De voorzitter
- Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
De coronacrisis toont het belang van een veerkrachtige en duurzame landbouw als basis voor onze voedselvoorziening. Hoewel de sector is blijven draaien, zien we toch dat ook die sector kwetsbaar is. We kunnen en moeten dus leren uit deze crisis. Het is goed dat we hierover een hoorzitting zullen houden. We moeten ook kijken naar de toekomstige context waarbinnen onze landbouw verder zal evolueren. Daarbij zullen we een andere, enorme uitdaging moeten aangaan: de klimaatverandering. Ik ben eerlijk gezegd niet zo gelukkig met wat er vandaag gebeurt, omdat er mogelijk een verband wordt gelegd tussen minder uitstoot en dus een beter klimaat. Dat is echter gekoppeld aan een leven dat je niet echt menselijk kunt noemen, want we zitten thuis opgesloten. Als we aan een klimaatneutrale samenleving denken, dan moet dat een samenleving zijn die ons gelukkiger maakt en een gezondere leefomgeving biedt. Maar goed, die uitdaging komt op ons af en ook de landbouw moet zich daaraan aanpassen, en is daar ook al mee bezig.
Een van de belangrijke veranderingen in ons leefpatroon is dat we meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten moeten gebruiken. Dat zal essentieel zijn om de milieu-impact van ons voedingssysteem drastisch te verlagen. Die transitie naar meer plantaardige eiwitten hoeft helemaal geen probleem te zijn, integendeel. Die biedt ook heel veel kansen. De vraag naar plantaardige eiwitbronnen neemt enorm toe. Vooral de gele erwt wordt geprezen. Dit is maar een voorbeeld, er zijn ook heel wat andere plantaardige eiwitbronnen die het vandaag goed doen. Kikkererwten, linzen en haver zijn aan een sterke opgang bezig als grondstof. Aan het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) wordt daar ook onderzoek naar gedaan.
De vraag die zich stelt, is of we klaar zijn om die transitie ook goed te ondersteunen. Voor die nieuwe teelten hebben we voldoende plaats nodig. Bijna 80 procent van heel onze landbouwoppervlakte wordt ingenomen door voedergewassen. Een verschuiving van de inname van onze landbouwoppervlakte richting plantaardige gewasteelt voor menselijke voeding dringt zich dus op. Dat biedt ook aan de landbouwers mogelijkheden. Zo kunnen ze hun bedrijfsmodel verduurzamen, hun inkomsten verbreden en een graantje meepikken van de kansen die de eiwittransitie biedt.
Een bijkomend voordeel is dat dat meer gewasdiversiteit terugbrengt naar onze akkers, wat ook de bodemkwaliteit ten goede komt.
In uw beleidsnota spreekt u over het inzetten op eiwitdiversificatie. Dat is niet de eerste keer: er werd in vorige beleidsnota’s al over gesproken. U verwijst naar de rol van het ILVO. U bevestigt de verschuiving in productie, verwerking en consumptie naar meer plantaardige eiwitten en eiwitten uit alternatieve bronnen. Maar uw beleid ter zake lijkt zich uitsluitend te beperken tot onderzoek. Dat vind ik spijtig. We moeten inzetten op de noodzakelijke transitie. We moeten dat ondersteunen. Het beleid moet de juiste incentives geven en dat stimuleren.
We doen dat natuurlijk niet los van Europa. Vanuit Europa wordt eind deze maand – het zal later zijn natuurlijk – de voedingsvisie Farm to Fork voorgesteld. Dat is belangrijk in het nieuwe Europese beleid. De verwachting is dat de verschuiving van dierlijke naar plantaardige eiwitten een prioriteit vormt. Het Europese landbouwbeleid (GLB) heeft zijn rol te spelen inzake deze doelstelling.
We hebben het er al over gehad, Vlaanderen tekent momenteel in het kader van het nieuwe GLB een strategisch plan uit. We hebben al besproken hoever het daarmee staat.
Werkt u aan een globale visie in verband met de eiwitproductie en -transitie?
Overweegt u een verschuiving van subsidies naar de plantaardige sector?
Ecoschema’s die landbouwers belonen, kunnen een duwtje geven. Wordt er door de diensten en het ILVO gewerkt aan zulke ecoschema’s die zich richten op de eiwittransitie? Zijn zulke ecoschema’s voorzien?
Een omschakeling naar de productie van plantaardige eiwitten kan voor veel landbouwers voor een beter inkomen zorgen. Het is belangrijk dat zij inzien dat daar voor hen kansen liggen. Op welke manier informeert u landbouwers over deze mogelijkheden? Welke instrumenten zet u daarvoor in?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega Steenwegen, elke mens heeft drie essentiële stoffen nodig om te overleven, namelijk suikers, vetten en eiwitten. Die stoffen zitten in ons eten. Het is precies daarom dat voedsel een van onze basisbehoeften is. Het recht op adequate voeding is ook een mensenrecht.
Voor wat de inname van vetten en eiwitten betreft, hebben we meerdere opties van plantaardige of dierlijke oorsprong. Allemaal hebben ze pro’s en contra’s. De graad van verwerking of bewerking van voeding, in het Engels spreekt men van ‘processed’ of ‘ultraprocessed food’, weegt vaak zwaarder door dan de oorsprong van de ingrediënten. Daarenboven wordt er soms onvoldoende aandacht geschonken aan de gebalanceerde inname van vetten en eiwitten. Ook voor suikers is dat trouwens het geval. Zowel over- als onderconsumptie zijn te mijden. Je moet hier zoeken naar evenwicht.
De maatschappelijke uitdaging is dus niet zozeer om het ene of andere voedingsmiddel te bannen of uit te faseren in ons dieet, maar om gevarieerd te eten en de inname af te stemmen op de lichaamsbehoefte.
Tot het begin van de jaren 90 was het landbouwbeleid inderdaad zeer zwaar op de leest geschoeid waarbij de agrovoedingsmarkt werd benaderd vanuit een aanbodgedreven perspectief en werd verwacht dat onze landbouwondernemers van overheidswege in een bepaalde richting werden gestuurd. Sinds de laatste dertig jaar produceren onze boeren wat de markt hun vraagt, niet omgekeerd. De EU deelt niet de visie dat we onze boeren van overheidswege moeten dwingen om andere planten te kweken, los van wat de markt vraagt of bereid is om te vergoeden voor die andere planten.
U mag me niet verkeerd begrijpen, collega Steenwegen, ik ben wel van oordeel dat we als overheid een taak hebben om onze boeren te ondersteunen om zich zo flexibel mogelijk aan te passen als de marktvraag wijzigt. Op vlak van eiwithoudende gewassen is er een toenemende interesse in eiwitdiversificatie voor humane voeding, denk maar aan producten op basis van quinoa, soja, kikkererwten, linzen, rode bonen enzovoort. U hebt ze zelf al terecht genoemd, collega Steenwegen. Mijn echtgenoot experimenteert heel graag met alles wat nieuw is. Mijn ervaringen zijn eigenlijk wel positief. Dat is terecht, want net als eiwitten van dierlijke oorsprong maken deze plantaardige eiwitbronnen deel uit van een evenwichtig en gevarieerd dieet.
Onze voedingsbedrijven en retailers voeren deze plantaardige producten vrijwel uitsluitend in uit het buitenland, vooral uit Canada, China, Turkije, Afrika, Spanje en Frankrijk. Veel peulvruchten hebben warmte nodig om te gedijen en kunnen niet tegen late nachtvorst. Toeval wil dat we net in die periode zitten. Voor zover u het nog niet zou weten: vandaag is het de dag van de ijsheilige Servatius en morgen, 14 mei, die van Bonifatius, de laatste ijsheilige in de rij. We kunnen dus niet zomaar overzeese of mediterrane zaden en kiemplantjes naar hier brengen om in onze bodem te planten. Ook de komende jaren blijven we onvermijdelijk afhankelijk van import van plantaardige eiwitgewassen. De huidige crisis, waarbij uit een protectionistische reflex door sommige van onze handelspartners graan- of rijstvoorraden worden bevroren, toont dat dit bijzonder risicovol is. Basisbehoeften voorzie je liefst zelf in plaats van afhankelijk te zijn van de goodwill van anderen.
Daarom doet het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) sinds enkele jaren onderzoek naar variëteiten die mogelijk wel in onze klimatologische omstandigheden kunnen gedijen. Zoals steeds bij plantenveredeling is dat een werk van lange adem, zeker als geen gebruik kan worden gemaakt van gentechnologie. Meestal is er maar één generatie per kalenderjaar, dus het kruisen, selecteren en vermeerderen gaat langzaam. Eigenlijk kun je het vergelijken met maïs, wat van oorsprong ook een subtropisch gewas is. Het werd door pioniers geïntroduceerd in de jaren 30 en het duurde meerdere decennia vooraleer rassen ontwikkeld werden die hier op grotere schaal konden worden geteeld. Nu is die teelt niet meer weg te denken.
Naast de teelttechnische aspecten zijn er ook de economische overwegingen. Boeren zijn logischerwijs geneigd om hun teeltplan aan te passen als de vraagzijde van de markt, dus finaal de consument, bereid is om de nieuwe teelten evenwaardig te verlonen als de teelten die hij voorheen verbouwde. Een winkelier zal het aanbod in zijn rekken ook niet vervangen door een assortiment dat hem minder inkomen geeft.
U vraagt hoe we in het nieuwe GLB landbouwers financieel zullen ondersteunen voor humane plantaardige eiwitbronnen. Ik ben zeker bereid om alle opties, waaronder de ecoschema’s, op dat vlak open te houden, maar we moeten doordacht te werk gaan.
Uiteraard is het van belang om die zaken die praktijkklaar zijn te ondersteunen. Hiervoor zullen de praktijkcentra en het ILVO voor de nodige ondersteuning zorgen. Het slechtste wat we kunnen doen, is onze boeren oproepen om iets te telen terwijl het bij een groot deel van hen kan mislukken, bijvoorbeeld door ziekten of plagen waartegen we nog geen bestrijdingsmiddelen hebben. Dan zal er het jaar nadien, en wellicht nog vele jaren nadien, niemand meer zijn die in dat verhaal wil stappen. Bij ILVO of een praktijkcentrum kan of mag een oogst mislukken, want dat is eigen aan onderzoek, maar onze ondernemingen kunnen zich dat moeilijker veroorloven.
Ik neem uw suggesties zeker mee. Wat betreft uw vraag over het strategisch plan GLB moet ik verwijzen naar mijn antwoord op de vraag van collega Vandenhove. U bent toen ook tussengekomen, als ik me niet vergis.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is altijd zo dat, wanneer we een verandering willen teweegbrengen, dat altijd een proces is dat enige tijd vraagt. Als we overtuigd zijn dat die verandering nodig en maatschappelijk gezien goed is, is het belangrijk dat we vanuit de overheid de juiste signalen geven en op de juiste dingen inzetten.
U zegt natuurlijk dat de EU eigenlijk de laatste dertig jaar de markt laat spelen, zonder sturing. Maar u zult het toch wel met me eens zijn dat, als de landbouw er vandaag uitziet zoals ze eruitziet, dat voor een heel groot stuk te maken heeft met hoe de EU haar middelen ter beschikking gesteld heeft en welke dingen al dan niet gestimuleerd werden.
Minister, ik volg u natuurlijk als u aanmaant tot enige voorzichtigheid. Anderzijds stel ik wel vast dat u niet de enige bent die een huisgenoot heeft die geëxperimenteerd heeft met zulke nieuwe eetgewoonten. Die kennen een heel steile opmars. Heel veel mensen ontdekken die nieuwe voedingsstoffen en vinden die ook lekker. Die dieetpatronen evolueren natuurlijk heel sterk vandaag. We zien inderdaad dat die trend naar meer plantaardige eiwitten zich echt manifesteert. Ik ben ervan overtuigd dat die zich sterk zal doorzetten. In die zin denk ik dat het van belang is dat wij in Vlaanderen proberen om op die golf mee te surfen en te zien hoe we die in onze landbouw kunnen incorporeren, zodat we onze landbouwers kunnen laten genieten van die nieuwe trend en hen op die manier ook een stuk inkomen kunnen garanderen.
Ik heb geen echte bijkomende vraag, minister. Ik denk dat het antwoord duidelijk was, dat we hier in een overgangsfase zitten en dat er een bereidheid is om daarnaar te kijken in het kader van de ecoschema’s.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.