Als landbouwers te veel meststoffen opbrengen omdat de werkelijke mestsamenstelling hoger is dan de mestsamenstelling die vermeld wordt op de transportdocumenten, kan dat verstrekkende gevolgen hebben. Want te veel meststof gebruiken, betekent een overschot van stikstof in de bodem na het groeiseizoen. En dat zorgt voor een hoog nitraatresidu en uitspoeling naar het water, met sancties voor de landbouwer en een slechte waterkwaliteit tot gevolg.
De Mestbank stelt vast dat vooral effluent en digestaat, beide eindproducten van mestverwerking, in de praktijk vaak veel rijker zijn aan nutriënten dan wat wordt doorgegeven. Effluent met een stikstofinhoud van minder dan 0,6 kg stikstof per ton mag bovendien, ook in het late najaar of vroege voorjaar worden opgebracht. Als effluent dan in werkelijkheid rijker is, verhoogt dat nog extra het risico op uitspoeling en dus ook op een slechte waterkwaliteit.
De Mestbank zal daarom strenger optreden als ze bij controles grote afwijkingen meet tussen de doorgegeven waarden en de waarden die ze zelf meet. Er zijn verschillende sancties mogelijk. Dit zijn de belangrijkste:
- De maximale geldigheidstermijn van nieuwe analyses wordt ingekort van 3 maanden naar 1 maand.
- Nieuwe staalnames moeten vooraf worden gemeld bij de Mestbank, waardoor de staalname gecontroleerd kan worden.
- Alle vervoersdocumenten worden aangepast vanaf de staalnamedatum, waardoor de analyse met grote afwijking niet langer gebruikt kan worden.
Als er grote afwijkingen blijven voorkomen, kan de Mestbank staalnames per vracht opleggen, voor elke individuele vracht die bij de betrokken aanbieder vertrekt. De aanbieder van de mest zal de kost daarvoor moeten dragen.
De Mestbank roept op om meststalen correct te nemen en juiste waarden door te geven. Zo kunnen de landbouwers hun bemestingsdosis juist berekenen. Een juiste bemestingsdosis, is één van de in MAP 6 cruciale 4 J’s die bijdraagt tot oordeelkundig bemesten.