De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (sp·a)
Voorzitter, minister, collega’s, er is bij vorige vragen inderdaad al ingegaan op deze problematiek. Het is een vrij algemene vraag, die ik stel naar aanleiding van de exportsubsidies die u hebt voorzien voor bepaalde landbouwsectoren. Ik heb concreet verwezen naar witloof, maar eigenlijk is mijn vraag: waar willen we naartoe, ook op dit vlak?
Dit is duidelijk een coronagerelateerde vraag. Het is goed dat we dit nu doen op korte termijn, om ervoor te zorgen dat de afzetmarkt wat wordt vergroot. Maar eigenlijk wil ik de vraag stellen in functie van de lange termijn. We hebben tijdens de coronacrisis enorm geïnvesteerd op heel korte ketens en ook de bevolking is daarin meegegaan. De coronacrisis is nog niet achter de rug en we voorzien deze exportsubsidies met de bedoeling om meer te exporteren.
Minister, in welke mate blijven er in de toekomst middelen uitgetrokken worden voor export? Of zullen er meer middelen worden uitgetrokken om precies de korte keten en de eigen markt te bewerken?
In mijn vraag vergelijk ik witloof met aardappelen. Dat is misschien geen goede vergelijking, want dat is appels met peren vergelijken.
Minister Hilde Crevits
Maar het zijn geen appels en peren.
Ludwig Vandenhove (sp·a)
U weet wel wat ik wel zeggen. Uiteindelijk is er altijd maar een beperkt aantal middelen. De vraag is of de focus in het toekomstige landbouwbeleid meer zal liggen op de interne markt of eventueel de relatief onmiddellijke omgeving in Europa, of dat die focus eerder gericht zal blijven op de export, waarvan de zwakheden zijn gebleken tijdens de coronacrisis.
Het is uiteindelijk een open vraag die ik over de hele economie kan stellen. Gisteren werd in de commissie voor Buitenlands beleid nog een heel debat over China gevoerd. Daar werden dezelfde vragen gesteld: zullen we producten die we hier kunnen produceren, maar duurder zullen zijn qua loonkost, dan ook hier produceren in plaats van ze in te voeren uit China? We bieden nu op korte termijn terechte steun voor de export, maar we zullen op een bepaald ogenblik toch die keuze moeten maken.
Het heeft me enorm verbaasd dat toen de coronacrisis uitbrak iedereen een andere visie formuleerde op hoe we in de toekomst met onze economie en landbouw moesten omgaan. Ik stel nu na enkele maanden vast dat dat voor een groot deel al vergeten is of dat we nu gewoon verder doen op dezelfde manier als vroeger.
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
De voedingsindustrie drong via haar sectorvertegenwoordiger Federatie Voedingsindustrie (Fevia) aan op een duidelijk plan om ook hun sector uit de coronacrisis te helpen. Als grote werkgever en investeerder is deze sector niet alleen strategisch vitaal in crisistijd, maar ook economisch van levensbelang.
Tot mijn grote plezier hamerde Fevia ook op het belang van de internationale handel. We hebben het daar in deze commissie al vaak over gehad. Ik zal die discussie niet tot vervelens toe herhalen, maar het valt op hoeveel onheilsprofeten actief waren toen de Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) hier werd besproken. Dat handelsakkoorden Vlaamse jobs en investeringen redden wordt echter keer op keer bewezen door de cijfers.
Uiteraard heeft het coronavirus de wereld op haar kop gezet en de internationale handel ernstig verstoord. Ik ben dan ook benieuwd naar de gevolgen hiervan op onze lopende en eventuele toekomstige handelsakkoorden.
Zijn er door de coronacrisis wijzigingen of effecten te verwachten wat betreft het voedingsluik van onze bestaande internationale handelsakkoorden? Ziet u effecten op de slaagkansen van de lopende onderhandelingen voor nieuwe akkoorden?
In hoeverre herbevestigt de Vlaamse Regering haar ambitie om, binnen de federale constructie, de motor te blijven van evenwichtige en ambitieuze handelsverdragen op het vlak van voeding en agrarische productie?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Dit zijn twee vragen die over hetzelfde gaan, maar helemaal anders geformuleerd zijn. Je kunt hetzelfde thema bespreken en het van twee verschillende kanten bekijken.
De extra steun voor de export van landbouwproducten bestaat uit twee delen. Enerzijds is er een aanmoedigingspremie aan bedrijven voorzien om deel te nemen aan buitenlandse beurzen. Zoals veel zaken in het leven is ook handel een kwestie van persoonlijke relaties en vertrouwen. Crisissen en marktverstoring ondermijnen dat vertrouwen en relaties komen onder druk te staan. Beurzen zijn bij uitstek een gelegenheid om zowel het product als de partner achter het product te zien. Critici kunnen de keuze voor deze actie weinig vernieuwend noemen, maar de contacten zijn cruciaal of het nu in binnen- of buitenland is.
Daarnaast wordt er steun voorzien voor de innovatie-incubator. Via een bottom-upbenadering krijgen bedrijven de vrijheid om hun export op innovatieve manier te herlanceren. Het kan dan gaan over het innovatief benaderen van een bestaande exportmarkt of over nieuwe exportmarkten. De aanpak hier stimuleert de creativiteit van de bedrijven. Zowel naar de bedrijfsmodellen, producten als landen zijn er geen beperkingen.
Dan is er uw vraag over de korte keten, mijnheer Vandenhove. Het gaat voor mij niet om een of-ofverhaal, maar over een en-enverhaal. Ik bedoel hiermee: export, binnenlandse handel en korte keten bijten elkaar niet, maar versterken elkaar. Ik ben een heel groot voorstander van Vlaamse producten die via de korte keten worden afgezet. Dat is zeer waardevol omdat het de consument dichter bij de herkomst van zijn voedsel brengt. Ook voor de landbouwers zelf is dit waardevol, want ze kennen dan hun klant en kunnen aan de slag met de directe feedback die ze krijgen. Ik ben ook voorstander van het aanbod van lokale producten in winkels. Ik heb al initiatieven aangekondigd om ervoor te zorgen dat in de hele keten de focus op de producten van bij ons groter wordt. We mogen echter niet de fout maken om dit verdienmodel als enige goede te bestempen en de rest als slecht. Dat doen we trouwens voor geen enkele andere economisch sector, maar het valt me altijd op dat landbouwers niet zouden mogen afzetten via de langere keten in eigen land, of via export naar buurlanden of derde landen.
Als het gaat om farmaceutische of petrochemische producten die we naar heel de wereld verschepen vanuit onze maritieme havens, zijn we trots op de schitterende innovaties die we realiseren terwijl we ook voor voeding innoverend zijn maar daarop wel kritiek wordt geuit. Ik vind dat een merkwaardige paradox. Dat neemt niet weg dat de vraag van de heer Vandenhove pertinent is. De aandacht voor de korte keten moet groter worden, ik heb me daartoe geëngageerd. We moeten ervoor zorgen dat het contact dat de mensen nu hebben met de lokale Vlaamse boeren en het grotere respect dat daardoor ook ontstaat voor de lokale Vlaamse producten, nog een pak groter wordt. Dat Vlaamse chauvinisme moet dringend versterkt worden.
Ik heb de laatste weken, tijdens mijn plaatsbezoeken, een aantal heel mooie voorbeelden gezien, gaande van de West-Vlaamse aanpak met West-Vlaamse slogans wanneer het gaat over Lekker van bij ons, tot de Oost-Vlaamse aanpak van het Vlaamse Ardennen-rund in de buurt van collega Nachtergaele. We zien dat goede initiatieven het chauvinisme aanwakkeren en dat moeten we verankeren.
Tegelijk mogen we ook de export niet uit het oog verliezen. Sowieso zit ik met de sector aan tafel om de korte keten op te schalen. Via investeringen van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) kunnen landbouwers die aan de slag willen gaan met korteketenactiviteiten rekenen op 30 procent steun. Via KRATOS kunnen ze rekenen op bedrijfsadvies en via het aanbod naschoolse vorming ondersteunen we gerichte opleidingen voor landbouwers hierover.
Eind juni is de 'zomer van de korte keten' gelanceerd. Naar aanleiding daarvan heb ik een heerlijk ijsje gegeten. Er worden tal van initiatieven genomen waarbij het kookplatform Lekker van bij ons van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) een belangrijke rol speelt.
In het inkomen van de landbouwer zijn productiekosten een belangrijke factor. Schaalvoordelen zijn niet te onderschatten, er zijn weinig landbouwers die hun volledige productie via de korte keten vermarkten. Het grootste deel van de productie wordt ook door de thuisverkopende landbouwers nog altijd via de langere keten afzet. Dus niet enkel op beleidsniveau maar ook op het niveau van onze bedrijven is geen of-of- maar een en-enverhaal.
We mogen de situatie van groenten, fruit en zuivel niet zomaar veralgemenen naar heel de sector. Dat blijkt ook uit de corona-enquête die het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) recent gehouden heeft: landbouwers die een deel van hun producten, gaande van 10 procent tot 100 procent verkopen via een vorm van korte keten, hebben minder negatieve impact ervaren van de crisis. Hun omzetverlies was gemiddeld 51 procent ten opzichte van 76 procent bij landbouwers die niet via de korte keten verkopen. Dat is weliswaar nog altijd een ruime helft. Als verklaring voor het beter vermijden van omzetverlies wijst men naar de verkoopprijs die beter op peil kan worden gehouden in de korte keten.
Wat de vraag over het witloof en Japan betreft, zet de incubator in op kleinschalige vernieuwende initiatieven. We mikken dus op een grote diversiteit in handel. Niches en creativiteit staan daarbij voorop. De veerkracht van de handel in agrofood ligt in zijn capaciteit om letterlijk van vele markten thuis te zijn. Dat moeten niet per se exotische bestemmingen zijn. Een interessant project richting Franse horeca of een bedrijf dat de Scandinavische markt intensiever wil bewerken, kan minstens even zinvol zijn.
Mevrouw Joosen, voor bestaande internationale handelsakkoorden die al in werking zijn getreden verwacht ik weinig of geen wijzigingen. Voor akkoorden in onderhandeling is dat wel mogelijk. De coronacrisis heeft er praktisch toe geleid dat heel wat onderhandelingsrondes de voorbije maanden virtueel moesten verlopen. Er kunnen dus wel wat vertragingen zijn in de planning.
Als open economie steunt Vlaanderen handelsakkoorden die een betere markttoegang creëren voor zijn bedrijven. Het aanboren van nieuwe markten behoort daar uiteraard toe, dat is een offensief belang. Maar tegelijk moeten we erover waken dat ook een aantal defensieve belangen worden gevrijwaard om te vermijden dat bepaalde kwetsbare of gevoelige Vlaamse sectoren negatieve effecten ondervinden van een vrijhandelsakkoord.
In lijn met het regeerakkoord zal de Vlaamse Regering met en via de EU inzetten op een toekomstbestendig multilateraal handelssysteem. We benutten alle beleidsinstrumenten om proactief en strategisch in te zetten op een ambitieus, modern en assertief handels- en investeringsbeleid dat onze bedrijven toelaat te internationaliseren en hen beschermt tegen deloyale concurrentie.
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (sp·a)
Dank u wel voor het heel uitgebreide antwoord, minister. Ik denk dat het belangrijkste element uit uw antwoord is dat het een en-enverhaal moet worden. Dat is wat ik onthoud en dat was ook wat de bedoeling van mijn vraag. Dat zal zich echter moeten vertalen in toekomstig beleid, uitgedrukt in financiële middelen. Ik neem aan dat dat dan zal blijken uit de begroting voor volgend jaar en eventueel uit bijgestelde beleidsdoelstellingen na corona. Het is een kwestie van zoveel mogelijk verkopen, of het nu intern of extern is.
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Er valt natuurlijk voor Vlaanderen veel te winnen bij goede handelsakkoorden. Groeipotentieel is belangrijk, maar ik denk uiteraard niet dat we daarom alle defensieve belangen moeten negeren op het vlak van voedselveiligheid en arbeidswetgeving. Niemand zit daar te wachten op een race naar de bodem. Ik denk wel dat de beste garantie op eerlijke en evenwichtige handel nog steeds een goed handelsakkoord is. We moeten daarbij altijd het volledige plaatje bekijken van offensieve en defensieve belangen.
Ook in de hoorzittingen over de gevolgen van corona kwam de export vaak terug. Corona heeft er echt wel zwaar op ingehakt. Dit zijn ernstige gevolgen en we zijn er nog lang niet. Dit gaat nog heel lang zijn effecten hebben. Ik vind het dus heel goed dat we op dit vlak een oefening maken op lange termijn. Er werden heel wat verschillende initiatieven opgenoemd. Ik heb daar qua vragen weinig aan toe te voegen. Het is nu belangrijk dat die initiatieven uitgerold worden en dat we ze blijven opvolgen. Ik dank u voor de zeer uitgebreide toelichting, minister.
De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Minister, ik moet u misschien teleurstellen, maar ik ben het opnieuw met u eens. Het is natuurlijk een en-enverhaal. Ik ben een grote believer van de korte keten. Ik heb de afgelopen maanden enorm veel gebruik gemaakt van die korte keten en zal dat ook in de toekomst blijven doen, niet alleen in de winkels maar ook via thuislevering en dergelijke. Dat is echt een meerwaarde voor de bevolking. Ik hoop dat iedereen ook op die kar springt. Het is echter wel zo dat in mijn ogen, en hopelijk in de ogen van iedereen in deze commissie, landbouw in de eerste plaats een economische sector is. Ik denk dat de landbouwsector er met alleen maar de korte keten niet zal geraken en gedoemd zou zijn om ineen te schrompelen. Dus hebben we die export nodig. Het is zoals u zegt, minister: waarom zouden wij geen landbouwproducten mogen exporteren naar andere landen, zoals we doen met andere producten, zeker wanneer het gaat om landbouwproducten die heel kwaliteitsvol en veilig zijn, die van de beste producten ter wereld zijn? Onze land- en tuinbouwproducten staan daarom bekend. Dus, ja, wij moeten dat ondersteunen en wij moeten inderdaad die exportsteun steeds versterken. Ik ga akkoord met collega Vandenhove dat dat natuurlijk allemaal gefinancierd moet worden en dat we in een moeilijke periode zitten. Maar ons terugplooien op alleen maar de korte keten, zal de sector absoluut niet helpen. Dus, ja, minister: én de korte keten, én zeker ook de export.
De voorzitter
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Steven Coenegrachts (Open Vld)
Ik sluit me aan bij het antwoord van de minister. Ik denk dat we er trots op mogen zijn dat er in de wereld vraag is naar onze producten, naar die kwaliteitsvolle producten die we in Vlaanderen kunnen maken en die we ook alleen kunnen maken omdat onze landbouw zo efficiënt is dat hij op een zeer beperkte oppervlakte toch overschotten kan maken. Dat is een mooi en goed verhaal, dat ook niet in de weg loopt van alle korteketeninitiatieven of andere landbouwmodellen die men kan bedenken en ontwikkelen en waar er ook ruimte voor moet zijn in Vlaanderen. Het ene spreekt het andere niet tegen.
Het is trouwens ook een feit dat de wereldbevolking blijft toenemen. Ook die mensen hebben nood aan en recht op voedsel. En wij kunnen daar vanuit Vlaanderen en Europa ook ons steentje toe bijdragen.
Minister, een belangrijk aandachtspunt is risicospreiding. We hebben met onze peren in Rusland gezien hoe afhankelijk men soms kan zijn van één afzetmarkt in het buitenland. Daarom is mijn vraag of u in de toekomst bij exportsteun ook rekening zult houden met die risicospreiding. Zult u er aandacht voor hebben naar waar men exporteert en of daar genoeg differentiatie in zit, om de afhankelijkheid per sector wat tegen te gaan of te milderen?
Bart Dochy (CD&V)
Indertijd hebben we, met de resolutie die we gemaakt hebben rond schaalverandering, echt de nadruk gelegd op het ondernemerschap van de landbouwer. Het is hier ook weer het ondernemerschap van de landbouwer dat ertoe leidt dat er eventueel opportuniteiten aangeboord worden om de korte keten te gaan exploreren. We kunnen dat enkel aanmoedigen, maar het blijft de ondernemer zelf die er zich goed bij moet voelen en die het goed moet zien, en die ook in een omgeving moet zitten waar het effectief mogelijk is om zoiets te organiseren. We moeten de landbouwers echt verder blijven stimuleren in hun ondernemerschap.
Wat de wereldmarkt betreft, ben ik blij dat iedereen de beide sporen belangrijk vindt. Administrateur-generaal van ILVO Joris Relaes heeft er hier in de commissie al verschillende malen voor gepleit om onze Vlaamse land- en tuinbouwproducten, met hun kwalitatieve productiemethode en de goede kwaliteit van het eindproduct, als een soort niche te profileren op de wereldmarkt. We hebben de niche van de thuisverkoop en de korte keten naar de consument hier, maar volgens de heer Relaes zijn de Vlaamse landbouwproducten ook een potentiële niche op de wereldmarkt. In welke mate kan dat een piste zijn om verder te exploreren?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Als je een nicheproduct bent, ben je fel gegeerd. Je moet dat ook zo bekijken. Dat is natuurlijk altijd zeer interessant. Denk aan onze Belgische chocolade. Heel de wereld kent onze chocolade. Ze vechten ervoor – toch zij die graag chocolade eten, maar dat zijn er vrij veel in de wereld.
Dit is een zeer interessant debat, collega’s. Ik ben blij met uw aanvulling, mijnheer Vandenhove. We zitten eigenlijk op dezelfde lijn. Het is een en-enverhaal. Ik had uw vraagstelling ook zo geïnterpreteerd. Ik heb het ook zo willen onderstrepen. Het is niet omdat je de korte keten wilt stimuleren, dat je de lange keten moet afsnijden. En dat was, zoals u ook in uw repliek hebt gezegd, zeker niet uw bedoeling.
Collega Joosen, de wereldeconomie is georganiseerd in specialismen. Er wordt geproduceerd waar de omstandigheden het best zijn en waar dat ook het meest efficiënt kan. Anderen zijn bijvoorbeeld goed in bepaalde elektronica of onderdelen van auto’s. Wij zijn goed in voedselproductie. En we kunnen dat concurrentieel doen, omdat we heel vruchtbare bodems hebben, een gematigd klimaat kennen en zeer veel stielkennis in huis hebben. Dat is iets waar ik nog elke dag versteld van sta, hoeveel een boer moet weten en hoe die technieker, voedselexpert, natuurbeschermer enzovoort in één moet zijn.
Handel is een wisselwerking tussen partners die elk goed zijn in hun product of hun specialisatie. Als overheid moeten wij bewaken dat alles billijk verloopt en dat er bepaalde standaarden worden gevolgd. Bijvoorbeeld: onveilig voedsel gaat de grens niet over. Dat is belangrijk om aan te stippen.
Mijnheer Vandenhove, ondanks het feit dat we vastzitten aan het lopend GLB en het nieuwe GLB vertraging oploopt, wil ik onze budgetten zo goed mogelijk inzetten in functie van de beleidsdoelstellingen. Er is een bijzondere focus op de opschaling van de korte keten. Maar we moeten daar ook bedachtzaam mee omgaan. Want uit heel veel enquêtes blijkt globaal gezien ook dat bedrijven die de helft verkopen via korte keten en de andere helft via de langere keten, het best bestand zijn tegen deze crisis.
En zo kom ik bij collega Coenegrachts, die het had over diversificatie. Dat is natuurlijk ook ontzettend belangrijk. Onze boeren zijn efficiënt. We moeten iets fierder zijn op de aanvoerketen. Maar het feit dat die keten zo sterk overeind is gebleven in de crisis toont ook aan dat we niet zomaar voorbij mogen gaan aan de inspanningen die ze leveren, of aan de meerwaarde die ze creëren, zowel op economisch als op maatschappelijk vlak.
Mijnheer Sintobin, soms ben ik ook blij dat u het eens bent met mij. Hoe meer zielen hoe meer vreugd als het gaat over dingen die mij na aan het hart liggen.
Die korte keten is eigenlijk handel drijven op kleine schaal. Als consument geef je vrijwillig een deel van je bezit aan een boer om er een product voor in de plaats te krijgen. Dat basismechanisme voor de korte en de lange keten is gelijk. Beide zijn dus zeer waardevol en nuttig, vandaar dat en-enverhaal, waar mijn partij bijzonder goed in is. Het is eigenlijk niet goed of slecht, het is alleen maar goed om de beiden te doen.
Mijn zorg bij het begin van het regeerakkoord was dat ik de aandacht voor de korte keten een beetje beperkt vond. En dan bedoel ik het niet vanuit politiek oogpunt, want ik weet dat mijn voorgangers, collega Schauvliege en collega Van den Heuvel, heel sterk hebben ingezet op die korte keten. Maar je moet de mensen mee krijgen. De mensen moeten bereid zijn om het respect voor de lokale producten wat meer in hun hart te dragen. En daar heeft corona nu wel voor gezorgd. Dat is iets wat ontstaan is en we nu moeten proberen goed te onderhouden.
Mijnheer Dochy, het klopt natuurlijk dat de ondernemer zijn eigen keuzes moet maken. Daarom zetten wij heel fors in op bedrijfsinzicht, op inzicht in diverse verdienmodellen. En het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) heeft ook de opdracht gekregen om hier een afzonderlijke onderzoekslijn rond op te starten en kennis te delen met de sector.
Ik heb het hier al gezegd: een van de grootste discussies waar jonge boeren voor staan als ze het bedrijf willen overnemen van ouders of grootouders is de toelating krijgen van de familie om te innoveren en misschien over te schakelen op nieuwe bedrijfsmodellen. We moeten daar als overheid ook fors op inzetten, om ook het aanbod aan naschoolse vorming te verruimen en kennisnetwerken op te bouwen, waardoor landbouwers ervaringen kunnen uitwisselen om bepaalde, meer duurzame verdienmodellen ook te overwegen.
Ik heb nog een aanvullende opmerking. Ik lees van mijn kabinetsadviseur dat het gisteren wereldchocoladedag was.
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (sp·a)
Ik herhaal nog eens dat dit niet alleen een vraag voor de landbouw is. Dit is eigenlijk een vraag voor de hele economie. Ik denk dat minister-president Jambon vandaag aankondigt in Knack dat hij in september met een relanceplan gaat komen. Ik hoop dat daar al de eerste tekenen in zitten van hoe wij met onze economie, waarvan landbouw een belangrijke sector is, in de toekomst gaan handelen. We gaan kijken of daar wijzigingen of veranderingen in zitten ten opzichte van hoe we het altijd hebben gedaan. Maar ik dank u voor uw antwoord.
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Ik had eigenlijk geen verdere aanvullingen meer.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.