De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (sp·a)
Minister, in de beleidsnota zegt u werk te willen maken van een uitfasering van gekoppelde inkomenssteun voor veehouders tegen 2027 en voor een duurzaam alternatief te kiezen om de klimaatdoelstellingen te halen. Hieronder verstaan we dat de zoogkoeienpremie en de premie voor slachtkalveren afgebouwd zal worden en dat deze middelen ingezet worden om landbouwers te stimuleren maatregelen te nemen in de richting van klimaat en milieu. Wij vinden dat uiteraard positief. Landbouwers hebben dan ook, wat u zonet bevestigde, een belangrijke rol te spelen in het herstel van de grondwatertafel, zoals de heer Steenwege zei in functie van de waterbeleidsnota, maar ook in functie van de biodiversiteit, of voor de opslag van koolstof in de bodem. Het is maar eerlijk dat ze daarvoor een degelijke vergoeding ontvangen indien deze transformatie er komt.
Welke pistes onderzoekt u om de inkomenssteun te vervangen?
Gaat u ‘eco-schemes’ en klimaat- en milieumaatregelen binnen de nieuwe GLB-architectuur gebruiken om landbouwers te vergoeden voor milieu- en klimaatmaatregelen, voor zover daar al duidelijkheid over is?
Voor welke milieu- en klimaatdoelstellingen zult u deze middelen inzetten? Waar ziet u het meest nood aan incentives om maatregelen te nemen?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega Vandenhove, interessante vraag, tot heel wat jaren geleden waren verschillende Europese steunmaatregelen gekoppeld aan de productie van specifieke planten of dieren. Er waren graanpremies, premies voor eiwithoudende gewassen, stierenpremies, ossenpremies, ooienpremies enzovoort.
In 2003 besliste de EU om haar landbouwbeleid marktgerichter te maken en de steunregelingen grotendeels los te koppelen van planten- of diersoorten.
Als je landbouwers financieel steunt om een welbepaald product te produceren, dan stimuleer je de landbouwer om daarop in te tekenen, ook al is er op dat moment minder marktvraag naar dat product. In die zin kan gekoppelde steun de sector belemmeren om marktgericht te produceren.
Een ander aspect dat meespeelde, zijn de internationale handelsregels die overeengekomen zijn binnen de Wereldhandelsorganisatie. Leden van die organisatie, waaronder ook de EU en haar lidstaten, moeten terughoudend zijn op vlak van gekoppelde productiesteun omdat dit handelsverstorende effecten kan hebben. Het hoeft geen betoog dat er oneerlijke concurrentie kan ontstaan indien een derde land zijn graantelers financieel ondersteunt per ton graan, terwijl dat elders niet het geval is.
Sinds 2003 dus werd in de Europese Unie het gros van de steun ontkoppeld van de productie, maar dat neemt niet weg dat er in bijna alle lidstaten nog enkele uitzonderingen zijn. Waaronder de steun voor de professionele vleesveehouderij in Vlaanderen en Wallonië. De EU stelde zeer strikte eisen aan dergelijke gekoppelde steun.
Vlaanderen en Wallonië hadden meerdere redenen om een gekoppelde zoogkoeienpremie te voorzien. Ik geef u de voornaamste.
De zoogkoeienhouderij is een van de meest extensieve subsectoren in onze landbouwsector. Tijdens het zomerseizoen grazen vaarzen en zoogkoeien buiten in de weide. Ongeveer een derde van ons totale landbouwareaal is grasland, wat belangrijk is voor onder andere koolstofopslag, erosiebestrijding en biodiversiteit. Als de zoogkoeienhouderij verdwijnt, zal er onvermijdelijk grote druk ontstaan op het behouden van de graslanden. Koeien valoriseren het gras. De vleesveehouderij is dus dé manier bij uitstek om een economische valorisatie aan natuur- en klimaatwaarden te geven.
Op vlak van rundsvlees is België een buitenbeentje in de Europese Unie. Onze keten is gespecialiseerd in de productie van vers rundsvlees afkomstig van dieren met een hoog aandeel mager vlees.
In andere landen wordt rundsvlees vaak eerst ingevroren vooraleer het geserveerd wordt en is het meestal afkomstig van niet-gespecialiseerde rassen. Het is belangrijk om ons te blijven onderscheiden op dat vlak.
De vleesveehouderij is afnemer van reststromen van de voedingsindustrie, zoals bierdraf, aardappelresten, sojaschroot enzovoort. Dat past in een circulaire landbouw. Ik heb het al vaak gezegd: de ecologische voetafdruk van ons lokaal rundsvlees is twee tot drie keer lager dan dat van ingevoerd rundsvlees uit derde landen.
De vleesveehouderij is veel meer dan enkel de boeren. Er is een hele keten van toelevering zoals stallenbouw en machines, dierenartsen, handel, slachthuizen, versnijderijen, beenhouwerijen enzovoort, waarvan het economisch belang mee in rekening gebracht moet worden.
Deze overwegingen zijn vandaag nog altijd pertinent, niet alleen in België trouwens. In de hele EU gaat ongeveer 40 procent van de gekoppelde steun naar de vleesveehouderij. We hebben er economisch, ecologisch en sociaal alle belang bij om de zoogkoeienhouderij bij ons te houden. Afgaande op de bezorgdheden die werden geuit tijdens de bespreking van het MERCOSUR-handelsakkoord in deze commissie, denk ik dat de meeste fracties deze visie delen. De Europese zelfvoorzieningsgraad voor rundsvlees is trouwens maar 99 tot 100 procent. In tegenstelling tot bijvoorbeeld fruit, aardappelen of zuivel wordt er weinig rundsvlees geëxporteerd naar derde landen.
Niettemin stellen we vast dat de sector zich structureel in crisis bevindt. Er zijn grote verschillen in de rentabiliteit tussen individuele bedrijven, maar sectorgemiddeld heeft de sector het al jaren erg moeilijk.
Daarom heeft de Vlaamse Regering zich voorgenomen om de gekoppelde steunregeling te herzien tegen uiterlijk 2027. De steun zou niet langer gekoppeld worden aan het aantal dieren, maar men zou het steunpercentage van de betrokken veehouders op peil willen houden. De zoogkoeienhouders krijgen op die manier meer ondernemingsvrijheid, want de druk om jaarlijks een minimumaantal kalveren te hebben, valt weg, terwijl de overheidssteun behouden blijft. Op die manier kan men beter inspelen op de markttendensen, wat ook een goede zaak is.
Ik wil uitdrukkelijk onderstrepen dat onze vleesveehouders op steun kunnen blijven rekenen. Het ontkoppelen is voorwaardelijk, want er moet een duurzaam alternatief zijn om de weggevallen inkomenssteun van de betrokken veehouders te compenseren. Dat alternatief zal niet langer afhangen van het aantal dieren, maar bijvoorbeeld van bijdragen aan klimaatinspanningen die men levert.
Die alternatieve regeling moet net als de huidige regeling onderdeel uitmaken van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Zoals u weet, is het vandaag nog niet bekend welke instrumenten en welke modaliteiten daar precies in zullen zitten. Zodra het Europese besluitvormingsproces in een definitieve plooi ligt, kunnen we hierop terugkomen.
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord
Ludwig Vandenhove (sp·a)
Dank u wel.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.