aan Mestactieplan (MAP) 6. Als we vaststellen dat MAP 5 helemaal niets heeft opgeleverd en in een aantal gevallen zelfs stappen achteruit heeft gezet, is de vraag dan ook zeer prangend. Wat denkt u nog te kunnen doen om ervoor te zorgen dat we minstens een beetje een positieve trend kunnen hebben? Na de voorbije jaren vrees ik dat we onze doelstellingen moeten opgeven, maar ik mag toch hopen dat u de ambitie hebt om deze legislatuur af te sluiten met een klein beetje vooruitgang. Ik zou graag horen of u daar nog enige concrete plannen voor hebt, want het is ondertussen zo goed als te laat.
De voorzitter
De heer Caron heeft het woord.
Bart Caron (Groen)
Een totaal mislukt beleid. Ik kan het niet anders zeggen dan op die manier. In zekere zin heb ik met u te doen, dat u dat meemaakt. Ik twijfel niet aan de goede intenties van al de plannen die er geweest zijn, maar de realiteit is anders. Het beeld bij mij is dat er weer vis in de Leie zit, zo werd de voorbije jaren vastgesteld, en dat was bij wijze van spreken decennia geleden, maar het gaat weer achteruit. Er zit te veel mest in de Vlaamse rivieren, beken en waterwegen. De waterkwaliteit ging er het voorbije jaar zelfs nog op achteruit, zoals collega Tobback zei. 28 procent van de metingen overschrijden de nitraatnorm. De langetermijndoelstelling van 5 procent rode meetpunten ligt oneindig ver weg. De realiteit ligt oneindig ver weg van deze doelstelling.
Minister, u weet dat wij al van bij de start argwanend stonden tegenover MAP 5. Het feit dat de deskundigen van de milieu- en natuurverenigingen uit het overleg waren gestapt wegens een dikke onvoldoende, gaf ons toen al reden om te twijfelen aan de effectiviteit van het voorliggende plan. The proof of the pudding zou in the eating liggen en het resultaat is allesbehalve smakelijke pudding.
De rapporten van de Vlaamse Milieumaatschappij en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) – overigens samen deze keer – spreken boekdelen. Ze bevestigen onze argwaan en spreken niet enkel over te weinig vooruitgang, maar zelfs over achteruitgang. Mijn eigen provincie West-Vlaanderen – droefenis alom – komt er het meest bekaaid van af. De IJzer kent de slechtste waterkwaliteit van alle rivieren in Vlaanderen met 57 procent overschrijdingen. Dan volgt de Leie met 47 procent overschrijdingen en dan pas de Maas. Er zijn ook gebieden die het beter doen.
We kennen de kwetsbaarheid veroorzaakt door intensieve tuinbouw met veel kunstmest en een sterke maïsteelt die aanleiding geeft tot sterke bemesting. We mogen de grote veestapel en de grote mestproductie niet vergeten. Ik weet ook dat er geen absoluut oorzakelijk verband is tussen beide, maar het zou vreemd zijn als er geen verband was. Andere verklaringen zijn inderdaad het eerst te droge weer en dan het te natte, met dus afspoeling.
Daarnaast lees ik in de krant: “Minister van Leefmilieu en Landbouw Joke Schauvliege heeft het over cowboys die de boel belazeren.” Dit is woordgebruik dat meestal tot de oppositie wordt beperkt. Ik heb het in ieder geval vaak gebruikt en ik denk zelfs de heer Vandaele ook, maar dat kan hij straks ontkennen of bevestigen. U zei verder nog: “Maar we hebben geen enkele marge meer.” Het gaat dus van kwaad naar erger.
Er is inderdaad – dat bedoel ik als ik zeg dat ik met u te doen heb –, zoals u verklaart, een mentaliteitswijziging nodig want anders komen we er nooit. Of een nieuw Mestactieplan dat zal verhelpen, daar heb ik de grootste twijfels over, tenminste als het niet strakker is dan het huidige. We herinneren ons nog dat toen MAP 5 in werking trad, er al een eisenbundel kwam van de BB om het allemaal wat minder strikt te reguleren. De sector zou zelf zijn verantwoordelijkheid wel nemen. Als principe wil ik dat overigens toejuichen, maar dat moet dan wel uit de realiteit blijken. Er moet echt een krachtige ommekeer gebeuren en dat is niet gebeurd. De sector heeft die verantwoordelijkheid niet opgenomen.
Idem dito voor de tuinbouwsector in West-Vlaanderen, waar er zeer intensieve teelten zijn met alle problemen van dien. Dergelijke meetresultaten ondermijnen de toekomst van de land- en tuinbouwsector. Ik vind dat droevig omdat de goedmenende mensen het slachtoffer zijn van de cowboys, zoals u ze terecht noemt. Het moet dus anders.
We moeten een krachtig beleid krijgen. Komt dat er? Minister, de eerste signalen over het nieuwe MAP wijzen niet in de richting van een krachtiger aanpak met strikte normen en een sterke handhaving. Ik citeer Natuurpunt dat in een artikel in De Morgen zegt: “Schauvlieges nieuwe Mestactieplan zal soepeler zijn dan het vorige. Ze schikt haar doelen naar de belangen van grote, industriële landbouwbedrijven. Niet naar die van kleine familiebedrijven die niet de oorzaak zijn van dit milieuprobleem. Het leefmilieu komt op de tweede plaats.” Dat is een heel straffe uitspraak, laat dat duidelijk zijn.
De huidige beleidslijn behouden, zoals we van de BB konden lezen, is geen oplossing. Al is het goed te lezen dat ze mee willen werken aan het aanpakken van misbruiken.
Minister, hoe meent u de problematische situatie om te keren? Vindt u dat MAP 5 gefaald heeft en achteraf gezien niet ver genoeg ging? Moet de handhaving beter? Moeten de cowboys harder worden aangepakt? Zal het aanpakken daarvan volstaan om een toch wel wijdverspreide problematiek te counteren?
Is het juist dat het nieuwe MAP eerder soepeler dan strikter zal zijn, zoals Natuurpunt stelt? Moet een nieuw MAP meer inspelen op klimaatwijzigingen – nog een verzwarende factor – waarbij langere periodes van droogte en hevigere regenval de problematiek van uitspoeling zal bemoeilijken?
Welk nut heeft het Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting (CVBB) nog? We hebben ze hier al eens te gast gehad op een hoorzitting. Als jarenlang een dergelijk instrument wordt ingezet om het tij te doen keren en het effect is omgekeerd, dan stel ik daar principiële vragen bij. Ik kan niet anders. Dit kost een pak geld aan de samenleving, maar blijkbaar draaien alle inspanningen om landbouwers te begeleiden niet uit op positieve resultaten. Moet hun opdracht of koers drastisch veranderen? Dat is ook een mogelijkheid, namelijk ze op een andere manier inzetten. Is er geen groot gevaar dat de Europese Unie de derogatie voor de bemesting in de Vlaamse landbouw niet meer zal toestaan, waardoor de goedmenende landbouwers slachtoffer dreigen te worden?
De voorzitter
De heer Vandaele heeft het woord.
Wilfried Vandaele (N-VA)
In de commissievergadering Leefmilieu van 6 maart 2018 bespraken we de tussentijdse resultaten van de oppervlaktewaterkwaliteit in Vlaanderen. Toen bleek dat de nitraatwaarde in 25 procent van de MAP-meetpunten werd overschreden. U zei toen dat de cijfers niet volledig waren. U hebt toen de term ‘niet of onvoldoende robuust’ gebruikt. We moesten wachten tot na de zomer om conclusies te kunnen trekken uit de definitieve resultaten. Milieuspecialisten gaven toen al aan dat de cijfers er zeker niet beter zouden gaan uitzien. We mikten toen op 25 procent, maar ze hebben gelijk gekregen want we zitten nu op 28 procent.
Op 29 november publiceerde de VMM haar rapport en jammer genoeg moeten we vaststellen dat het laatste winterjaar 2017-2018 dramatisch was met een stijging tot 28 procent van de meetplaatsen met minstens één overschrijding. De kaart met de Vlaamse waterlopen op de voorpagina van De Morgen van donderdag 29 november sprak boekdelen: overschrijdingen op ongeveer 60 procent van alle meetpunten in het IJzerbekken; Schelde-, Leie- en Maasbekken delen in dezelfde klappen met tussen 37 en 47 procent overschrijdingen.
We zien dus dat na enkele jaren van stagnatie, waar de toestand niet verbeterde maar ook niet wezenlijk verslechterde, we nu toch wel met een flinke verslechtering zitten. Op 77 procent van de meetpunten merken we dat er geen verbetering is, en in vele gevallen zelfs een verslechtering, of minstens een lichte verslechtering. Dus daarmee wordt de doelstelling voor 2018, waar maximum 5 procent van de meetplaatsen de drempelwaarde nog mocht overschrijden, bijlange niet gehaald. Je zou kunnen zeggen – het klinkt misschien wat deprimerend – dat dit een bijna surrealistische toestand is. Wat zitten we hier allen eigenlijk nog te doen, minister, wij hier aan deze kant als parlementsleden, u aan de andere kant als minister?
We stellen vast dat MAP 5 de resultaten absoluut niet haalt, ondanks maatregelen die toch ook door u zijn verdedigd. Het is inderdaad al gezegd, we kijken naar de sector, en de sector is een verantwoordelijke sector, en zal zijn verantwoordelijkheid ook meer dan in het verleden nemen, enzovoort. Niets dus, er is geen enkele verbetering, maar een verslechtering. Eigenlijk hebben we hier als samenleving, en hebben onze belastingbetalers toch al flink in geïnvesteerd, maar dus zonder enig resultaat. Met alle sympathie die we hebben voor de landbouwsector – ik zeg dat niet geringschattend, ik meen dat – maar dit is echt niet houdbaar.
Minister, vandaar heb ik een aantal vragen. Wat is uw reactie op die cijfers die nu wel robuust zijn, en het misschien dit voorjaar niet waren? Toen wij de alarmklok luidden in maart, zei u inderdaad nog: ‘Ja, die cijfers, nog even afwachten.’ De bezorgdheid van toen is bevestigd: er is een immense kloof tussen de 5 procent waar we hadden moeten zijn, en de 28 procent waar we in werkelijkheid zijn. Blijft u bij uw standpunt dat dit eigenlijk allemaal nog wel meevalt, en dat het allemaal aan de weersomstandigheden te wijten is, dat het ofwel te droog ofwel te nat is, dat het wel altijd iets is?
U voerde in 2018 een aantal extra maatregelen in. U had het toen onder meer over een adequatere handhaving van de teeltvrije zones langs de waterlopen. Kunt u daar iets meer over zeggen? Heeft dat iets opgeleverd, of niet? Waaruit bestond die handhaving? Zijn de controles op het uitrijden van mest op het terrein, afdoende? Want er wordt hier wel gezegd dat het een paar ‘cowboys’ zijn die het allemaal verpesten. Ik wil daar wel in mee, maar dan zijn het toch echt wel verpesters. Als er een paar cowboys in slagen om die 28 procent om zeep te helpen, moeten we misschien een paar indianen inhuren. Dus hoe zit het met die sanctionering? Is die efficiënt en effectief? Blijft het alleen bij waarschuwen, bij aanmanen, of gaat u daar echt ook die zaken aanpakken?
We hebben het nu over MAP 5, maar we weten allemaal dat MAP 6 intussen waarschijnlijk bij u op de tekentafel ligt. We hebben het hier ooit gehad over een sterkere wetenschappelijke onderbouwing daarvan. Is daar iets van in huis gekomen? Is er een onafhankelijke wetenschappelijke analyse ingezet voor dat MAP 6 dat op ons afkomt? Zo ja, wat houdt die in? Zo neen, waarom niet?
Een van de dingen die ik in de pers las, was dat u MAP 5 gaat verfijnen. Is het nog verdedigbaar dat u dat gaat verfijnen? Of moet u echt, met de cijfers die we nu allemaal kennen, het geweer drastisch van schouder veranderen en het nu ten gronde gaan aanpakken?
Wat mogen we verwachten van MAP 6? Komt u naar dit parlement met een voorstel dat ook gedragen is door de Vlaamse Regering? Zo ja, wanneer mogen we dat verwachten?
En een laatste vraag, minister: het is kort dag, maar bent u van plan om met het oog op de komende winterperiode nog extra maatregelen te nemen?
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Dank u wel voor de vragen, collega’s. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat deze resultaten niet goed zijn, en dat we de doelstellingen die vooropgesteld zijn, niet zullen halen. Willen we als regio, als Vlaanderen, de doelstellingen van de Europese kaderrichtlijn Water halen, moet dus de waterkwaliteit in landbouwgebied absoluut verbeteren.
Er wordt hier heel veel in mijn mond gelegd, collega’s. Ik heb in dit parlement het afgelopen jaar meermaals gesteld dat de waterkwaliteit in landbouwgebied stagneert, en ik daag u uit om de verslagen na te lezen. Ik heb zelfs op basis van de resultaten van het vorige winterjaar 2016-2017 bijkomende maatregelen genomen: een betere opvolging van de mestsamenstelling en een verbeterde controle op de 1 meter teeltvrije stroken langs de waterlopen.
Belangrijk is dat je het effect van de maatregelen die we hebben doorgevoerd, niet direct ziet. Je ziet dat ten vroegste maar vanaf het huidige winterjaar, zijnde 2018-2019. Daarnaast zijn we inderdaad aan het werken aan het zesde actieprogramma, MAP 6. Daarmee willen we een trendbreuk in de waterkwaliteit realiseren.
De belangrijkste oorzaak van de slechte waterkwaliteit in landbouwgebied is nog steeds dat de toegepaste bemesting door de land- en tuinbouwers niet op een correcte manier gebeurt. We moeten dus een mentaliteitswijziging teweegbrengen. In MAP 6 zullen we daarvoor de nodige maatregelen nemen. We baseren ons daarvoor op de 4J-principes, zoals we die noemen. Dat is de juiste dosis van de juiste mestsoort, met de juiste bemestingstechniek, en het juiste tijdstip van toepassen.
Om deze principes afdwingbaar te maken moeten de verschillende meststoffenstromen ook strikt gehandhaafd worden.
Een correcte kennis van mestsamenstelling blijft natuurlijk cruciaal, van groot belang. Maar een betere opvolging van de mestinhoud, via forfaitaire samenstelling of mestanalyses, zal ook de traceerbaarheid van de dierlijke mest vergroten. De maatregelen die ik daaromtrent aan het begin van het jaar heb ingevoerd, blijven uiteraard van toepassing en worden ook verder uitgevoerd.
Mestverwerking is natuurlijk een belangrijk luik. Dat is het sluitstuk van het mestbeleid. Ik zal in het nieuwe Mestactieplan dan ook veel meer aandacht hebben voor de doorlichting van mestverwerkingsinstallaties, waarbij we de risico’s op nutriëntenverliezen actief opsporen, en vervolgens mitigeren door gerichte maatregelen, en ook sanctioneren.
Ook het gebruik van externe nutriëntenbronnen zal beter worden gehandhaafd. Zo zullen, in samenwerking met de beroepsfederatie van de kunstmestproducenten, indicatoren worden ontwikkeld voor kunstmestgebruik, en betere traceerbaarheid. Ook bij anaerobe covergisting en het gebruik van digestaat is traceerbaarheid van groot belang. Het is een bezorgdheid die we ook moeten aanpakken, en daar zullen we de gegevens uitwisselen tussen de betrokken overheidsdiensten en andere instanties.
MAP 6 focust op striktere controles maar ook op gebiedsgerichte aanpak, en dat gaan we nog veel intensiever doen. Op basis van de controles die we doen in oppervlakte- en grondwater zullen bijkomende, ingrijpende maatregelen worden opgelegd in afstroomzones in functie van de doelafstand. Ik zal daarbij kiezen voor de meest effectieve maatregelen: een daling van de maximale stikstofbemestingsnormen enerzijds en anderzijds het verplicht inzaaien van een bijkomend areaal van gewassen na de oogst, ook waar en wanneer het teeltplan dit niet zou toelaten.
De keuze van beide basismaatregelen is ingegeven op basis van de effectiviteit van deze maatregelen, maar ook van de algemene inpasbaarheid. Gebieds- of sectorspecifieke omstandigheden kunnen optreden, waarbij andere maatregelen even goed of zelfs beter de doelen kunnen realiseren. Dergelijke equivalente maatregelen worden beoordeeld op hun effectiviteit en op de controleerbaarheid door een onafhankelijke commissie van experten. Dat gebeurt voordat ze kunnen worden toegepast, om op die manier de basismaatregelen te vervangen. Het is belangrijk dat de effectiviteit minstens even groot als de basismaatregelen. Op deze manier zullen we de innovatieve bemestings- en teelttechnieken sneller ingang doen vinden in de praktijk.
Het MAP 6 zit momenteel in de fase van bespreking met de Europese Commissie. Deze gesprekken schieten goed op om tot een krachtig MAP 6 te komen. Zodra het ontwerpactieprogramma goed wordt bevonden door de Europese Commissie – want dat is altijd de eerste fase – moeten de verdere stappen worden gezet.
De impact op het milieu van MAP 6 is uiteraard superbelangrijk. Een van de stappen van de totstandkoming van MAP 6 is trouwens de uitvoering van een plan-milieueffectenrapportage (plan-MER). Daarin worden de effecten van het ontwerp-Mestactieplan op het leefmilieu onderzocht. Momenteel wordt dat plan-MER opgesteld, en daar worden de effecten van verschillende andere disciplines onderzocht: water –oppervlaktewater, bodem- en grondwater –, lucht, klimaat, biodiversiteit, landschap, bouwkundig erfgoed, archeologie, de mens, deeldisciplines ruimtelijke aspecten en mobiliteit, geluid en trillingen. Deze disciplines worden alle behandeld door een erkend deskundige. Het ontwerp plan-MER zal mee worden opgenomen in het openbaar onderzoek van MAP 6.
De bemesting van de akkers en weilanden is op dit moment achter de rug. Momenteel kunnen geen meststoffen meer uitgereden worden tot het voorjaar. Bijkomende maatregelen nemen voor de komende drie, vier maanden heeft nu dus geen zin. Dit betekent niet dat er niets meer gebeurt. Mijn diensten zullen nauwgezet toezien op het respecteren van de bemestingsverbodsperiode en zullen controles en doorlichtingen uitvoeren van zowel land- als tuinbouwbedrijven als van de mestverwerkingsinstallaties.
Hoe zit het nu met MAP 5? Wat hebben we daar gedaan op het vlak van handhaving? We hebben daar eigenlijk de transitie gemaakt van administratieve controles naar meer controles op het terrein. Dat zullen we verderzetten maar ook versterken in MAP 6, waarbij we onder andere een proportionele sanctionering willen, met het economisch voordeel dat voortvloeit uit het niet naleven van de bepalingen van het mestdecreet.
En het klopt dat we de cowboys nog harder zullen aanpakken. Enkel inzetten op striktere handhaving is belangrijk, maar dat zal niet volstaan om overal de noodzakelijke trendbreuk in de waterkwaliteit te realiseren. Daarom is het tweede luik van groot belang: die gebiedsgerichte aanpak, met bijkomende, strengere maatregelen, zoals ik daarnet al heb gezegd.
In 2018 is er inderdaad een verscherpte handhaving ingevoerd van die teeltvrije zone langs de waterlopen. Dat is dus de zone van 1 meter waar geen bodembewerkingen kunnen plaatsvinden en geen meststoffen of pesticiden kunnen worden gebruikt. Vanaf 2018 wordt er door de toezichthouders van de Mestbank, in samenwerking met de toezichthouders van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en van de provincies, actief gecontroleerd op het aanhouden van de teeltvrije zone. Ook de controleagenten van het Departement Landbouw en Visserij hebben aandacht voor die controles, zeker als het gaat over controles van de rand- en vergroeningsvoorwaarden.
In het voorjaar werd er door de toezichthouders van de Mestbank verscherpt toezicht uitgeoefend. In totaal zijn 780 percelen langs de waterloop gecontroleerd. Er werden op 293 percelen – dus 38 procent – grondbewerkingen teruggevonden. Deze 293 percelen behoorden toe aan 169 verschillende landbouwbedrijven. In eerste instantie zijn er dus aanmaningen gestuurd, en vanaf de zomer van 2018 zijn er hercontroles geweest.
En je ziet ook dat die aanpak werkt. De percelen van 62 landbouwers werden al opnieuw gecontroleerd. Hierbij werd er maar op één perceel opnieuw een inbreuk vastgesteld en werd een proces-verbaal opgemaakt.
Het is duidelijk dat MAP 6 niet soepeler zal zijn of een kleine correctie zal bevatten, het zal veel strikter zijn. De kracht van MAP 6 is dat maatregelen zullen worden genomen in functie van de lokale waterkwaliteit van een afstroomzone. Hoe slechter de kwaliteit van een zone, hoe ingrijpender de maatregelen zullen zijn.
De bemesting moet gebeuren volgens de 4J-principes: met de juiste mestsoort, de juiste bemestingstechniek, volgens de juiste dosis en op het juiste tijdstip. Daarbij moet rekening worden gehouden met de bodemtoestand en de opname van nutriënten door de gewassen. Het klimaat heeft daar uiteraard een groot effect op. Daarom is het essentieel om verbeterde bemestingspraktijken te ontwikkelen die hierop inspelen. We willen dan ook de ontwikkeling en de implementatie van innovatieve bemestings- en teelttechnieken stimuleren. In het volgende MAP zal bijgevolg veel aandacht gaan naar innovatieve bemestingstechnieken die kunnen inspelen op het weer en op het klimaat. Zo kan de bemesting meer en meer gefractioneerd gebeuren waardoor er geen volledige bemesting in één keer meer moet gebeuren.
Deze technieken zijn al sterk ontwikkeld in de graan-, groente- en sierteelt maar ook in andere sectoren zijn verdere ontwikkelingen mogelijk. Er zijn middelen ter beschikking voor demoprojecten en operationele groepen. Zo zal het verbeteren van waterkwaliteit via innovatieve en klimaatrobuuste bemesting als thema opgenomen worden bij de oproepen in 2019 voor demoprojecten.
Uiteraard zullen door extremere weersomstandigheden altijd overmachtssituaties mogelijk zijn maar we moeten ons daar zo goed mogelijk op voorbereiden.
MAP 5 is volgens mij niet slecht. MAP 5 bevat goede maatregelen, maar de baten van dit plan komen vandaag nog niet tot volop tot uiting. Hiervoor kunnen twee verklaringen gegeven worden. Enerzijds worden een aantal maatregelen in MAP 5 jaar na jaar ingrijpender waardoor de grootste effecten pas later tot uiting komen. Anderzijds moesten de doorlichtingen bij de start van MAP 5 nog volledig uitgebouwd worden. Nu zijn deze gerichte controles op kruissnelheid.
Uit onderzoek blijkt dat handhaving en begeleiding geen exclusieve instrumenten zijn, maar net complementair moeten worden ingezet Het is dus geen verhaal van het een of het ander, maar een verhaal van en/en. Daarom voorzie ik in MAP 6 in een rol voor het Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting (CVBB) als partner in het begeleiden van land- en tuinbouwers naar een duurzame bemestingsstrategie. Het spreekt vanzelf dat het nieuwe takenpakket van het CVBB zal moeten worden afgestemd op de prioriteiten van MAP 6.
Derogaties worden verleend door de Europese Commissie op basis van een goed bevonden actieprogramma. Zodra we een akkoord krijgen van de Europese Commissie om MAP 6 om te zetten in Vlaamse wetgeving zal ik een officieel derogatieverzoek indienen bij de Europese Commissie.
Parallel met dit proces worden de nodige stappen ondernomen in het nitraatcomité met het oog op het verlengen van de derogatie. Zo heeft de Vlaamse vertegenwoordiger na goedkeuring door de Europese Commissie al twee presentaties gegeven ter ondersteuning van de verlenging van de derogatie. De verderzetting van de derogatie wordt dus voorbereid in wederzijdse verstandhouding met de Europese Commissie.
Collega’s, geen goede resultaten wat zal leiden tot een nog strikter MAP 6 om het in één zin te zeggen.
De voorzitter
De heer Tobback heeft het woord.
Bruno Tobback (sp·a)
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Uw optimisme bezorgt me beurtelings rillingen en lachneigingen. Wanneer ik zie wat de evolutie is, begrijp ik echt niet dat u op deze manier zegt dat het allemaal wel weer goed komt. Ik heb hier een citaat van u uit 2016 toen u tijdens een vergadering met evenveel optimisme zei “dat de vruchten van het veel strengere MAP 5 volgend jaar zullen worden geplukt mits het op een correcte manier wordt toegepast en de sector volledig zijn verantwoordelijkheid neemt. We staan daar helemaal achter, het gaat gebeuren”. U zei dat naar aanleiding van een discussie waaruit bleek dat er geen resultaten waren maar het is daarna alleen maar achteruitgegaan, minister.
Ik hoor u nu opnieuw zeggen dat MAP 5 zal werken maar we weten intussen allemaal dat dat niet zal gebeuren. U zei zelf dat de tijdens eerste controle van die teeltvrije zones 38 procent inbreuken werden vastgesteld. Dat is een beetje typerend voor het cowboy-indianenspelletje, en u hebt het zelf op die piste gelanceerd, dat in dit beleid nu al 10, 20 jaar wordt gespeeld. Na 20 jaar mestbeleid en ongeveer 10 jaar uw verantwoordelijkheid, en zeker na de vorige legislatuur stellen we vast dat een groot deel van de landbouwsector gewoon niet bereid en/of in staat is om zijn verantwoordelijkheid op te menen tegenover de omgeving en de bevolking in wier midden zij hun handel drijven.
Daar komt het op neer, het is uiteindelijk ook maar een industriële, economische sector als een andere die geacht wordt zijn verantwoordelijkheid te nemen en de gevolgen te dragen wanneer dat niet gebeurt. Ik stel jaar na jaar vast dat die verantwoordelijkheid niet wordt genomen, dan die resultaten er niet zijn en dat we met zijn allen als Vlaamse belastingbetalers de gevolgen daarvan dragen. We moeten stilaan vaststellen dat het niet meer op deze manier verder kan.
Wanneer u MAP 6 opnieuw op uw vier J’s baseert, zal dat alleen maar ingewikkelder worden. Voor de cowboys en indianen wordt het een ingewikkelder spelletje om te spelen. Ik begrijp niet waarom een overheid regels zou moeten maken om iets te doen wat in principe gezonde bedrijfsvoering zou moeten zijn.
Als de stok achter de deur voldoende was om ervoor te zorgen dat misbruik of verkeerd gebruik van mest bestraft werd en beteugeld werd, dan zou men vanzelf wel die vier J’s naleven. Het feit dat ze vandaag niet nageleefd worden, terwijl iedere bedrijfsleider met gezond verstand dat normaal gezien zou doen, is gewoon een teken dat het nog altijd veel gemakkelijker en goedkoper is om er letterlijk de voeten aan te vegen en de kar leeg te scheppen, dan een correcte, verantwoordelijke, maatschappelijk verantwoorde bedrijfsvoering te hebben. Minister, als uw MAP 6 niet heel klaar en duidelijk een aantal duidelijke lijnen en stokken achter de deur heeft, en sancties voor wie er nog zijn voeten aan veegt – wat blijkbaar voor een immens groot deel van de betrokken bedrijfsleiders het geval is – dan is het opnieuw een slag in het water en opnieuw een slag in het gezicht van een hele hoop mensen in dit land die rekenen op het naleven van regels omdat ze zelf ook elke dag verplicht worden om de regels na te leven. Het is toch al te raar dat een sector daar nu blijkbaar al twintig jaar aan een stuk mee wegkomt en er blijkbaar ook altijd in slaagt om ministers ervan te overtuigen dat er weer een nieuwe complexe regeling te vinden is waarmee het deze keer wel opgelost zal worden.
Mijnheer Vandaele, u stelde daarnet een vraag die ik eigenlijk wel typerend vond: “Wat zitten we hier nog te doen, als we vaststellen dat het niet vooruitgaat?” Wel, wat ik hier zit te doen, is het aanklagen. Wat u zit te doen de afgelopen vier jaar, is het mee goedkeuren. Mijn vraag aan u is dus simpel: zult u dit spelletje nogmaals spelen bij dat MAP 6? Want u zit daar aan tafel en ik niet. Ik mag hopen van niet, ik hoop dat iedereen nu eens zijn verantwoordelijkheid neemt. Als dat betekent dat er in sommige omstandigheden, op sommige plaatsen geen bedrijfsvoering mogelijk is, laten we dan samen die verantwoordelijkheid op een correcte manier nemen. Maar laten we alstublieft ophouden, minister en collega’s van de meerderheid, met op deze manier aan te blijven modderen, letterlijk en figuurlijk, want we zakken alleen maar dieper weg in de shit.
De voorzitter
De heer Caron heeft het woord.
Bart Caron (Groen)
We moeten wel opletten met dat soort woordgebruik, voorzitter en collega’s.
Minister, u bent een optimist. Sorry, maar ik heb het gevoel dat u de beste bedoelingen naar voren schuift en ervan uitgaat dat die beste bedoelingen ook gerealiseerd zullen worden. Dat was met MAP 5 ook zo. Als MAP 5 helemaal uitgevoerd zou zijn zoals het uitgevoerd moest worden, dan zouden we wel een stuk verder staan. Met alleen goede bedoelingen komen we er niet. De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen.
Er zijn een aantal punten waarover ik het met u eens ben. Ik ga ze niet in detail overlopen. Ik denk bijvoorbeeld aan de vier J’s in het nieuwe MAP. Ik hoop dat die ook effectief toegepast worden. Ik heb in ieder geval een belangrijke opmerking ter zake. Ik denk dat het element van de traceerbaarheid, van de herkomst van mest, een buitengewoon belangrijke zaak is. Minister, we merken dat er tussen de hoeveelheid kunstmest die volgens de aangiftecijfers op het land terechtkomt en de hoeveelheid kunstmest die verkocht wordt, een immense ‘gap’ ligt. Er is dus heel veel mest die op een of andere manier ‘opgebracht wordt’, zoals we dat bij ons zeggen, en die ‘boventallig’ is, die veel te veel is voor de noodzaak.
Ten tweede moet er zeker ingezet worden op traceerbaarheid. Er zijn in ieder geval veel problemen met het transport en met het donkergrijs gebruik of zwart gebruik, met dingen die niet legaal zijn. De kleinere en grotere schandaaltjes die nu en dan boven komen, bewijzen dat. Ik denk dat daar zeker een ernstig probleem is. Ik bedoel daarmee: er zijn heel veel schakels in de keten van de mestproductie. Het zou doodzonde zijn om alles alleen op de boeren af te schuiven. Er zijn bijvoorbeeld ook de kunstmestfabrikanten, de mestverwerkers, de transportbedrijven. Ik denk dat die allemaal in dit bad moeten geraken, en dat MAP 6 daar ook maatregelen voor moet opnemen, want anders gaat de laatste in de mestketen, de landbouwer, de rekening betalen. Ik heb daar eigenlijk soms ook wel mee te doen, vooral met al die mensen die het goed menen en die het slachtoffer zijn van een zeer negatieve beeldvorming over hun beroep, en des te meer omdat de druk op de landbouwsector qua inkomen al heel groot is. Dus probeert men wellicht de opbrengsten te maximaliseren door wat aan overbemesting te doen in de hoop dat men daar dan nog wat aan kan verdienen.
Ik denk dus dat de verschillende elementen in die keten, al die schakels, absoluut gecontroleerd moeten worden en dat er heldere, transparante systemen moeten zijn. Als goede West-Vlaming weet ik dat wij er in onze provincie wel eens de kantjes afrijden. En in dezen mag u dat figuurlijk en letterlijk nemen. Wat dat letterlijke betreft: als je bedenkt dat 38 procent van de percelen toch bewerkt wordt in die teeltvrije zone van 1 meter, dan zie je wat de mentaliteit is. Het spijt me dat ik dat moet zeggen. “We doen dat, zolang we niet gepakt worden.” “Waarom zouden we het laten, als we niet gepakt worden?” Ik wend me nu tot de vertegenwoordigers van de landbouwsector. Zij moeten op dat vlak het voorbeeld geven. Dat kunnen ze gemakkelijk. Ze moeten ook hun leden sensibiliseren om dat te doen. Stel dat er 38 procent overtredingen zouden zijn aan de verkeerslichten: dat zou veel verkeersdoden veroorzaken. Maar hier gaat het over de vervuiling van oppervlaktewater, over trage processen die je, in tegenstelling tot botsingen aan verkeerslichten, niet letterlijk ziet. Maar het effect op het leefmilieu is groot en intens. Ik vind die cijfers echt veel te hoog.
Het klopt dat er bij de 62 controles slechts 1 inbreuk vastgesteld werd. Dat bewijst dat controle en handhaving hier een noodzaak zijn.
Excuseer mij, maar ik ben daar niet voor. Ik zei daarnet al lachend tegen collega Vandaele dat we misschien beter geen MAP 6 meer zouden maken en alles via zelfregulering laten gebeuren. Misschien is dat de oplossing. Dan moeten ze het bij wijze van spreken zelf eens gaan uitleggen bij de Europese Commissie. Het is een kwestie van verantwoordelijkheid nemen en niet alleen van de landbouwminister als een soort superflik zien, die hen betrapt op bemesten, wanneer het niet mag, die hen betrapt op het gebruik van teeltvrije zones en die hen betrapt op niet-aangegeven transporten. Dat kan echt niet.
Het klopt dat veel van die J’s waarop je moet inzetten, terecht zijn. Daarover ben ik het met u eens, minister. Ik vind overigens ook dat de rol van de VLM, de VMM en het CVBB eens herzien moeten worden. U zegt ook zelf dat het CVBB met de nieuwe realiteit een nieuw takenpakket op zich moet nemen en zich moet afstemmen op MAP 6, wat terecht is, maar de vraag is waar de controle en begeleiding liggen. Nu hadden we een strikte scheiding gemaakt tussen de twee. Moet dat wel? Is dat nog de oplossing? Onderhand weet men wel wat wel en niet mag. We moeten nu voluit inzetten op handhaving en afdwingbaarheid. Ik roep de BB en ABS op om daar zeker aan mee te werken.
Ik sluit af met de hoop dat de derogatie niet in het gedrang komt. Dat zou wel eens kunnen gebeuren, minister. Men zou kunnen zeggen dat ons actieplan goed is, maar dat ze er niet in geloven, omdat de resultaten zodanig slecht zijn. Als ik daar op een kantoor zou zitten, zou ik twijfelen of ik uw verhaal nog moet geloven. De goede bedoelingen draaien omgekeerd uit. Waarom zou je dan nog een derogatie toekennen? In dat geval zijn de landbouwers die het goed menen, ook weer het slachtoffer van het verhaal. Wie het verpest voor een ander en er profijt uit denkt te halen, moet goed beseffen dat hij het verpest voor iedereen. Dat moet er echt uit, niet alleen in het belang van het oppervlaktewater, de leefkwaliteit en de waterkwaliteit, maar ook in het belang van de leefbaarheid van de sector.
De voorzitter
De heer Vandaele heeft het woord.
Wilfried Vandaele (N-VA)
Minister, u hebt een vrij uitvoerige uitleg gegeven, maar eigenlijk hebben we niets nieuws gehoord. U zegt dat we het effect van de maatregelen die we vandaag nemen, pas volgend jaar gaan voelen, maar dat zei u vorig jaar en het jaar daarvoor ook. We horen dat dus elk jaar, en ook de maatregelen, zoals responsabilisering, handhaving en strengere controles, hebben we in het verleden al gehoord, elke keer opnieuw.
Bij elk nieuw MAP horen we specialisten zeggen dat het niet goed zit, dat het plan niet goed is. Elke keer wuift u dat weg, want u zegt telkens weer dat het wel zal lukken en dat u goed bezig bent. Elke keer opnieuw blijken die specialisten toch gelijk te krijgen en werkt het MAP in kwestie niet.
Die derogatie is, wat dat betreft, misschien iets wat ons afleidt van de essentie der dingen. Op den duur gaan wij enkel nog naar die derogatie kijken, zelfs de collega van Groen, van wie je het niet zou verwachten. Men heeft mij ooit supertjeef genoemd, maar na zijn uiteenzetting van daarnet verdient hij toch wel die trofee vandaag. Het is niet omdat we die derogatie krijgen, dat we de waterkwaliteitsdoelstellingen halen. We hebben al elke keer die derogatie gekregen en je zou verwachten dat je die pas krijgt als de Europese Commissie ervan overtuigd is dat we het met die maatregel wel zullen halen. Quod non, want dat gebeurt niet, en toch is die derogatie voor ons het ultieme doel. Telkens weer blijkt echter dat die niet volstaat om die waterkwaliteitsdoelstellingen te halen.
Collega Caron is bezorgd dat we die derogatie dit keer niet zullen krijgen. Ik kan u geruststellen, collega Caron: ook dit keer zullen we die derogatie krijgen. Op den duur vraag je je af …
Bart Caron (Groen)
Waar zijn we mee bezig?
Wilfried Vandaele (N-VA)
… waarom ze dat nog doen, want het staat blijkbaar helemaal los van het uiteindelijke resultaat op het vlak van de waterkwaliteitsdoelstelling.
Ik weet het eigenlijk niet meer, minister. U geeft een uitvoerige uitleg. Of het ook een goede uitleg is, laat ik in het midden, maar we weten uit het verleden dat dit toch niet in de plooi valt. Als dat niet het geval was voor MAP 1, 2, 3, 4 en 5, waarom zou het voor MAP 6 dan wel zo zijn? Ik weet het op den duur niet meer. Wat ik wel weet, is dat het zo niet verder kan en dat hier echt een andere aanpak nodig is dan die tot nu toe. Dit wordt eigenlijk belachelijk. Ik heb het daarnet surrealistisch genoemd, maar het is eigenlijk ook belachelijk. Gaan we onszelf nu nog eens wijsmaken dat we het dit keer wel zullen halen? Op basis waarvan zouden we dat dan hard kunnen maken?
Ik wil nog een laatste woord tot collega Tobback richten. Collega Tobback, u zegt dat ik wel zit te protesteren, maar het plan wel goedkeur. Het is nog niet zolang geleden dat ik met jouw collega’s van sp.a aan de tafel zat om het MAP te bespreken. Dat is nog geen eeuwigheid geleden, in de vorige legislatuur, en toen hebben we het samen goedgekeurd. Zo eenvoudig is het dus niet. Het ging toen evenmin vooruit, maar het stagneerde. Dat was misschien onze grote overwinning, dat het toen stagneerde en dat het nu achteruitgaat.
Ik denk niet dat het een politiek spelletje is, maar dat het veel dieper gaat dan dat. Minister, ik denk niet dat we er op deze manier raken.
Tinne Rombouts (CD&V)
Collega’s, ik wil mezelf aansluiten bij deze vraagstelling.
Iedereen heeft moeten vaststellen dat de resultaten teleurstellend zijn en dat we graag andere resultaten hadden gezien. Jullie stellen zich dan de vraag waarom mensen ons nog moeten geloven, als we er na een aantal opeenvolgende MAP-discussies niet komen. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat die MAP’s en de opmaak ervan toch met heel wat mensen met enige deskundigheid wordt afgesproken. Ik ga er althans van uit dat er op Europees niveau toch wel wat deskundigheid aanwezig is. Die mensen leggen daar een weg mee af en moeten ook een aantal zaken vaststellen.
Dat wijst enkel maar op de complexiteit van het hele verhaal. Dat hebben we daarnet niet gehoord in het debat, maar we mogen het niet uit het oog verliezen als we de analyse correct willen maken. Als we ons vizier verder opentrekken dan enkel de Vlaamse grens en kijken naar andere Europese landen, dan moeten we vaststellen dat er ook daar een probleem is en dat de resultaten kunnen verbeteren. Ook daar is er een stagnatie of kunnen er minder goede resultaten worden voorgelegd.
Dat brengt mij bij de kunstmest. Dat is geen excuus, maar een vaststelling. Ik hoop dat Europa de handschoen opneemt om op dat vlak stappen vooruit te zetten. We hebben het al verschillende keren aangekaart dat dit ook op Europees niveau moet worden opgenomen. Ik hoop echt dat Europa op dat vlak niet stil blijft zitten.
Dan is er inderdaad ook het verhaal van de hele sector en de hele keten, maar dat is opgenomen in het actieplan.
Dan is er ook de factor van het weer. Dat is geen excuus, maar wel een feitelijkheid waarmee we rekening moeten houden. De landbouwsector heeft zijn specificiteit en is heel sterk onderhevig aan weersomstandigheden. We moeten kijken hoe we ons daartegen beter kunnen verweren en hoe we daarmee kunnen omgaan.
Een ander element dat in de waterdiscussie moeilijk is, betreft de kennis en de impact van ander grondgebruik dan de landbouw in de grondlagen. Ik stel vast dat er op dat vlak nog een hiaat is in de kennis. Ik hoop dat we daar ook ten volle op kunnen inzetten want als we maatregelen opleggen zonder dat mensen duidelijk het gevoel hebben dat ze een effect hebben, dan is dat zeer ontmoedigend. We moeten daar dus zeker op inzetten.
Ik kom nog eens terug op het weer. Ik herhaal dat dit geen excuus is, maar ik wil wel door een andere, positieve bril kijken. De klimaatverandering is een feit. In het Mestactieplan staan heel wat goed afgewogen en wetenschappelijk onderbouwde maatregelen. Er worden stappen gezet en er gebeuren bijsturingen en verfijningen, die elk hun effect hebben, de ene keer iets meer en de andere keer iets minder dan oorspronkelijk ingeschat. Misschien moeten we onderzoeken hoe we onze landbouwgronden robuuster kunnen maken. We moeten nagaan hoe we een veerkrachtiger bodemleven kunnen stimuleren, vanuit een positieve, preventieve impact. We hebben gedraineerde gronden omdat we ze bewerkbaar moeten houden. Kunnen wij bijvoorbeeld met draineergrachten werken? Kunnen we op een andere manier meer investeren in de sector en in de robuustheid, om na te gaan op welke manier zaken sneller kunnen worden opgevangen of hoe er een grotere buffer kan worden ingebouwd? Op die manier kan de sector meer preventief inzetten op de klimaat- en weersveranderingen.
Minister Joke Schauvliege
Ik wil nog eens herhalen dat deze resultaten niet goed zijn. Iedereen had gehoopt dat de resultaten beter zouden zijn. Ik vind het echter opmerkelijk dat gezegd wordt dat dit was voorspeld door experten. Daarbij maakt men abstractie van het feit dat dit MAP niet op een eiland wordt gemaakt. We maken dit niet op onszelf. Het gebeurt met goedkeuring van de Europese Commissie. Er moet een akkoord zijn. De maatregelen moeten wetenschappelijk onderbouwd zijn en moeten de commissie voldoende kunnen overtuigen dat ze zullen werken. Het is dus niet zo dat er een hele resem experten heeft gezegd dat dit niet zou werken en dat dit nu uitkomt. Integendeel, dit is opgemaakt door experten. De Europese Commissie heeft met experten bekeken of dit zou werken.
Het heeft inderdaad niet het beoogde resultaat gehaald. Voor mij wijst de analyse uit dat vooral de regelgeving onvoldoende wordt nageleefd. We zien ook de resultaten nog niet van de bijsturingen aan het MAP. Ik ga er volledig mee akkoord dat we nog veel meer moeten inzetten op handhaving. Het is niet dat er geen handhaving gebeurt. Ik heb de cijfers bij. Binnenkort zal er ook een hoorzitting zijn met onze diensten, die dit nog veel meer kunnen duiden. In 2017 bijvoorbeeld werden 800 doorlichtingen uitgevoerd, waaraan in 267 gevallen een of meerdere gevolgen gekoppeld zijn. In 2018 – ik heb de cijfers tot juni – zijn er 450 doorlichtingen uitgevoerd, waarvan er 145 tot gevolgen hebben geleid. Het is dus niet zo dat er geen controle gebeurt, maar we moeten op zoek gaan naar nog betere instrumenten, naar nog betere controle.
Wat zal nieuw zijn in het MAP, als het wordt goedgekeurd door de Europese Commissie? We werken opnieuw gebiedsgericht. In MAP 5 golden de strengere maatregelen in een bepaald gebied niet voor iedereen. Daar zullen we nu komaf mee maken. Ze zullen gelden voor iedereen in dat gebied. Het zal ook voor de volledige keten zijn. Ik heb dat daarnet geschetst en ik vind dat ook heel belangrijk. Ik heb dat ook aangehaald toen we het over kunstmest hadden. Voorzitter, uiteraard moet dit Europees worden bekeken, maar we moeten er alles aan doen om dit in Vlaanderen te realiseren. Deze bijkomende zaken zijn in MAP 6 veel strenger. Ook de pakkans en de boetes worden verhoogd. Er wordt dus forser ingegrepen op het economisch voordeel dat men daardoor krijgt.
Ik voel hier teleurstelling en ik voel die ook. Ik heb dat daarnet ook uitdrukkelijk aangegeven. Ik hoor wel weinig alternatieven. Er wordt gevraagd of we wel nog moeten gaan voor derogatie. Als er geen derogatie is, is er ook geen MAP. Het is goed dat er een MAP is en dat we daarover kunnen onderhandelen met de Europese Commissie, om op die manier bijkomende maatregelen te kunnen nemen. Dat is een goed denkkader, waar we ten volle op moeten inzetten. Het is ook mijn ambitie om de resultaten te behalen.
En het is heel belangrijk om goed uit te leggen waarom maatregelen genomen worden, en waarom we absoluut die doelstellingen moeten halen. Vaak krijg je dan ook de opmerking: “Waarom is dat nu allemaal nodig?” Ik denk dat het heel belangrijk is om ook aan het draagvlak en de uitleg van die maatregelen hard te blijven werken, naast de handhaving en striktere maatregelen die ook heel gebiedsgericht gaan.
Uiteraard moet er nog veel onderzoek, ontwikkeling en innovatie gebeuren. Ik heb hier ‘grondwater’ gehoord. Er is onderzoek naar het effect op het grond- en oppervlaktewater. Ik geloof heel sterk in innovatie, daar moeten we absoluut verder op blijven inzetten. Het blijft natuurlijk een gegeven dat je op verschillende fronten moet werken, goed uitleg geven en goed begeleiden. Regelgeving moet gemakkelijk toe te passen zijn in de praktijk. Je ziet soms dat het door onwetendheid is dat men bepaalde maatregelen niet toepast, dat is geen excuus, maar het is wel zo. Dus we moeten daarop blijven inzetten. Ik zou het jammer vinden als we het kind met het badwater weggooien, en dat we het pad van sensibilisering en voorlichting zouden verlaten.
Het gaat over kunstmest, het gaat over transport, het gaat over de mestverwerker, het gaat over de juiste toepassing en het gaat over handhaving, collega’s. Het zijn allemaal maatregelen die met elkaar verband houden. Ik denk dat we allemaal de teleurstelling over dit resultaat delen, en ik hoop dat we samen kunnen zoeken hoe we hieruit geraken. Want het is heel makkelijk om te zeggen dat het niet werkt, dat het er niet is, dat het een maat voor niets geweest is, maar ik hoor eigenlijk heel weinig alternatieven. Ik denk dat het een verkeerde houding is om te zeggen dat het niets oplevert en te vragen wat we hier nog zitten te doen. We moeten ons vooral afvragen wat we nog beter kunnen doen, en hoe we daar samen werk van kunnen maken, en wat de juiste zaken zijn die we verder nog kunnen beslissen om resultaten neer te zetten.
Dus de handdoek in de ring gooien, is niet mijn manier om aan politiek te doen. Ik wil het vooral aanpakken en zorgen dat we de resultaten boeken op het terrein, en ik hoop dat iedereen daar ook zo over denkt.
De voorzitter
De heer Tobback heeft het woord.
Bruno Tobback (sp·a)
Minister, u zult begrijpen dat ik het een beetje moeilijk heb om nog te geloven in charmante naïviteit in dezen. Ik kan alleen maar vaststellen dat, na twintig jaar daarover te discussiëren, oorlogen te voeren op het terrein, controles en regels aan te scherpen en noem maar op, het ongelooflijk schrijnend is dat men nog altijd moet praten over onwetendheid bij de betrokkenen, een gebrek aan draagvlak in de sector en nood aan meer handhaving.
We investeren ondertussen doorheen de jaren onder verschillende regeringen miljoenen euro’s belastinggeld in controles, in handhaving, in onderzoek, in ondersteuning van de sectororganisaties om aan sensibilisering en noem maar op te doen. Ik kan toch alleen maar vaststellen dat alle sensibiliseringen en vooral alle handhavingen van de wereld, geen enkel alternatief leveren wanneer de simpele, elementaire, primaire burger- en verantwoordelijkheidszin ontbreken bij blijkbaar toch een zeer significant deel van de sector. En ik denk dat het stilaan klaar en duidelijk tijd is om te stoppen met dat fluwelen handschoenen- en kleinekindjesbeleid te blijven voeren.
Ik kijk ook naar collega Vandaele die hier opnieuw grote woorden gebruikt, want hij gaat er opnieuw bij zitten. We moeten heel klaar en duidelijk een signaal geven namens de Vlaamse belastingbetalers die wij hier verdedigen en vertegenwoordigen, dat als het resultaat er niet is, en als de ‘cowboys’ gekend zijn, hun bedrijven gesloten moeten worden. Dat doen we ook met bedrijven die andere overtredingen begaan en met andere bedrijven die milieunormen overtreden.
Een sector die niet in staat is om milieunormen te respecteren en te handhaven, zal daarvan de gevolgen moeten dragen. De voorbije twintig jaar tot op de dag van vandaag was het steevast zo dat wij het zijn die de gevolgen dragen, en de sector er nog wat hulp bovenop krijgt. Ik wil hier nu een klaar en duidelijk pleidooi houden om daarmee te stoppen in uw MAP 6, en om duidelijk te maken dat wie nog over de grens gaat, over de teeltvrije zone gaat, echt de gevolgen zal dragen. Wat mij betreft, als dat dan een sluiting moet zijn, dan zal het maar een sluiting zijn.
Wie niet in staat is om een bedrijf te leiden op een manier die niet schadelijk is voor de omliggenden, voor de rest van het land waarin het actief is, voor de gezondheid van de rest van de bevolking en voor de milieuwaarden die we allemaal zeggen na te streven, moet er dan maar gewoon mee stoppen. Als het gaat, dat men het dan doet; als het niet gaat, dat men er dan maar mee stopt.
Die boodschap moet nu eens klaar en duidelijk gegeven worden, ook vanuit het beleid, en men moet bereid zijn om dat echt hard te maken indien het nodig is. Het beleid met alleen maar wortels, is heel klaar en duidelijk niet genoeg.
Goedwillende bedrijfsleiders moeten we allemaal steunen, de rest moet er maar tussenuit – laten we nu eens klaar en duidelijk zijn, ook als boodschap uit dit parlement – als het op deze manier niet gaat. Het spijt mij zeer, maar ik stel alleen maar vast dat het op deze manier gewoon niet gaat, en ik vind dat we moeten stoppen met pappen en nathouden, en voort blijven sukkelen, en eigenlijk het hele Vlaamse beleid te laten uitlachen, want dat is op dit moment aan het gebeuren.
De voorzitter
De heer Caron heeft het woord.
Bart Caron (Groen)
Dank u wel, voorzitter.
Door collega Vandaele ‘super-tsjeef’ genoemd te worden, geef toe, er bestaat haast geen grotere belediging in dit parlement dan deze. Maar ik ben dat niet, want ik geloof niet in goede bedoelingen alleen, laat staan dat ik nog geloof, dus ik ben geen ‘super-tsjeef’.
Maar ik ben wel bekommerd om de landbouwsector zelf en om de landbouwers zelf. En dat mag, ik wil ook gezond voedsel, en ik wil een leefbare sector. Als groene politicus vind ik dat dat hardop gezegd mag worden, en dat we daar moeten voor gaan, want daarvoor doen we het. We willen een gezond leefmilieu, gezond oppervlaktewater en gezond voedsel.
Het is duidelijk dat we het met mooie intenties alleen niet zullen halen. Het kan alleen maar door strengere maatregelen en veel strakkere handhaving. Ik heb in mijn leven nog maar zelden gepleit om meer ‘flikkenmanieren’ te hebben bij wijze van spreken, maar ik denk dat er hier geen andere oplossing is.
Ik herhaal wat ik daarnet zei over sanctionering en sancties: ik zou eigenlijk heel graag hebben dat de landbouwsector en alle mogelijke federaties die in deze thematiek betrokken zijn het geweer van schouder veranderen.
In plaats van te zagen en te pramen om de maatregelen te milderen, moeten we dus oproepen en keihard gaan voor een sanering van onze oppervlaktewateren. Ze hebben er verdorie belang bij! Geen kop in het zand! Dat ze zelf eens hun eigen leden daartoe sensibiliseren en ja zeggen tegen een overheid die strak handhaaft en sanctioneert. Dat vind ik een cruciale kwestie.
Mijnheer Vandaele, wat het MAP 6 betreft: wij krijgen die teksten nooit op voorhand te zien. (Opmerkingen van Wilfried Vandaele)
Ik denk dat u toch relaties hebt in de interkabinettenwerkgroep en zo – toch meer dan ik. U moet geen tjevenmanieren hebben, daar kan ik ook niet mee leven. Maar dat u er dan zo op doorgaat… U moet consequent zijn met wat u zegt. Ik geloof u, in u geloof ik wel. Maar als dat ook rond de onderhandelingstafel in de meerderheid het geval zou zijn, dan wil ik wel eens zien hoever we komen.
Minister, krijgen wij de gelegenheid om de teksten, zoals MAP 6 nu voorligt in de Europese Commissie, ook in dit parlement in te zien en daar ook een toelichting over te krijgen door specialisten die aan de voorbereiding hebben meegewerkt? Voorzitter, kan er dan ook een informatief hoorzittingsmoment komen in deze commissie?
Ik heb begrepen dat er wellicht in januari een hoorzitting komt met de rapporten. Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om te vragen dat die bewuste diensten ook eens een Europese vergelijking maken – als ze dat kunnen. U hebt mij op het spoor gezet, voorzitter. Het zou inderdaad wel interessant zijn om niet alleen naar de eigen navel te kijken, maar ook eens rond ons te kijken en te kijken waar we staan. Want alleen oppervlaktewateren en de Leie, die finaal dan toch in Nederland terechtkomen, is op zich geen oplossing. We vangen in West-Vlaanderen bijvoorbeeld heel wat water uit Noord-Frankrijk. Is dat een thematiek die ermee te maken heeft? Ik weet dat de technieken vaak anders zijn, maar zou er toch een vergelijkend model of overzicht mogelijk zijn op die hoorzitting?
De voorzitter
De heer Vandaele heeft het woord.
Wilfried Vandaele (N-VA)
Voorzitter, ik wil mij allereerst verontschuldigen ten opzichte van mijnheer Caron omdat ik hem een ‘supertjeef’ heb genoemd, terwijl hij eigenlijk maar een gewone tjeef is.
Mijnheer Caron, uw pleidooi om Europees te vergelijken, is natuurlijk vreselijk interessant, maar ik denk dat we toch voor onze eigen deur moeten vegen en de discussie ook niet mogen verdrinken in wat anderen doen of niet doen.
Minister, ik heb een paar dingen genoteerd. Ten eerste zegt u dat we moeten uitleggen waarom dat allemaal nodig is. Dan denk ik: we zijn verdorie een paar decennia met deze problematiek bezig. We hebben miljoenen geïnvesteerd in dat uitleggen en in sensibilisering. We hebben daar organisaties voor opgericht, ondersteund, gepamperd, de hemel in geprezen. Als je dan na twintig jaar moet zeggen dat we toch maar eens aan de landbouwsector moeten uitleggen waarvoor dit allemaal dient, dan zijn we er natuurlijk niet.
U zegt ook dat die wetenschappelijke fundamenten er zijn want de Europese Commissie heeft dat goedgekeurd. Dat is wat ik daarnet probeerde uit te leggen: dat we te veel naar die derogatie kijken en te veel denken dat als Europa het maar goed vindt, dat het dan goed is. We weten allemaal dat op dat niveau andere dingen spelen dan alleen maar wetenschappelijke argumenten en elementen. We hebben dieselgate gekend. We weten dat daar heel wat lobbywerk aan te pas komt – lobbywerk dat soms ver verwijderd is van ‘evidencebased policy’.
Voorzitter, u zegt ook dat die deskundigheid er is. We baseren ons toch op wetenschap, we hebben toch ook de mensen die dat voorbereiden en goedkeuren hier bij ons. Zij kennen die zaken. Ja, dat klopt, maar we weten toch ook dat, in heel die totstandkoming van zo’n regelingen en van MAP’s, ook de sectoren en de belanghebbenden daar redelijk dicht bij staan. Het is dus niet altijd de wetenschappelijke kwaliteit die aan de basis ligt.
Voorzitter, u zegt ook dat we ook eens moeten kijken naar andere oorzaken, maar ook deze plaat is stilaan grijsgedraaid. Ik denk dat we toch wel weten – en daarvoor hebben we ook betrouwbare instellingen, zoals de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) – waar de oorzaken liggen, en dat we in dit geval – als we het hierover hebben – toch in de richting van de landbouw moeten kijken.
U noemt ook de klimaatverandering. Oké, de landbouw heeft daarmee te maken en zal daar ook een slachtoffer van zijn. Maar ze zijn er ook voor een deel een veroorzaker van – niet de grootste, maar toch voor een deel. Als je dan kijkt naar alle klimaatplannen die we op tafel hebben gelegd en die we hier ook allemaal samen hebben goedgekeurd, mijnheer Tobback, dan zien we dat als er één sector ontzien wordt, dat nog altijd de landbouwsector is. Daar moeten we ook eerlijk in zijn. Als je zegt dat dit een probleem is, en je wilt er uiteindelijk misschien ook voor vergoed worden of milderende maatregelen krijgen voor de gevolgen van die klimaatverandering – het is te warm, te koud, te nat of te droog, en we willen daar ook voor gecompenseerd worden – dan moet de sector natuurlijk ook zelf bereid zijn om bij te dragen aan die oplossingen.
U zegt dan ook dat we die bedrijfsvoering misschien wat moeten aanpassen, maar ik denk dat we de oplossingen kennen. Als je bijvoorbeeld naar een extensieve veeteelt gaat waar je nog veel graslanden hebt en waar CO2-captatie gebeurt enzovoort, dan heb je al pure winst. Als die sector ecosysteemdiensten levert, dan mogen die wat mij betreft – ik heb het al gezegd – ook vergoed worden.
We kunnen dan natuurlijk weer in de richting van Europa kijken en zeggen dat als er dan steun komt voor de landbouw, dat die dan ook in die richting georiënteerd moet worden. Dat is vandaag nog te weinig het geval, als u het mij vraagt.
De voorzitter
De interpellatie en de vragen om uitleg zijn afgehandeld.