Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 20 feb 2019 12:07 

Het beschermen van onze insectenpopulaties


Vraag om uitleg over het beschermen van onze insectenpopulaties van Piet De Bruyn aan minister Koen Van den Heuvel

De voorzitter

De heer De Bruyn heeft het woord.

Piet De Bruyn (N-VA)

Minister, ik weet niet in hoeverre u kennis hebt van onze rijke Nederlandse literatuur, maar ‘Erik of het klein insectenboek’ van Godfried Bomans hebt u zonder enige twijfel ooit gelezen, net als velen die hier zitten. Erik ontmoet op een nacht heel wat boeiende insecten, gaande van vliegen en hommels tot wespen.

Minister, het gaat niet goed met de insectenpopulatie, integendeel. Op een studiedag naar aanleiding van tien jaar Soortenbesluit drukte bio-ingenieur en insectendeskundige Kris Wyckhuys ons met de neus op de feiten. Hij nam samen met collega’s 73 bestaande insectenstudies onder de loep. Ze kwamen tot de conclusie dat twee op de vijf insectensoorten in aantal ernstig krimpen. Ze keken zowel naar internationale studies als naar studies op het Belgische grondgebied. De terugval gaat liefst acht keer sneller dan bij zoogdieren, vogels en reptielen het geval is. Ieder jaar slinkt de wereldpopulatie insecten met 2,5 procent. Hoewel we al langer vermoeden dat het aantal insecten afneemt, zijn studies die dat helder bevestigen, eerder zeldzaam en uiterst recent. Insecten tellen is namelijk niet zo eenvoudig als bijvoorbeeld het tellen en monitoren van zoogdieren.

Ik weet dat sinds het indienen van mijn vraag er een factcheck is geweest die wat bedenkingen formuleerde bij de extrapolatie van het onderzoek op wereldschaal. Maar ik denk dat niemand betwijfelt, en dat bleek ook uit die factcheck, dat de terugval in Noord-Amerika en Europa er is.

Insecten zorgen voor bestuiving en breken afval af. Als insecten uitsterven, zijn de gevolgen voor ecosystemen wereldwijd catastrofaal, aldus een van onze prominentste biologen, Hans Van Dyck.

De oorzaken van de terugval zijn in eerste instantie pesticiden en het verdwijnen van leefgebied. Klimaatverandering speelt een kleinere rol. Klimaatverandering speelt een grotere rol in de verschuiving van het leefgebied van populaties, maar het speelt een kleinere rol in de terugval van die populaties.

Net als het klimaatvraagstuk vraagt biodiversiteit een allesomvattend beleid. Het volstaat niet om enkel wat bloemenweides aan te leggen en bijenhotelletjes te bouwen – hoe goedbedoeld en hoe zinvol het ook is als sensibilisering. Dit volstaat op zich niet als beleidsmaatregel. We moeten een aantal zaken, vooral binnen de voedselproductie, versneld en fundamenteel durven aan te pakken.

Er bestaan vandaag een aantal maatregelen binnen de landbouw die evenwel maar een bijzonder beperkt effect – en geen significant positief effect – hebben op ons insectenbestand. Ik maak hier meteen ook abstractie van de initiatieven die er zijn om de honingbij in haar overlevingskansen te versterken. Maar dat is eigenlijk een soort die we als een eigen teelt kunnen beschouwen. Ik heb het hier heel specifiek over de wilde insecten en bestuivers, wier bijdrage onmisbaar is, bijvoorbeeld voor de conferenceperen.

We focussen ons helaas te vaak op de soorten aan de top van de voedselpiramides, en we kijken te weinig naar wat er aan de basis leeft en gebeurt. Een trendbreuk is wat ons betreft noodzakelijk.

Ik heb dan ook een heel algemene open vraag voor de minister. Deelt u de bekommernis die uit dit onderzoek blijkt, namelijk dat de achteruitgang van het insectenbestand bijzonder verontrustend is? Welke bijzondere insectenaanpak wenst u nog uit te werken of te initiëren?

De voorzitter

Minister Van den Heuvel heeft het woord.

Minister Koen Van den Heuvel

Bedankt voor uw vraag, waarin u wijst op een niet te onderschatten probleem. Ik ben het volledig met u eens, en ik deel de bekommernis van u en van de onderzoekers. Insecten spelen een cruciale rol in onze ecosystemen en onze voedselvoorziening. We mogen dat niet onderschatten. Ik ben het er volledig mee eens dat we daar een belangrijk actiepunt van moeten maken.

De oorzaken van die achteruitgang zijn voorlopig niet over de hele lijn duidelijk; verder onderzoek naar oorzakelijke verbanden is zeker nodig. Ik zal mijn diensten  de opdracht geven om met deze onderzoekers contact op te nemen, om te kijken in welke mate we hier verdere stappen voorwaarts kunnen zetten.

In de publicatie van Kris Wyckhuys wordt de wereldwijde achteruitgang van de insectenfauna in de voorbije 40 jaar in beeld gebracht. Hierbij baseerden de onderzoekers zich op 73 representatieve publicaties van onderzoek, waarvan drie vierde werd uitgevoerd in Europa. Hoewel de resultaten verschillen tussen diverse soorten groepen, blijken vlinders, vliesvleugeligen zoals bijen en wespen, en mestkevers – onder de landinsecten – en libellen, eendagsvliegen, steenvliegen en schietmotten – onder de aquatische insecten – het zwaarst te zijn getroffen. Die gaan het snelst in aantal achteruit.

Een verlies aan geschikte habitat en de conversie van deze habitat naar intensieve landbouw- en woongebieden worden in deze studie als belangrijkste oorzaken aangehaald, gevolgd door vervuiling, biologische factoren en klimaatverandering.

Uiteraard vinden ook in Vlaanderen tal van insecteninventarisaties plaats, voornamelijk in natuurgebieden. Dat gebeurt zowel door universiteiten en wetenschappelijke instellingen – zoals het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) – als door natuurverenigingen en private onderzoekers.

Maar een monitoring op lange termijn van de biomassa van insecten werd tot hier toe in Vlaanderen nog niet uitgevoerd. Uit de rode lijst die het INBO tot hier toe heeft opgemaakt, blijkt dat er een achteruitgang wordt vastgesteld bij alle onderzochte insectengroepen. Die resultaten zijn evenwel niet gebaseerd op langetermijndata, maar eerder op losse waarnemingen. Omdat er zoveel soorten insecten zijn, met zoveel verschillende eigenschappen en eisen aan hun leefgebied, is een aanpak op soortniveau wellicht niet toereikend.

Met deze inleiding wilde ik een beetje de context schetsen. Wij zijn voorstander van een algemene aanpak voor insecten, en dat staat eigenlijk gelijk met een aanpak voor biodiversiteit of de natuur in het algemeen. Ik heb afgelopen weekend het rapport Natuurverkenning 2050 doorgenomen, en het is een heel sterk document. Insecten zijn het meest gebaat met een algemene aanpak voor biodiversiteit en de natuur in het algemeen.

Als we iets willen doen voor de insecten, dan is het in de eerste plaats noodzakelijk om het huidige natuurbeleid verder te zetten. Het gaat dan in het bijzonder over de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen en het opstellen en uitvoeren van soortenbeschermingsprogramma’s, maar ook het realiseren van de strategische doelstelling van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, met onder meer een netwerk van blauwgroene aders en meer open ruimte.

Dit alles gebeurt via een reeks  bestaande instrumenten, zoals een Natuurbeheerplan, de beheersovereenkomsten, natuurinrichting, landinrichting en het verder uitvoeren van grotere, geïntegreerde projecten. Denk aan het geactualiseerde Sigmaplan of het Nationaal Park Hoge Kempen.

In de tweede plaats pleit ik voor een verhoogde aandacht voor natuurinclusief beleid. Ik verwijs graag naar het antwoord dat ik straks zal geven op uw volgende vraag, met betrekking tot de ruimere biodiversiteitsvisie. Zo kan er ook in een bebouwde omgeving altijd meer en betekenisvollere natuur worden gemaakt, met bijkomende aandacht voor meer biodiversiteit.

Ook voor de vergroening van de bebouwde omgeving bestaan er instrumenten. Ik heb vorige week de 15 miljoen-call gelanceerd voor groendaken, lokale vergroening en onthardingsprojecten. Het is ten slotte belangrijk om bij de implementatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid aandacht te schenken aan het behoud van insectenpopulaties.

De voorzitter

De heer De Bruyn heeft het woord.

Piet De Bruyn (N-VA)

Dank u, minister, voor uw antwoord. Een aantal elementen hebben mij bijzonder geplezierd, vooral het feit dat u uw diensten zult vragen om contact op te nemen met de onderzoekers. Het is altijd goed dat beleid en onderzoek elkaar vinden, zeker als er nieuw belangwekkend onderzoek wordt gepresenteerd. Het onderzoek is vaak al beschikbaar, maar het wordt dan op een publiek moment gepresenteerd, waarbij we er uitgebreid kennis van kunnen nemen. Dat is voor de beleidsmakers en de onderzoekers een uitgelezen moment om samen te zitten en te kijken naar mogelijke beleidsimplementaties.

Het stemt mij ook tevreden dat u op dezelfde lijn zit: het beschermen van de individuele soorten binnen de insectenpopulatie is een weinig zinvol instrument. We moeten ruimer kijken naar ons ecosysteem, om ervoor te zorgen dat de beschermingsstatus wordt opgedreven.

Wat uw antwoord rond het gemeenschappelijk beleid betreft, zegt u terecht dat we hier rekening mee moeten houden op het ogenblik dat we het gemeenschappelijk landbouwbeleid herzien. Zo komen we ertoe dat de biomassa van de insecten op peil blijft, of zelfs opnieuw toeneemt. Maar daarmee neemt u natuurlijk geen standpunt in over hoe we dat moeten doen. Dat is iets wat misschien buiten het bestek van deze vraag om uitleg valt, maar het is wel iets waar Vlaanderen een verantwoordelijkheid in heeft.

We zitten mee aan tafel, en we zijn betrokken in allerlei werkgroepen en organen die dat gemeenschappelijk landbouwbeleid effectief vormgeven. We moeten daar het voortouw durven nemen in het bepleiten van een drastische omslag in akkerbouw, waarbij we producten uitsluiten die kwalijk zijn voor bestuivers. We zullen dus moeten investeren in meer ecologische praktijken, zoals functionele agrobiodiversiteit. Dat zijn zaken die binnen het landbouwbeleid op Europees niveau mogelijk zijn, maar dan moet Vlaanderen een standpunt durven innemen.

Een laatste tip is: meten is weten. We hebben nu een aantal studies, en u hebt ook terecht gewezen naar andere studies, die eerder fragmentarisch zijn, maar die wel bestaan. Moeten we niet durven nadenken over een soort institutionalisering of over het structureel maken van het opvolgen van de dynamiek in insectenpopulaties, met een soort bestuivingsindex? Er moet in elk geval samen met wetenschappers een instrument te ontwikkelen zijn dat een sterkere monitoring mogelijk maakt. Zo kunnen we kijken welke beleidskeuze welke impact heeft.

De voorzitter

De heer Sanctorum heeft het woord.

Hermes Sanctorum-Vandevoorde (Onafhankelijke)

Ik vind het een zeer terechte vraag van collega De Bruyn. Zowat het meest voorkomende woord naar aanleiding van de studie was catastrofe; het is niet alleen een catastrofe voor de insecten zelf, maar ook voor ons. Want insecten vervullen in heel het systeem een belangrijke rol, ook in de diensten die voor ons belangrijk zijn, op vlak van voedselvoorziening, natuur en dergelijke meer.

Minister, ik vind het uiteraard positief dat u openstaat voor een nieuwe aanpak. U grijpt dit moment aan om het verder te onderzoeken, en om een soort van insectenaanpak te formuleren.

Dit is een beetje een algemene kritiek op de aanpak op het vlak van biodiversiteit. Tot nu toe hebben we ons toegespitst op een aantal soorten. We hebben een trechter georganiseerd en gekeken welke de meest bedreigde soorten zijn, waar de populaties zich bevinden enzovoort. Zo komen we dan tot die soortenbeschermingsprogramma’s. Dat zijn enorm ingewikkelde processen en het aantal mensen dat daar iets van kent, is op een hand te tellen.

Dat is de aanpak die tot nu toe voornamelijk is gehanteerd en ik vrees dan ook, zeker als we zien hoe breed de groep van de insecten is, dat er structureler zal moeten worden gewerkt. Men zal een aantal lastige kwesties op tafel moeten durven leggen. Toen ik u daarnet hoorde zeggen dat het probleem duidelijk is maar dat de oorzakelijke verbanden nog een beetje verder moeten worden onderzocht, dan begrijp ik daaruit dat we in een aantal lastige kwesties zoals het pesticidegebruik nog niet meteen te ver zullen gaan. Ik vrees echter dat we echt een aantal drastische maatregelen zullen moeten nemen. Het is vergelijkbaar met het klimaatdebat, minister, het zal geen ‘walk in the park’ zijn om ook op het vlak van biodiversiteit echt een stap vooruit te zetten. Dat is nochtans belangrijk om ook de insecten te redden.

De voorzitter

Mevrouw Meuleman heeft het woord.

Elisabeth Meuleman (Groen)

Minister, ik denk inderdaad dat de artikels die we hebben kunnen lezen en de studie die is verschenen een echte wake-upcall zijn. Dit doet ons beseffen dat het tegengaan van het uitsterven van soorten veel meer is dan – wat we vaak denken – een echt morele en ethische kwestie maar dat het ook een economische kwestie is geworden voor heel veel mensen die in de landbouwsector actief zijn. We hebben hier een heel duidelijk voorbeeld van hoe fout het is om de polarisering tussen natuur en landbouw aan te wakkeren. Het is in dit dossier heel duidelijk dat een gemeenschappelijke aanpak een noodzakelijke win-winsituatie oplevert. De enige mogelijkheid om natuur en landbouw in stand te houden en leefbaar te houden, is weg van de polarisatie. Dat vraagt een gezamenlijke aanpak. Dat is in weinig dossiers zo duidelijk.

Hier wordt vaak over pacten gesproken. Ook uw voorganger was een groot voorstander van het sluiten van pacten en de handen in elkaar slaan van overheden en bepaalde sectoren. Het is belangrijk dat er samen met de landbouw en met steden en gemeenten een gezamenlijke aanpak en een pact komt om een aantal zaken te doen. Zo moet er een omschakeling komen, onder andere naar biolandbouw en zouden groendiensten en ecosysteemdiensten ook deels moeten worden vergoed. Minister, u bent hier niet zo lang meer. (Opmerking van minister Koen Van den Heuvel)

Maar voor de honderd dagen die u resten, wil ik u vragen om een aantal sensibiliseringsacties op te zetten ten aanzien van de landbouwers en het gesprek op gang te brengen om dat belang aan te tonen. Dat moet ook gebeuren met de steden en gemeenten want nu is nog het moment dat de beleidsplannen worden opgemaakt. Als elke stad of gemeente een biodiversiteitsbeleidsplan heeft, zou dat ook al een stap vooruit zijn. Wat kunt u nog doen op korte termijn in afwachting van uw volgende termijn als minister? En dan kunnen we misschien nog eens opnieuw praten.

De voorzitter

Minister Van den Heuvel heeft het woord.

Minister Koen Van den Heuvel

Het is duidelijk dat iedereen de urgentie aanvoelt, Natuur inclusief, en dat een algemene aanpak nodig is.

We mogen niet meewarig doen over pacten. Het Egmontpact, het Schoolpact, de Belgische politieke geschiedenis is een beetje gecontamineerd door pacten en dat heeft een beetje een pejoratieve betekenis gekregen maar met een pact probeert men iedereen achter een doelstelling te krijgen.

De mainstream in de replieken is dat we dit het best samen aanpakken. Ik denk dat er heel wat verschillende kijkrichtingen zijn – dat is het mooie woord dat ik in deze studie heb gelezen, visies worden kijkrichtingen genoemd – over natuur en landbouw maar zij hebben ook heel wat doorsnedes waar zij samenvallen zoals inzake insecten.

Ik wil de volgende weken absoluut inzetten op het dichter bij elkaar brengen van die twee groepen. Er zitten verschillende zaken in de pijplijn om natuur en landbouw samen te brengen, om bepaalde uitdagingen te bespreken en stappen voorwaarts te zetten.

Binnen LNE worden ook een aantal acties voorbereid, ik hoop dat we die nog voor het einde van de legislatuur kunnen lanceren. Het gaat over sensibilisering inzake het afraden van bepaalde gewoontes en over het inzetten op bepaalde gedragswijzigingen.

De voorzitter

De heer De Bruyn heeft het woord.

Piet De Bruyn (N-VA)

Of het nu een insectenpact of een actieplan voor insecten is, is minder belangrijk, zolang we ons er maar van bewust zijn dat er actie nodig is. Wat de losse snippers betreft die we tot nu toe hebben gezien – met heel veel goede bedoelingen, daar twijfelt niemand aan –, moet er een tandje bij worden gestoken, zodat we een actieplan krijgen dat inzet op die twee pijlers: enerzijds de verruiming van het leefgebied door een consequente vergroening van onze landbouwstructuur en anderzijds – en we kunnen dan eindeloos discussiëren over hoe dat moet gebeuren – het aangrijpen van de geplande hervorming in het gemeenschappelijk landbouwbeleid als gamechanger om ervoor te zorgen dat het gebruik van pesticiden die ontegensprekelijk als een van de grootste boosdoeners naar voren komen, drastisch wordt teruggebracht. Zo niet zal het bijzonder moeilijk zijn om succesvol te zijn. En Vlaanderen moet daar dan – en het kan dat ook – uiteraard die positie innemen en die rol willen spelen.

De voorzitter

De vraag om uitleg is afgehandeld.



  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer