Waarom het gebruik van veen verminderen?
Veen is een grondstof die sinds de jaren '70 van vorige eeuw ingang vond in de serres. Veen is het resultaat van een eeuwen tot millenia durend proces waarbij moerasplanten degraderen in zuurstofarme omstandigheden. Het is een geliefd substraat omwille van de chemische en fysische eigenschappen. Zo is het bijna inert, legt het nutriënten slechts beperkt vast en is het luchtig met een geschikt waterbergend vermogen. Het nadeel echter is dat het typische witveen, dat in de aardbeienteelt vaak wordt gebruikt, eens ontgint niet opnieuw aangroeit. Daarom is het belangrijk het gebruik ervan kritisch te analyseren. Heel vaak gebruiken telers voor een nieuwe teelt vers substraat. Het oude substraat wordt als afvalstroom aanzien of op het land gevoerd om het organisch stofgehalte te verhogen.
Wat zijn de alternatieven?
Alternatieven voor veen - zoals kokosgruis - zijn al ingeburgerd en vervangen in een gangbaar mengsel vaak al tot 40% van het veen. Veenmos is een nieuwer alternatief. Dat is een soort veen dat na een tiental jaar opnieuw is aangegroeid en dus duurzamer is. Het heeft bovendien ongeveer dezelfde eigenschappen als veenzoden. Houtsnippers (bv. van korte omloophout) en zaagmeel (afvalstroom uit zagerijen) veroveren nu ook stilaan de markt. Maar telen op dergelijk substraat staat nog in de kinderschoenen.
Een andere mogelijkheid om de teelt te verduurzamen, is het hergebruik van substraat. Die methodiek kan de laatste jaren rekenen op meer interesse van aardbeitelers. Naast het aspect van duurzaamheid zien ze dit ook als een mogelijke kostenbesparing. Maar kan je zomaar op ‘oud’ substraat telen? En hoe doe je dat? Dit zochten we uit in een vergelijkende proef.
Vers vs. gebruikt, onbehandeld vs. gehakseld en gestoomd
In de proef vergeleken we negen substraten: twee verse, twee oude die gehakseld en gestoomd werden, één substraat dat deels gehakseld/gestoomd en deels vers was en vier die bestonden uit oud, ongestoomd substraat aangevuld met een beetje vers materiaal, de ene onderaan aangevuld, de andere bovenaan afgetopt.
Wat uitval ten gevolge van wortelziektes betreft mogen we stellen dat stomen een effectieve methodiek is. We noteerden 0% uitval op gestoomd materiaal. De objecten waar het oude substraat zonder manipulaties werd hergebruikt, ondervonden wel wat uitval (tussen 1% en 4%). In andere omstandigheden kan dit mogelijks hoger uitvallen, maar dat werd niet getest. Zonder risico is het dus zeker niet!
Ook op het vlak van opbrengst zagen we dat gestoomd substraat evenwaardig was aan vers (±6800 g/lm), maar dat de onbehandelde substraten minder opbrengst gaven:
- gemiddeld gezien 8% (500 g/lm) minder voor substraat dat werd afgetopt met vers substraat;
- ongeveer 15% (1000 g/lm) minder voor potten waar het oude substraat omgekeerd bovenop een laagje vers substraat werd geplaatst.
Andere risico’s grotendeels ontkracht
Voorafgaand aan de proef vreesden we voor verslemping en verzouting, maar dat bleek bij geen enkel hergebruikt substraat op te treden. Het drainagepercentage was bij alle objecten ongeveer gelijk.
Ook in de beworteling verliep alles voorspoedig. Hoewel de kluiten van het oude substraat vrij dens leken, hadden de planten geen moeite om dit volledig te doorwortelen.
De fertigatie werd niet aangepast; alle objecten ontvingen hetzelfde standaard voedingsschema. Finaal kon uiteindelijk maar weinig verschil vastgesteld worden tussen het nutriëntengehalte in een vers substraat tegenover dat in een ongestoomd, oud substraat. De gestoomde substraten vertoonden wel een hogere P-, K-, Mn- en Al-waarde, wat toe te schrijven is aan vrijstelling onder hoge temperaturen tijdens het stomen of verrijking door de hakselaar zelf tijdens het verkleinen. Daarvoor moet je dus opletten bij meervoudig hergebruik. De nalevering kan op termijn significant worden.
Economisch interessant?
Op de vraag of telers dit moeten doen om er rijker van te worden, antwoorden we: dat hangt af van de aanpak. Als je noch hakselt noch stoomt, dan bespaar je de aankoop van nieuw substraat, maar loop je het risico tot 1000 g/lm te moeten inleveren. Dat weegt niet op tegen de kostprijs van nieuw substraat. Kies je er wel voor om het oude substraat te behandelen, dan behaal je gelijke opbrengsten, en zal de rendabiliteit louter afhangen van de kosten van de loonwerker die komt hakselen en stomen. Dit dient op bedrijfsniveau bekeken te worden, maar zal voor kleinere telers allicht niet goedkoper uitkomen.
Documenten
TOAWAK19AAB_TT01_verslag.pdf