|
23 okt 2019 |
11:39 |
|
Multinationals voeren frietoorlog met Colombia aan
Het handelsconflict tussen de EU en Colombia, over importheffingen op diepvriesfrieten, is volgens Jonathan Matthysen een treffend voorbeeld van de lobbykracht van grote voedingsbedrijven.
De Standaard.
|
Nu de Europese Unie een arbitrageprocedure heeft opgestart in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) om het conflict te beslechten, haalt de ‘frietoorlog’ tussen Colombia en onder meer België weer het nieuws (DS 15 oktober). Het dispuut draait rond importtarieven op diepvriesfrieten. Colombia zegt zich daarmee te verdedigen tegen dumpingpraktijken door Europese bedrijven en schermt met de belangen van lokale landbouwers. Aan Europese kant heeft men het over plat protectionisme.
De onderliggende machtsstructuren in dit conflict zijn echter veel complexer dan een dispuut tussen twee handelspartners. Ook hier spelen specifieke belangen van multinationals en sectorfederaties. De ‘frietoorlog’ toont nog eens aan hoe het internationale handelssysteem wordt beheerst door een strakke hiërarchie, met de bedrijven bovenaan.
De strategische antidumpingheffingen in Colombia (maar ook in Brazilië en Zuid-Afrika) kwamen tot stand na intensief lobbywerk door de in die landen aanwezige Amerikaanse multinational McCain. Een frietgigant met een jaarlijkse omzet die gelijk is aan 2 procent van het Colombiaanse bruto binnenlands product. Het bedrijf heeft alle belang bij importheffingen om zo zijn fabrieken in Colombia af te schermen van de Europese industrie.
De EU ging, op vraag van Europese bedrijven, in de verdediging. Met grofweg acht lobbyisten per Europees parlementslid weet ook de Europese industrie zichzelf goed te beschermen. De opstart van een dossier bij de WTO is dan ook het resultaat van jarenlange lobby door de Europese voedingsindustrie. Die is trouwens zelf ook beslagen in het opeisen van beschermingsmaatregelen. Zo slaagde de Europese rijstindustrie erin antidumpingheffingen af te dwingen op de invoer van rijst uit Myanmar en Cambodja. Beide landen behoren nochtans tot de minst ontwikkelde groep van landen, waardoor al hun exportproducten tarief- en quotavrij op de Europese markt mogen komen (met uitzondering van wapens). En nu dus ook met uitzondering van rijst.
Het toont aan welke machtsstrijd tussen multinationals er schuilgaat achter handelsconflicten en hoe zij hun machtspositie met lobby-activiteiten versterken, zoals door nog op te richten regels naar hun hand te zetten.
Een ander voorbeeld hiervan is het Investor State Dispute Settlement (ISDS). Dit parallel rechtssysteem verschaft multinationals het exclusieve recht om schadevergoeding te eisen indien overheden hun winsten onder druk zetten. Zo dreigde Uniper, een Duitse energiegigant, onlangs met een ISDS-procedure tegen de Nederlandse overheid. De Nederlandse beslissing om de opwekking van elektriciteit op basis van steenkool vanaf 2030 te verbieden zou immers de bedrijfswinst van Uniper onder druk zetten. Oeganda onderging een gelijkaardig proces tegen Total, dat niet bereid was belastingen te betalen op zijn oliewinsten in dat land. Een regeling in het belang van allen wordt getackeld omwille van de belangen van één bedrijf.
Overigens veroorzaken die handelsconflicten heel wat collateral damage. Vooral kleinschalige landbouwers en (ethische) consumenten zijn het slachtoffer van dit getouwtrek. Zij hebben minder of zelfs geen invloed op dit machtsproces. Laat staan de middelen om hun belangen verdedigd te zien.
Bovendien is er geen ruimte voor duurzaamheid in dit verhaal. Bij de berekening van dumpingtarieven of het sluiten van handelsakkoorden wordt geen of amper rekening gehouden met de milieukosten van de productiemethode. Op die manier krijgt grootschalige, intensieve landbouw een voordeel op kleinschalige, duurzame landbouw. Zo wordt het duidelijk dat de strijd voor een rechtvaardig wereldhandelsbeleid dezelfde is als de strijd voor ons klimaat.
Volgens deze krant is het misschien wat overdreven om in het frietdispuut over een ‘oorlog’ te spreken, maar als we naar het handelsbeleid kijken is die term zo gek nog niet. Multinationals en industrieën brengen grote middelen in stelling om hun deel van de taart te vrijwaren of nog te vergoten. Kleinschalige producenten, ethische consumenten en de natuur vechten om hun voortbestaan in dit conflict van lobby- en tegenlobby. In het internationale handelssysteem zijn de multinationals koning. Overheden gaan maar zelden in tegen hun belangen. Bovendien bevinden ontwikkelingslanden zich het vaakst in het verliezende kamp.
Landen kunnen hun macht enkel terugwinnen als ze samenwerken aan multilaterale oplossingen. Internationale instellingen moeten daarbij kleinschalige boeren, ethische consumenten en het ‘Globale Zuiden’ de kans geven om hun stem te laten horen. En zelfs bedrijven zijn op lange termijn gebaat bij een correcter gereguleerd handelskader. In een oorlog, zo wist Chamberlain al, zijn er immers geen winnaars.
|
|
|
|