De voorzitter
De heer Engelbosch heeft het woord.
Jelle Engelbosch (N-VA)
Voorzitter, ik wens iedereen een bijzonder boeiend jaar, een goede gezondheid en veel inspiratie.
Minister, ik heb inderdaad een vraag om uitleg ingediend over luchtwassers, en dat is een opvolgvraag, want in het verleden zijn daarover al veel vragen gesteld, in 2017 door collega Vandaele en vorig jaar door collega Caron.
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat stallen met luchtwassers in realiteit veel meer uitstoten dan oorspronkelijk gedacht. U zegt in uw schriftelijk antwoord van mei dat u laat onderzoeken hoe de erkenning van luchtwassers kan worden bijgestuurd en welke hogere prestatievereisten kunnen worden gesteld.
Omdat de effectiviteit van luchtwassers nu ter discussie staat, is het goed om te kijken naar alternatieven. Zo kunnen mestbanden onder de stalvloer ervoor zorgen dat mest en urine geregeld worden afgevoerd, waardoor het ammoniakgehalte volgens onderzoekers van Wageningen met 70 procent zou kunnen dalen. Een andere optie is het mestgedrag van varkens sturen en ervoor zorgen dat ze mesten op een klein oppervlak in de stal. Uit onderzoek bleek dat aanpassingen aan de stalinrichting dit resultaat kunnen bereiken. Ook koelen, verdunnen en aanzuren van mest blijkt een positief effect te hebben op ammoniakemissies.
Bovendien vind je vandaag enkel luchtwassers terug bij recent gebouwde stallen. Daarom vragen de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV), de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Minaraad een breder stimulerend beleid, als we toch willen dat die emissiearme staltechnieken breder ingang kunnen vinden.
Minister, hebt u al enig zicht op hoe de hogere prestatievereisten voor luchtwassers eruit kunnen zien? Luchtwassers plaatsen in reeds bestaande stallen is een dure operatie. Staat u open voor alternatieve systemen in die stallen die de emissies kunnen reduceren? Loopt hier een onderzoek naar? Zijn er ook subsidies mogelijk voor alternatieve systemen in bestaande stallen?
Zowel biologische als chemische luchtwassers krijgen vandaag steun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF). Hoeveel VLIF-steun werd gegeven ter vervanging van een bestaande stal? En hoeveel voor nieuwe stallen? Is het mogelijk om nog andere premies aan te wenden voor het emissiearm maken van stalruimtes? Zo ja, voor welke installaties?
De voorzitter
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege
Collega Engelbosch, er zijn inderdaad al een aantal vragen hierover gesteld. We hebben een lijst met de ammoniakemissiestalsystemen en daar staan generieke beschrijvingen bij van de luchtwassersystemen. De bedoeling is dat die lijst verder wordt verfijnd, dat er aan elke type luchtwasser ook een specifieke beschrijving zal worden gegeven en dat er ook zal worden aangetoond welk reductiepercentage daaraan wordt gekoppeld. Het is de bedoeling om de eerste aanvragen volgens de verfijnde lijst medio 2019 goed te keuren.
Het achteraf plaatsen van zo'n luchtwasser op bestaande infrastructuur blijkt vaak technisch niet haalbaar te zijn. Via de combinatie van andere maatregelen kunnen wel vergelijkbare reducties worden gerealiseerd als met luchtwassers.
Drie alternatieven staan vandaag ook al op de lijst van ammoniakemissiestalsystemen. Alle investeringen op die lijst zijn subsidiabel via het VLIF, zowel investeringen in luchtwassers als die alternatieve systemen.
De Europese Unie laat toe dat lidstaten maximaal 40 procent van de investeringskosten subsidiëren. De Vlaamse Regering besliste om 30 procent te hanteren. Omdat de budgetten beperkt zijn en het VLIF meervoudige doelstellingen nastreeft, moest de regering een evenwicht vinden tussen minder boeren die investeren in duurzaamheid, subsidiëren aan een hoger percentage, of omgekeerd, meer boeren subsidiëren aan een lager percentage. Daarom is die 30 procent geselecteerd.
U vraagt hoeveel daar exact naartoe is gegaan. We hebben dat nog niet kunnen nagaan. Onze diensten zullen zoeken of er een oplijsting bestaat van hoeveel miljoenen euro's het zijn, maar dat heb ik nu niet bij. Ik zal het zo snel mogelijk bezorgen aan het secretariaat.
Buiten het VLIF zijn er geen andere subsidiemogelijkheden bekend voor de installatie van luchtwassers of alternatieve investeringen.
De voorzitter
De heer Engelbosch heeft het woord.
Jelle Engelbosch (N-VA)
Minister, u zegt dat het de bedoeling is om de lijst te verfijnen en u zegt dat die lijst medio 2019 ter beschikking zou moeten zijn zodat we dan weten wat de normen zijn en welke systemen aan welke reductienormen zullen voldoen. Ik kijk daarnaar uit want het is toch een verhaal dat al enkele jaren meegaat. Er wordt toch nog meer uitgestoten dan oorspronkelijk gedacht. Daarom is het nuttig dat we daar eindelijk werk van maken om te zorgen dat we minder uitstoot krijgen.
De vraag hoeveel er is gegaan naar bestaande stallen en hoeveel naar nieuwe stallen, daar zou ik graag een antwoord op krijgen, maar dat hoeft niet vandaag te zijn. Het is wel belangrijk. We subsidiëren vandaag nieuwe stallen die geregeld naast een bestaande stal worden gebouwd, en die oude stal blijft ook bestaan. Misschien valt te overwegen dat we die boer eerst verplichten om zijn bestaande stal emissiearm te maken voor we subsidies geven om daarnaast meteen een nieuwe te plaatsen. Daar zitten wel winstmogelijkheden. Kan dat misschien worden opgelegd?
Ik vind het een beetje vreemd om te zeggen: u hebt dat goed gedaan, u hebt een emissiearme stal gebouwd, als daarnaast die oude blijft bestaan. Ik denk dat we de switch moeten maken naar het eventueel opleggen om eerst die oude stal af te breken. Voor de bestaande stallen zijn er ook technieken om eenzelfde reductie te bekomen. Dan moet eerst die oude stal emissiearm worden gemaakt alvorens de landbouwer een subsidie krijgt om een volledig nieuwe stal te bouwen.
De voorzitter
De heer De Croo heeft het woord.
Herman De Croo (Open Vld)
Minister, dit is een klassieke benadering van een structureel probleem dat we reeds lang kennen. We hebben een intensieve landbouw met een bescheiden bewerkbare oppervlakte. Er zijn ook de facetten van productiviteit, haalbaarheid, de korte keten en de impact op het milieu. Die moeten allemaal met elkaar in orde worden gebracht.
De vraag is goed in die zin dat ze ons wakker houdt. Maar moeten wij het geld voor één sector verhogen als gevolg van een bezorgdheid? Als we dat doen, zal iemand anders of een andere sector klagen omdat ze minder krijgen.
Minister, ik weet dat we niet aan iedereen kunnen voldoen. Ik weet ook niet hoeveel miljoenen het VLIF jaarlijks kan uitgeven. Daar zal wel een plafond op zitten. Er wordt ook een percentage gehanteerd in de goedgekeurde investeringen. Is er geen officieuze, voorafgaandelijke afweging mogelijk – maar misschien ketter ik daarmee in deze commissie en ‘ketteren’ is een mooi woord, voorzitter – als de aanvragen binnenkomen zodat er wat kan worden gestroomlijnd en de ene redelijkerwijze voldoening kan worden geschonken en de andere wat minder? Bestaat dat of is het ‘wie eerst komt, eerst maalt’ als de voorwaarden zijn vervuld?
De voorzitter
De heer Caron heeft het woord.
Bart Caron (Groen)
Ik heb hier een tijdje geleden een vraag gesteld over de effectiviteit van luchtwassersystemen. Daar bestaan ook nogal wat twijfels over. Ik wil die discussie niet herhalen, maar ik wil het voorstel van de heer Engelbosch wel ondersteunen. De vraag is hoe snel het moet gaan. We zouden er toch naar moeten streven om er binnen een afzienbare termijn – laat mij toe om daar geen jaartal op te zetten – toe te komen dat alle stalsystemen, zeker voor varkens en kippen, met luchtwassersystemen zijn uitgerust. Als naast de nieuwe stallen alle oude blijven bestaan, dan zal de uitstoot niet verminderen. De uitstoot blijft dan gewoon dezelfde. Er moet minstens een engagement zijn dat vooraleer men een nieuwe subsidie krijgt, men een inspanning moet doen om de bestaande systemen te optimaliseren. Over hoe hard, hoe traag of hoe snel dat moet gaan – uiteraard ook ondersteund door de Vlaamse overheid –, durf ik mij niet uit te spreken. Het zou echter wel onze ambitie moeten zijn.
De voorzitter
De heer Dochy heeft het woord.
Bart Dochy (CD&V)
Minister, collega's, ik begrijp dat het zeer belangrijk is om die lijst te optimaliseren, te updaten en vooral het onderzoek verder te stimuleren om daar nog stappen vooruit in te zetten. Ik heb in 1994 mijn thesis gemaakt over ammoniakemissiebeperking uit vleesvarkensdrijfmest. Dat is een heel complex proces en er is sindsdien al heel wat gebeurd op dat vlak. De emissiesystemen zijn er gekomen vanaf 2001 toen de eerste lijst van emissiearme technieken is gepubliceerd. Het is nuttig om daar verder op in te zetten en om vanuit het VLIF die ondersteuning te bieden.
Alles wat te maken heeft met ammoniak, is gevat door de bepalingen en de wetgeving omtrent het PAS-systeem (Programmatische Aanpak Stikstof). Bij elk bedrijf is gekeken in welke mate er een eventuele nadelige invloed zou zijn van ammoniakemissie op een belangrijke habitat of op de natuur in de omgeving.
Ik zou toch voorzichtig zijn – ik pleit daar dus niet voor – om de piste te openen dat bestaande vergunningen en afspraken die zijn gemaakt tussen de overheid en de ondernemer, die een investering doet, moeten worden opengebroken in functie van een eventuele uitbreiding. Dat de impact op de omgeving bij een uitbreiding wordt samengevoegd met het aanwezige bedrijf, is zeer logisch. Dat moet in zijn geheel worden bekeken. Maar de verplichting opleggen om oude stalsystemen die nog niet zijn afgeschreven, aan te passen bij een eventuele uitbreiding en voor het krijgen van een subsidie, vind ik een heel perverse redenering. Ik hoop niet dat we in die situatie terechtkomen.
Jos De Meyer (CD&V)
Minister, het is ook bijzonder belangrijk dat het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) verder voldoende middelen krijgt om te zorgen voor de technische en wetenschappelijke onderbouwing van de verschillende emissiesystemen. Daar wil ik aandacht voor vragen.
Minister Joke Schauvliege
Uiteraard wordt er verder ingezet op onderzoek om na te gaan welk effect luchtwassers en alternatieven hebben. Uiteraard wordt er verder gezocht, maar ik heb de indruk dat hier voorbij wordt gegaan aan de manier waarop een vergunning verkregen wordt. Als men een bepaalde investering doet, dan krijgt men een vergunning. Er wordt niet specifiek iets opgelegd op het vlak van luchtwassers, maar wel wat de maximale milieu-impact en de uitstoot mogen zijn. Het is dan aan de bouwer om investeringen te doen om die impact en de uitstoot te beperken. Dat geldt voor nieuwe stallen, maar ook bij een hervergunning of bij een verandering van de impact van bestaande stallen. Het is dan ook aan de exploitant om investeringen te doen. Het is niet zo dat we alleen voor nieuwe stallen een luchtwasser opleggen. Om een vergunning te bekomen, worden milieuvoorwaarden opgelegd. Het is belangrijk om die zaken goed op te volgen en goed te weten wat de impact is. Ik ben het eens met de vraagstellers dat die impact goed moet worden gemeten, en we doen dat ook. Bij controles wordt er gekeken naar de uitstoot van bedrijven en wordt er gekeken naar de impact op de omgeving, en of de investeringen die zijn gebeurd, voldoende impact hebben.
Belangrijk is dat in het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) 54 miljoen euro zit dat specifiek voor investeringen is bedoeld. In het totaal zit er 60 miljoen euro in het VLIF, maar die 54 miljoen euro kan voor investeringen worden gebruikt en daarvoor is die 30 procent tussenkomst. Nogmaals: men is nu in de lijst alles aan het specificeren waar er juist voor luchtwassers in nieuwe of oude stallen is tussengekomen. We zullen u die lijst zo snel mogelijk bezorgen.
De voorzitter
De heer Engelbosch heeft het woord.
Jelle Engelbosch (N-VA)
Ik heb, voor alle duidelijkheid, niet om meer subsidies voor het bouwen van stallen gevraagd. De heer De Croo heeft mijn vraag misschien niet goed begrepen. Ik heb dus absoluut niet gevraagd om meer subsidies aan landbouwers te geven. Ik heb wel gevraagd om die subsidies te bekijken of te herbekijken en concreter in te zetten.
Ik zeg ook niet dat vergunningen en bestaande vergunningen ter afweging moet komen in functie van wat men voor emissiereductie doet. Ik denk wel dat we moeten durven bekijken of we nog subsidies zullen geven als men dat niet doet. Dat is een heel andere invalshoek. Ik zeg niet dat ze geen vergunning kunnen krijgen. De vraag is of we subsidies moeten geven voor die nieuwe stal als de oude stal niet aan emissiereductie doet. Zoals de heer Caron zegt: als men een nieuwe stal bouwt en men behoudt de oude, dan gaat men naar meer uitstoot. Dat is een heel simpele rekensom. In die zin moeten we ons de vraag stellen of wij dan op dat moment wel die subsidies geven. Dan stel ik voor om daarvoor bijvoorbeeld minder subsidies te geven en de subsidies te verhogen voor mensen die voor hun oude stallen wel de emissies reduceren. Ik denk dat die oefening wel eens gemaakt moet worden om in totaliteit naar een lagere uitstoot te kunnen gaan.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld