|
14 aug 2020 |
08:56 |
|
Lamabloed moet pesticiden weren
Biotalys uit Zwijnaarde wil het beste van de klassieke en de biologische landbouw combineren: een hoge opbrengst zonder residuen. Lamabloed is daarbij het kernwoord. Een beursnotering behoort tot de opties.
|
Wie bij Biotalys in Zwijnaarde werkt, moet een goede conditie hebben om de vele trappen op en af te lopen. Het bedrijf barst uit zijn voegen. Elk vrij plekje in het incubatorgebouw van het VIB (Vlaams Instituut voor Biotechnologie), is ingenomen door laboratoria en kantoren. Het plaatsgebrek is zo groot, dat ceo Patrice Sèlles zijn kantoor moest inrichten in een container achter de incubator.
Hoewel Biotalys nog geen enkel product op de markt gebracht heeft – en dus nog geen inkomsten genereerde – is er heel wat buzz rond het bedrijf. Het voorbije jaar tankte het nog 45 miljoen euro bij via onder andere de Gimv en Ackermans & van Haaren en werd biotechveteraan Wim Ottevaere benoemd tot financieel directeur. De buren op het technologiepark van Zwijnaarde zijn ook niet de minste. Ablynx bijvoorbeeld, dat voor 3,9 miljard euro aan Sanofi verkocht werd, en ArgenX, dat op de beurs tegen 10 miljard euro marktwaarde aanschurkt. Biotalys werkt met dezelfde basistechnologie als zijn twee buren: het gebruikt de antilichamen in het bloed van kameelachtigen zoals lama’s. Alleen zet Biotalys die eigenschap niet in om ziektes bij de mens te bestrijden, maar wel om planten te beschermen tegen ziektes en schimmels. Samengevat probeert Biotalys producten te maken met de efficiëntie van klassieke pesticiden, maar zonder de negatieve gevolgen voor het milieu.
‘In de landbouw zitten we wat gevangen tussen de klassieke chemische bestrijding met een chemische uitval in de bodem, de omgeving of de mens enerzijds – denk aan de discussie over de impact van glyfosaat – en de biologische landbouw, waar de opbrengst per hectare veel lager ligt, wat op zich ook niet zo milieuvriendelijk is. In de biologische landbouw is er ook meer verlies door rottende gewassen. Bovendien gebruikt de biologische landbouw vaak koper dat zich dan ophoopt in de bodem’, legt Sellès, een Fransman, uit. ‘Onze producten bestaan uit proteïnes die ziektes op planten kunnen bestrijden, maar daarna volledig afgebroken worden en dus geen sporen in de natuur achterlaten.’
De unieke eigenschappen van de antilichamen in het bloed van kameelachtigen – ze zijn veel kleiner dan bij andere zoogdieren – werd toevallig ontdekt tijdens een practicum biologie aan de VUB in 1989. Die antilichamen kunnen als het ware getraind worden tegen nieuwe ziekten. De beste kun je zelfs opkweken tot bestrijdingsmiddel of ‘agrobody’, zoals ze bij Biotalys genoemd worden. Het bedrijf is het enige ter wereld dat op die manier bestrijdingsmiddelen maakt.
‘We hopen in 2022 ons eerste product, BioFun1, in de VS op de markt te brengen, daarna in Europa. Dat middel bestrijdt grijze haren, een schimmel die je op aardbeien en druiven aantreft. De veldtesten verliepen gunstig’, zegt Sèlles. Of het middel ook meteen een commercieel succes zal zijn, is nog de vraag. Het zal initieel meer kosten dan traditionele pesticiden. Landbouwers moeten dus een meerprijs betalen terwijl ze toch niet meteen het biolabel krijgen. Het bedrijf onderzoekt nog of ze dat biolabel kunnen dragen. ‘In de VS is de kans wellicht groter dan in Europa.’
Biotalys mikt daarom in de eerste plaats op boeren die kwaliteitsproducten telen – weliswaar niet strikt biologisch – en dus een meerprijs kunnen doorrekenen aan de klant. Het mikt in de eerste plaats op fruit, zoals aardbeien en druiven dus, maar de techniek is in principe op veel meer teelten toepasbaar. Eenmaal op grote schaal geproduceerd, kan ook de prijs evolueren naar die van de conventionele middelen.
Potentieel kan de techniek van Biotalys een grote impact hebben op de verduurzaming van de landbouw. Kan het bedrijf, met goed vijftig werknemers, dat alleen aan? Of, wordt het straks, zoals wel meer Belgische biotechbedrijven, opgekocht door een multinational? Sèlles benadrukt dat het niet de bedoeling is om over enkele jaren in de etalage te gaan staan. Het bedrijf wil wel met partnerships en externe verdelers werken. Een beursnotering? ‘Het is een van de opties die we bestuderen.’
Hoe het bedrijf precies tewerk gaat, toont ons chief science officer Hilde Revets. Ze legt uit hoe ze bloed aftappen bij een lama en vervolgens met de t-cellen aan de slag gaan. ‘Wij werken aan de buitenkant van de cel, niet ín de cel zoals bij ggo’s’, benadrukt ze. Vervolgens toont ze hoe en waar de antilichamen geselecteerd worden. Dat gebeurt in proefbuisjes, maar evengoed in ruimtes vol planten, waarop getest wordt welke agribody het beste werkt. ‘Een veldproef blijft natuurlijk ook belangrijk. Een middel kan hier perfect werken, maar heel wat eigenschappen verliezen als het door een machine op een veld gespoten wordt.’ Als wetenschapper kijkt ze verder dan haar ceo. ‘Met deze middelen kun je ook gewassen na de pluk of oogst behandelen. Er gaat heel wat voedsel verloren, tussen oogst en consumptie, bijvoorbeeld door verrotting. Met chemicaliën kun je daar niets tegen doen, omdat er altijd residuen zijn. Met onze middelen kun je het gewas na de pluk beschermen zónder.’
En wat met dat plaatsgebrek? ‘We verhuizen binnenkort naar een gebouw bij Flanders Expo in Sint-Denijs Westrem. Daar zullen we ook een loodsruimte hebben, waar we grotere fermentatieketels kunnen plaatsen.’
|
|
|
|