De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
We hebben net gesproken over gewasbeschermingsmiddelen en over het feit dat Vlaanderen een voorloper is binnen Europa op dat vlak. Ik kan daar eigenlijk alleen maar trots op zijn. Dat wil niet zeggen dat er geen uitdagingen zijn, maar wel dat we terecht fier mogen zijn op het feit dat we zeer bedachtzaam omgaan met pesticiden.
Op maandag 17 februari publiceerde De Standaard een artikel over het verbod op pesticiden in de Europese Unie. Dat is natuurlijk wel een thema dat voor beroering zorgt, niet alleen binnen Europa, maar ook ten aanzien van producten die we invoeren van buiten Europa. Daarover gaat mijn vraag.
In het artikel wordt gewezen op het probleem dat rijst wanneer Europa wordt geconfronteerd met geïmporteerde landbouwproducten. De EU verlangt namelijk dat die producten voldoen aan dezelfde voorwaarden wat pesticidegebruik betreft als de eigen Europese producten. Er werd dan de uitdrukkelijke vraag opgeworpen vanuit de pesticidelobby: beschermt de EU op die manier haar gekozen strategie van strenge regels voor pesticidegebruik of is dat protectionisme, en dus verboden, als ze diezelfde strenge regels verwacht van andere exportgebieden? Uit het artikel bleek dat die dubbelzinnigheid nog niet verder is opgehelderd, en dat de pesticide-industrie over een machtige lobbymachine beschikt, die hemel en aarde verzet om nieuwe, strenge regels tegen te gaan. Anderzijds weten we dat de Europese Commissie in haar Green Deal de grote ambitie heeft geuit om het gebruik van chemische pesticiden nog te verminderen.
In Vlaanderen formuleerden we een visie in het regeerakkoord: gezond, duurzaam, voldoende en veilig voedsel tegen een correcte prijs voor iedere schakel van de voedingsketen staat centraal binnen het voedselbeleid. In de beleidsnota Landbouw en Visserij stipten we het belang van een gelijk speelveld aan. We blijven inzetten op de Vlaamse kwaliteit en we bewaken de Europese en internationale handelspositie van onze land- en tuinbouwers. In de beleidsnota Omgeving benoemden we het pesticidegebruik als een van de specifieke uitdagingen voor de open ruimte en het platteland.
Ik denk dat het belangrijk is dat we in heel deze kwestie het gebruik van pesticiden niet volledig in het verdomhoekje duwen. Een aantal producten kunnen terecht worden gebruikt, ter bescherming van onze voedselvoorziening, maar zelfs ook ter bescherming van het leefmilieu. Dat gebruik moet steeds goed worden afgewogen, en dit moet zo precies mogelijk worden toegepast. Dat is heel duidelijk ook de strategie van Vlaanderen. Echt schadelijke producten dienen we ook te weren. Zoals daarnet ook al werd aangestipt door de heer Dochy, is het belangrijk dat er dan ook alternatieven ter beschikking kunnen zijn of worden ontwikkeld. Daarmee stimuleren we ook enkel de innovatie in onze land- en tuinbouw, in onze industrie, en zal het leefmilieu er alleen maar op vooruitgaan.
De logische consequentie is wel dat we onze landbouwproducten ook moeten beschermen tegen oneerlijke concurrentie. De invoer van mogelijk schadelijke landbouwproducten van andere markten doet dat economisch model eventueel wel degelijk kantelen, omdat dat toch ook een belangrijk element is in de hele voedselproductie en in de hele keten.
Minister, daarom wil ik even peilen naar uw visie en die van Vlaamse Regering in deze discussie. Hoe kijkt u als bevoegd minister naar deze kwestie? Wat is de houding van Vlaanderen in de Europese raden waar het gebruik van pesticiden wordt besproken? Landbouw is een belangrijk onderdeel in het MERCOSUR-akkoord (Mercado Común del Sur) dat de Europese Commissie sloot met een aantal Zuid-Amerikaanse landen. Is de kwestie van het pesticidegebruik aan bod gekomen tijdens die onderhandelingen? Wat waren of zijn de standpunten? Wat gaat u doen om onze visie op dit conflict tussen milieu en vrije handel duidelijk te maken? Bent u ook van mening dat die praktijken haaks staan op de bijkomende milieu-inspanningen die we steeds weer van onze Vlaamse landbouwers verwachten? Met andere woorden: we moeten onze concurrentiepositie in dezen kunnen vrijwaren. Zijn er nadelige milieugevolgen te verwachten bij het toelaten van de import van producten die behandeld zijn met pesticiden die de EU zelf niet meer toelaat?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega Rombouts, de markttoelating van werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen gebeurt op het niveau van de Europese Unie. De toelatingsprocedure verloopt via een permanent expertencomité. Niet de Europese Raad of het Europees Parlement, maar experten bepalen op basis van wetenschappelijke gegevens en een risicobeoordeling of een bepaalde stof al dan niet wordt toegelaten. Het klopt dat de lijst van actieve stoffen die op de interne markt van de EU zijn toegestaan, niet noodzakelijkerwijs overeenkomt met de lijst van stoffen die de bevoegde autoriteiten van derde landen toestaan. Dat is niet helemaal onlogisch, omdat de productieomstandigheden in de verschillende werelddelen niet zomaar te vergelijken zijn. Als bijvoorbeeld bepaalde ziekten of plagen in een andere werelddeel voorkomen, maar niet in de EU, dan kan het zijn dat een stof die de oogst beschermt tegen die ziekte of plaag, daar wel is toegestaan en in de EU niet. Dat is dus mogelijk. Omgekeerd geldt uiteraard hetzelfde.
Dat neemt niet weg dat middelen die werkzaam zijn tegen eenzelfde ziekte of plaag mogelijk wél worden toegelaten door de bevoegde autoriteit in een derde land, en niet in de EU. Daarover zijn duidelijke afspraken gemaakt binnen de Wereldhandelsorganisatie, in die zin dat de voedselveiligheid van het eindproduct doorslaggevend is voor de handel van voedsel. Producten uit derde landen die ontoelaatbare of te hoge residuen bevatten, mogen niet in het verkeer van de Europese Unie worden gebracht. Het toezicht en de handhaving daarop in België gebeurt door het Federaal Voedselagentschap.
De Europese Commissie heeft al meermaals gesteld dat de overeenkomst met MERCOSUR geen verandering zal brengen in de Europese normen, ook niet in de normen voor voedsel-, landbouw- en visserijproducten. Dat wil eigenlijk zeggen dat ingevoerde producten aan dezelfde voorwaarden onderworpen zijn als de Europese producten. Een van die voorwaarden voor agrovoedingsproducten is de maximale residulimiet die een agrovoedingsproduct mag bevatten. De EU stelt voor ieder pesticide een maximale residulimiet op. Diezelfde limiet geldt dus zowel voor Europese als voor ingevoerde producten.
Over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen binnen de MERCOSUR-landen legt het akkoord geen voorwaarden op. Enkel de nationale autoriteiten in het land van oorsprong zijn bevoegd om de productierandvoorwaarden vast te stellen op hun eigen grondgebied. Dat is dus niet enkel het geval op het vlak van pesticiden maar ook op het vlak van arbeidsnormen, milieunormen, dierenwelzijnsnormen enzovoort.
We weten dat de productierandvoorwaarden voor landbouwers in zich ontwikkelende landen doorgaans minder stringent zijn dan voor landbouwers in de EU. In Europa zijn de normen ook niet van de ene op de andere dag tot stand gekomen, maar gradueel ingevoerd. Via het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden de Europese boeren gedeeltelijk gecompenseerd voor het mondiale ongelijke speelveld op het vlak van productierandvoorwaarden die van kracht zijn. Dat staat de komende weken natuurlijk ook op de agenda. We hebben dat ook gezegd: als het over directe steun gaat, zijn er ook redenen waarom we meer krijgen dan sommige andere landen.
Dan is er het mogelijke conflict tussen milieu en vrije handel. Ik vind het van belang dat de EU via handelsakkoorden werkt aan een evolutie richting gelijke spelregels op het vlak van productierandvoorwaarden. We hebben dat ook altijd verdedigd op Europees niveau, en ik zal dat ook aankaarten in de uitvoering van bestaande en nieuwe handelsakkoorden.
Het klopt ook dat er op het Europees niveau almaar strikter wordt omgegaan met de toelatingen voor actieve stoffen. Europese landbouwers hebben dus steeds minder gewasbeschermingsmiddelen ter beschikking. Dat betekent dat we de landbouwsector moeten blijven ondersteunen om alternatieven te ontwikkelen, en verder moeten inzetten op preventie, zoals nu al is voorzien in de aanpak van geïntegreerde gewasbescherming.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
Minister, ik dank u om het duidelijke standpunt in te nemen dat wij blijven vasthouden aan dat gelijke speelveld. Ik begrijp uiteraard dat er ook op Europees niveau moet worden gekeken naar de lokale omstandigheden. En dat vragen we eveneens voor Vlaanderen: we moeten kijken naar wat hier mogelijk is. Men moet kunnen ingrijpen indien zich een crisis zou voordoen, want pesticiden bestaan natuurlijk met een reden. Wanneer zich een bepaalde crisis voordoet, kan het noodzakelijk zijn om een bepaalde pesticide tijdelijk toch in te zetten.
Minister, u stelt ook duidelijk dat er vanuit Europa een strikter beleid wordt gevoerd rond actieve stoffen. Dat is uiteraard een aandachtspunt. Ik pleit heel graag voor een afbouw, zodra dat kan. En als er echt knelpunten zijn, dan moeten we dat bekijken. Maar omgekeerd zijn er ook de alternatieven. Dat blijft ook een uitdaging, zeker voor kleine teelten. Ik hoop dat u ook die alternatieven blijft bepleiten daar waar dat kan, op Europees niveau. Als men de ene stap zet, mag men dat niet doen zonder te kijken of er alternatieven kunnen worden ingezet.
Wat de invoerlimieten betreft: u stelt duidelijk dat we controles uitvoeren op limieten voor stoffen die in Vlaanderen niet zijn toegelaten. Gelden die limieten ook voor producten die worden ingevoerd? Want als we die stoffen hier niet mogen gebruiken, moeten we ook een duidelijk handhavingsbeleid hebben rond diezelfde stoffen bij ingevoerde producten. Dat is dat gelijk speelveld.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
We zijn het er allemaal over eens dat in een open exporteconomie, zoals de Vlaamse er een is, protectionisme een slechte zaak is. We kunnen daar in ons handelsbeleid dus geen voorstander van zijn. Maar dat mag natuurlijk niet ten koste gaan van de volksgezondheid. Het is logisch dat als wij zelf vooroplopen in de aanpak van pesticiden en gewasbescherming, wij dat ook verwachten van de producten die hier worden ingevoerd. Europa gaat daarbij uit van het voorzorgsprincipe: een product mag pas op de markt komen wanneer het voldoende bewezen is dat het veilig is. In andere landen, zoals de VS, doen ze het omgekeerde: het mag op de markt zolang niet bewezen is dat het onveilig is. Minister, denkt u dat er een evolutie zal komen in het Europese standpunt? Of kunnen we daar het best aan vasthouden?
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Er is natuurlijk een verschil tussen het vaststellen van residu’s en het controleren daarvan, en het oorspronkelijke gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Wij zijn een groot voorstander van strikte voorwaarden, en ook van de afbouw van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen binnen Europa. Dat is de trend die we toch al een tijd volgen. We maken ons ook wel zorgen dat producten die worden ingevoerd, aan minder strenge voorwaarden moeten beantwoorden. We zijn vragende partij dat daarop goed wordt toegezien. Het kan ook een belangrijke stimulans zijn voor die andere landen om diezelfde evolutie door te maken en te zoeken naar productiemethoden die met minder gewasbeschermingsmiddelen kunnen leiden tot een goede opbrengst. Voor ons is dat een belangrijke leidraad. Als wij hier de strikte normen hanteren en als onze landbouwers daaraan moeten voldoen – en dat is een goede zaak in het kader van de voedselveiligheid enzovoort – moeten we ook de import aan diezelfde normen onderwerpen. Dat is voor ons een heel belangrijk aspect.
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega’s, sowieso zijn er voor alle pesticiden maximale limieten, ook voor ingevoerde producten.
Het voorzorgsprincipe is het belangrijkste beginsel. Sowieso zal de EU dit niet loslaten. Collega Steenwegen, ik ben het op zich eens met wat u zegt. Dat is ook mijn zorg. Hoe gelijker het speelveld is, hoe geruster we kunnen zijn over wat je in producten kan vinden. Er is sowieso geen nulrisico. Het komt erop aan de risico’s zoveel mogelijk te beperken tot een minimum of tot een aanvaardbaar niveau. Het is heel belangrijk dat – zoals collega Rombouts al heeft gezegd – de Vlaamse overheid voor de eigen boeren voldoende steun blijft geven aan innovatie. Er zijn nog heel wat mogelijkheden, maar je moet er wel voor zorgen dat iedereen mee is in al die evoluties. Die commentaar krijg ik vaak.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.