“Door de coronacrisis heb ik nu meer tijd om mijn vader te helpen.” Student Kevin Tommelin (18) rijdt dezer dagen voortdurend weg en weer tussen de waterput van zijn vader en het publieke bufferbekken in Langemark. “Ik doe de rit tussen Langemark en het Boezingse gehucht Pilkem tot twintig keer en dat al vier dagen lang.”
“Er kan 17.000 liter in mijn aanhangwagen. In totaal heb ik al 800.000 liter opgepompt, maar dat is nog niet genoeg. Onze akkers hebben meer water nodig dan we hier kunnen halen, maar alle beetjes helpen. We hebben onlangs maïs ingezaaid, maar die wil nog niet schieten door de droogte. Hopelijk lukt het straks wel na de beregening.”
Kevin is lang niet de enige die water oppompt. “We hopen dat het bufferbekken niet gesloten wordt zoals de voorbije jaren, maar komen toch net als andere landbouwers nu al water halen. Het zal de komende dagen alleen maar drukker worden aan het bufferbekken.”
“Het captatieverbod wordt elk jaar vroeger ingevoerd en de schade wordt alsmaar groter”, aldus vader Henk (53). “Op ons bedrijf kunnen we tot 5 miljoen liter bufferen in een put, die we 3 jaar geleden aanzienlijk hebben uitgebreid naar aanleiding van de extreme droogtes. Intussen is de put bijna vol. We zullen het water vooral gebruiken voor onze aardappelen en bloemkolen in de buurt. Wanneer de put leeg is, kunnen we niks meer doen voor onze planten. Dat maakt me bang.”
De boeren moeten maximaal worden ontzien bij het invoeren van droogtemaatregelen. “Het productieproces kan niet zomaar stilgelegd worden om na de droogteperiode weer op te starten. Dit zou fatale gevolgen hebben voor de planten en dieren en voor de voedselproductie zelf.
Het instellen van een mogelijk captatieverbod, bovenop de hindernissen die de land- en tuinbouwers nu ondervinden door de coronacrisis, stelt landbouwers voor een dubbele uitdaging.