|
13 apr 2019 |
20:51 |
|
2018 rampjaar voor Belgische landbouw
De droge lente- en zomermaanden van 2018 hebben de landbouwteelt in ons land een zware slag toegebracht. De oogstopbrengsten van aardappelen, maïs en bieten gingen fors omlaag
|
Het KMI heeft de droge periode in de lente en de zomer van 2018 als ‘uitzonderlijk’ gecatalogeerd. Maar dat wisten de landbouwers zelf ook wel. Zij zagen hun teelt bij gebrek aan regenwater letterlijk verschrompelen op het veld.
De impact op de globale landbouwopbrengst was enorm, blijkt nu uit de definitieve oogstcijfers voor 2018.
Volgens Statbel, het Belgische statistiekbureau, lag (op uitzondering van vezelvlas na) de productie van de belangrijkste tien landbouwgewassen lager in 2018 dan in 2017. En niet zo’n klein beetje. Voor wintergerst was er een daling van de opbrengst met ruim 17 procent, voor maïs van 27 procent en voor voederbieten zelfs bijna 30 procent.
Maar de grootste klap was voor de telers van vroege aardappelen. Die moesten het stellen met een oogst die bijna de helft kleiner was dan in 2017. Ook op iets langere termijn bekeken was het een rampjaar voor de aardappeltelers. De opbrengst van vroege aardappelen lag tussen 2014 en 2017 nooit lager dan de 3 miljoen ton van 2018.
BB: ‘We hadden eind vorig jaar zelf ook al berekend dat er een flinke omzetdaling was in de verschillende landbouwsectoren’, zegt woordvoerster Vanessa Saenen. ‘Voor Vlaanderen klokte de totale land- en tuinbouw af op een omzet van 5,2 miljard euro, wat een daling van 5 procent is op het vijfjarige gemiddelde, voor de periode 2013-2017, en een daling van 6 procent jaar op jaar, tegenover 2017.’
Volgens de BB zijn daarvoor twee grote trends verantwoordelijk: bijzonder zwakke prijzen voor varkensvlees en melk, en lage productievolumes door de droogte.
Tegelijkertijd gingen twee grote uitgavenposten voor de landbouwbedrijven omhoog: de kosten voor veevoerders stegen vorig jaar met 9 procent en die voor energie met 3,5 procent.
Geen faire prijs
‘Helaas volgen de prijzen die de boeren krijgen voor hun producten, die trend niet’, zegt Saenen. ‘Integendeel, de prijs die de land- en tuinbouwers ontvangen, is systematisch te laag – en bovendien ook nog eens onvoorspelbaar.’
De conclusie is eenduidig: ‘Vanuit het perspectief van de boer is voeding te goedkoop. Dat hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat de prijs die de consument betaalt in de winkel, fors omhoog moet. De grote uitdaging ligt in een eerlijker verdeling van de marge tussen de prijs die de boer krijgt en de prijs die de consument uiteindelijk voor zijn product betaalt. Dat vergt een beter evenwicht in de hele voedingsketen, van veld tot winkel. Zoiets kan een boer niet alleen oplossen, maar is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van beleidsmakers, aankopers en retailers, en de consumenten.’
|
|
|
|