‘De resistentie tegen gewasbeschermingsmiddelen is een exponentieel groeiend probleem’, zegt Benny De Cauwer, die als professor aan de UGent gespecialiseerd is in de problematiek. ‘Ook in ons land is resistentie een zorg. Met name in streken met zware kleigrond, zoals de kustpolders, en met veel monocultuur.’
Ontstaat de resistentie tegen pesticiden net zoals antibioticaresistentie door overmatig gebruik?
Benny De Cauwer: ‘Vooral door herhaaldelijk en onaangepast gebruik. Als je een akker met herbiciden behandelt, sterft het onkruid doorgaans af. Maar op een akker met één miljoen zaadjes van een onkruid zijn er altijd wel een paar zaadjes die toevallig bestand zijn tegen het herbicide. Bijvoorbeeld omdat ze de gebruikte pesticiden snel kunnen afbreken. De planten groeien dan uit en planten zich voort. Als je een akker altijd met hetzelfde middel besproeit, selecteer je een resistente populatie.’
En dus gebruiken landbouwers meer pesticiden, en liefst een cocktail ervan, om het de baas te kunnen?
‘Ze gebruiken niet zozeer meer van hetzelfde product, maar wel complexere cocktails en spuitschema’s. Ze wisselen tussen verschillende producten om de kans te verkleinen dat een resistent onkruid doorbreekt. Een onkruid dat tegen één middel resistent is, wordt dan gedood door een andere onkruidverdelger.’
‘Het tij keren is eenvoudiger op papier dan in de praktijk. Chemische onkruidbestrijding is nu eenmaal het meest efficiënt en we moeten de toekomst ervan bestendigen, juist door het verbruik zo laag mogelijk te houden.’
Bioboeren doen het toch helemaal zonder pesticiden?
‘Je kan onkruid zonder chemie bestrijden, maar het vergt een arsenaal aan alternatieve methoden en een ander teelsysteem. Een voorbeeld: door akkers om te ploegen, komen de zaden van onkruid dieper in de grond terecht en zal 90 procent van de zaden niet kiemen. Maar veel landbouwers, zeker in het VK, zijn er niet op voorzien dat ze hun akkers elk jaar moeten omploegen. Ze hebben er de machines niet voor en het kost veel mankracht. De winstmarges zijn al klein.’
‘Meer variatie van de gewassen op de akkers, dus minder monocultuur, zou ook soelaas bieden. Dan groeit er niet altijd hetzelfde onkruid. Je kan zomertarwe bijvoorbeeld afwisselen met wintertarwe. Maar zomertarwe brengt 40 procent minder op.’
Kunnen boeren het onkruid niet gewoon laten groeien?
‘Nee. Duist, bijvoorbeeld, groeit tegelijkertijd met wintertarwe en trekt veel vocht en mineralen uit de grond die wintertarwe nodig heeft.’
‘Glyfosaat is voor landbouwers die wintertarwe telen en die kampen met resistente onkruiden, vaak een laatste reddingsboei om onkruiden voor de zaai van het gewas weg te krijgen. In het Verenigd Koninkrijk en ook in België zijn er al multiresistente onkruiden, dat wil zeggen bestand tegen meerdere herbiciden. In het VK zijn er al percelen die een paar jaar moeten braakliggen als rigoureuze maar effectieve noodmaatregel.’
Hoe moet het verder?
‘De onkruidbestrijding met chemie moet verstandiger. Dat kan door een goede landbouwpraktijk in te voeren en bijvoorbeeld akkers waar mogelijk om te ploegen. Of door meer variatie te brengen in wat er op de akkers wordt geteeld.’
‘Maar er moeten ook nieuwe herbiciden ontwikkeld worden, want voor sommige teelten is er nauwelijks nog iets ter beschikking. Er zit evenwel niet veel in de pijplijn en het is moeilijk om pesticiden op de markt te brengen door de strenge regelgeving.’