In Haspengouw overwinteren akkervogels zoals de geelgors, veldleeuwerik, grauwe gors, … Maar de winter is een moeilijke periode voor de akkervogels, omdat op de akkers niet veel voedsel meer te vinden is. 159 landbouwers willen de akkervogels helpen door hun landbouwpercelen akkervogelvriendelijker te maken. Op 326 percelen zaaiden ze een vogelvoedselgewas in waar de akkervogels in de winter graan kunnen vinden, samen goed voor 190 hectare. Daarnaast legden ze nog 120 hectare gemengde grasstroken aan. Die kruidenrijke grasstroken trekken insecten aan die als zomervoedsel dienen voor de akkervogels en hun jongen. De akkervogels maken ook hun nesten in de grasstroken en kunnen er het hele jaar door schuilen. De landbouwers stellen in totaal dus 310 hectare van hun percelen ter beschikking van de Haspengouwse akkervogels.
Beheerovereenkomsten voor akkervogels
Een beheerovereenkomst is een vijfjarige verbintenis die een landbouwer vrijwillig aangaat met de Vlaamse Landmaatschappij. Hij levert dan extra inspanningen voor milieu, natuur en biodiversiteit op zijn landbouwbedrijf. In ruil krijgt de landbouwer jaarlijks een vergoeding voor het extra werk en het inkomensverlies. De 159 Haspengouwse landbouwers sloten een beheerovereenkomst voor akkervogels met de Vlaamse Landmaatschappij. In ruil voor de akkervogelvriendelijke maatregelen die ze toepassen op hun percelen, krijgen ze een jaarlijkse vergoeding.
Karakteristieken van vogelvoedselperceel bepalen soort akkervogels die aangetrokken worden
Onderzoek van de Universiteit Hasselt en Vlaamse Landmaatschappij in Haspengouw, toont aan dat vogelvoedselpercelen effectief bijdragen aan de overlevingskansen van akkervogels tijdens de winter. In Haspengouw zijn het vooral soorten als geelgors, rietgors, torenvalk, buizerd, kneu, fazant, blauwe reiger en groenling die in belangrijke mate profiteren van deze vogelvoedselpercelen. Bovendien worden ook meer kritische soorten als de grauwe gors , blauwe kiekendief en veldleeuwerik regelmatig waargenomen op deze percelen. De verhoogde aanwezigheid van torenvalk, buizerd, blauwe kiekendief en blauwe reiger is vooral te verklaren door de aanwezigheid van muizen op deze percelen.
Het onderzoek toont ook aan dat de karakteristieken van het vogelvoedselperceel mee bepalend zijn voor de soorten die er worden door aangetrokken. Geelgors en rietgors zijn minder kieskeurig wat betreft het type teelt, terwijl kneu een duidelijke voorkeur heeft voor graanmengsels met bladrammenas. Geelgors wordt vaak waargenomen op percelen gelegen langs een houtkant of bomenrij. Veldleeuweriken gaan eerder voedsel zoeken op vogelvoedselpercelen die gelegen zijn in open landschap op voldoende afstand van bomen, bossen of bebouwing.
Anderzijds blijkt uit opvolging door de VLM echter ook dat veel vogelvoedselpercelen al vroeg in de winter leeggegeten zijn (o.m. ook door wildvraat) waardoor vooral in het vroege voorjaar de voedselsituatie voor een aantal soorten precair blijft. Het is daarom van belang om voldoende percelen in te richten om ook in deze periode nog een minimaal voedselaanbod te kunnen garanderen voor onze (akker)vogels.