Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 23 aug 2020 10:13 

Droogte 2020: gewassen en winst drogen op


De beken staan droog, de gewassen verdorren op het veld. West-Vlaanderen, de groentetuin van West-Europa, zit in de frontlinie van de klimaatverandering. ‘Het gaat veel sneller dan we hadden durven te denken.’
De Standaard

Toen dit voorjaar de regen voor het vierde jaar op rij uitbleef, wist Davy Vanneste dat de West-Vlaamse boeren voor een probleem stonden dat niet langer te overzien was. De jonge landbouwer uit Staden is contractteler voor de verwerkende industrie: op ruim 140 hectare teelt hij tonnen aardappelen, bonen, bloemkolen, prei en spinazie.

Het is 31 graden, een loden hitte hangt over de velden. Vijf hectare bonen zijn net gerooid. Hij schraapt met zijn voetzool over het veld. Droge aarde stuift op. ‘Een zandbak’, zegt hij. ‘De oogst was bijna een derde minder dan normaal. Ook de bloemkool heeft het niet goed gedaan. Op mijn pachtvelden enkele dorpen verder staan aardappelen te verschroeien.’

Staden ligt in het hart van de West-Vlaamse grove groenteteelt. De regio geldt als de groentetuin van Europa. Velden met prei, bloemkolen en aardappelen zover het oog reikt. Maar een blik op de akkers zegt genoeg. De kolen ogen blauwig in plaats van frisgroen. De bladeren van de aard­appelen en de suikerbieten hangen half verdord tegen de grond.

Twintig kilometer verderop, in Lo-Reninge, toont akkerbouwer Karel Devreese wat het extreme weer met zijn gewassen deed. ‘De maïskolven zijn in het voorjaar in hun groei blijven steken. Nu worden de planten platgeslagen door de hitte.’ Op het veld ernaast: gras, grotendeels dood. Alleen de klaver ertussen houdt zich overeind. Het gras met klaver dat hij drie weken geleden heeft gezaaid wat verderop, kiemt zelfs niet. ‘Ik mag het vergeten hier dit jaar nog iets te oogsten.’

Karel Devreese toont hoe hoog maïs normaal staat. ‘De planten zijn platgeslagen door de hitte.’

Zes jaar geleden schakelde Devreese over van een klassiek bedrijf met akkerbouw en varkens naar bio. Op zijn Hof ter Lo doet hij aan hoevetoerisme en teelt hij alleen nog gewassen voor het biologische melkveebedrijf van zijn zoon Klaas, en wat biobaktarwe voor biologische bakkers. Toch blijft ook de biolandbouw niet gespaard. ‘Onze gewassen wortelen dieper, maar tegen deze droogte is niets opgewassen. Vorig jaar hadden we de helft van de normale opbrengst, ook dit jaar zal de oogst niet volstaan. De dieren staan al op het winterrantsoen.’

Vier jaar geleden lachten de meeste boeren de droogte nog weg. Nu wordt er niet meer gelachen. Het besef daagt dat droge zomers en natte winters een structurele gesel worden. De regen van juli was ‘goed om het stof weg te spoelen’, klinkt het overal. Misschien kunnen de buien van de voorbije week nog iets redden, maar soms zijn ze zo hevig dat de gewassen er vooral van afzien.

De groentetelers hebben nochtans goede tijden gekend. Het milde klimaat en de vruchtbare bodem gaven mooie oogsten, de diepvriesgroentebedrijven in de regio groeiden uit tot Europese giganten. Omdat cashcrops meer opbrachten dan koeien en varkens, schakelden velen over. Maar door het grote aanbod bleven de prijzen laag, terwijl de kosten voor machines, grond en irrigatie toenamen. ‘Voor een kilo bloemkool kregen mijn ouders dertig jaar geleden 14 frank’, zegt Davy Vanneste. ‘Vandaag krijg ik minder.’

De kleinere marges compenseren ze met grotere volumes. ‘Door meer grond te pachten bij andere boeren’, zegt Vanneste. ‘En mikken op drie opeenvolgende teelten per perceel.’ Telers rukten op tot in de kustpolders en de valleien van de West-Vlaamse heuvels. Banken en adviseurs spoorden hen aan groter te worden en te specialiseren. Dat intensieve model kon blijven bestaan zolang het klimaat meezat. Maar nu de droge jaren zich aaneenrijgen, botst het frontaal op zijn limieten.

Niemand ontkent nog het probleem. ‘Waterintensieve teelten zien af, zoals aardappelen, bloemkolen, courgettes of bonen’, zegt Nele Cattoor, algemeen secretaris van Vegebe, de beroepsfederatie van de verwerkende industrie en de groothandel. ‘Doordat gewassen te snel rijpen, is de kwaliteit minder goed. De erwtenopbrengst is voor het vierde jaar op rij 10 tot 15 procent te laag. Erwten zijn kwetsbaar omdat ze maar kort op het veld staan. Wie net voor de droge periode had ingezaaid, zag zijn opbrengst soms gehalveerd. Ook de bonen beloven niet veel goeds. Sommige velden worden zelfs niet geoogst, omdat de kosten hoger zijn dan de opbrengst.’

Om hun gewassen te redden, gaan boeren op zoek naar water. Cattoor berekende dat in een droog jaar de aardappelen en groenten in ons land 124 miljoen kuub aan irrigatiewater nodig hebben. Telers met een eigen waterbekken hebben geluk, al werden die voorraden er in geen tijd doorgejaagd. Het alternatief is pompen uit nabijgelegen beken en rivieren. Tot ook die droogvielen en in mei een captatieverbod werd opgelegd voor kwetsbare water­lopen.

Niet iedereen hield zich eraan. ’s Nachts reden reusachtige tankwagens vol water door de kleine dorpen. Veel burgemeesters zagen het door de vingers. ‘De handhaving laat te wensen over’, beaamt de West-Vlaamse gouverneur Carl Decaluwé. Hij beseft dat hij met die verboden ‘de onpopulaire jongen’ moet uithangen. Maar zelfs als het wel mag, is water rondvoeren een onzinnige en energieverslindende bezigheid. Elke West-Vlaamse groenteteler kent inmiddels de slogan van Bart Naeyaert (CD&V), de gedeputeerde van Landbouw: ‘Water op wieltjes, winst weg.’

Een duivels dilemma, schetst Geert ­Defruyt, die aan akkerbouw doet in Nieuwpoort. ‘Als je water aanvoert, verdampt je winst. Als je niets doet, gaat je oogst kapot.’ Davy Vanneste knikt. ‘Op mijn pachtvelden heb ik dit jaar al voor 10.000 euro water aangevoerd. 10.000 euro die je gewoon de grond in laat lopen. Dan vraag je je af of het sop de kool nog waard is.’

Rond het hof van Davy Vanneste doemen ze op aan de horizon: de fabrieken die groenten verwerken. Grote spelers als ­Horaforst, Ardo en Greenyard zitten hier op een kluit bijeen. De agro-industrie is een van de belangrijkste exportsectoren van ons land, de diepvriesgroenten alleen al zijn goed voor een exportwaarde van 1,29 miljard euro.

Die sector, zegt Bernard Haspeslagh, ­davert op zijn grondvesten. Haspeslagh is operationeel directeur bij Ardo, een van de grootste verwerkers van diepvriesgroenten, -fruit en -kruiden in Europa. Hij windt er geen doekjes om. ‘We proberen rustig te blijven. Maar het gaat sneller dan we hadden durven te denken. De klimaatscenario’s halen ons in. Dit hadden we niet zien aankomen, toch nu nog niet.’

‘Het voortbestaan van onze industrie in deze regio staat op het spel’, vreest Haspeslagh, wiens vader het bedrijf in de jaren zeventig heeft opgericht. ‘Het is vechten voor ons marktaandeel. Van de 4 miljoen ton diepvriesgroenten die Europa produceert, komt 1 miljoen ton uit België. Maar Spanje, Portugal en Polen zitten ons op de hielen.’

De ironie wil dat in het droge Spanje de productie in zeven jaar tijd verdubbelde. Ook in het continentale Polen schieten de volumes omhoog. ‘Zij hebben jaren geleden ingezet op grootschalige irrigatieprojecten, gesubsidieerd door Europa’, zegt Dennis Duinslaeger, woordvoeder van Green­yard. ‘Zelfs Frankrijk en Nederland rolden fijnmazige irrigatienetwerken uit. Hier gebeurde dat niet. Wij rekenden vooral op ons gematigde klimaat.’

Nele Cattoor haalt er enkele Europese studies bij die aangeven dat België van alle Europese landen zowat het meest te verliezen heeft door de droogte. ‘Dit is niet langer houdbaar’, knikt Duinslaeger. ‘Niet voor ons, niet voor de boeren.’

Zolang het aanbod toenam, zat de industrie in de zetel bij het maken van prijsafspraken met de telers. Maar nu de aanvoer stokt, hebben ook de voedingsbedrijven een probleem. ‘Wij zouden onze telers meer willen betalen’, zegt Haspeslagh. ‘We geven een premie voor wie investeert in ­irrigatie. Maar veel bewegingsruimte is er niet. Wij werken op een erg concurrentiële markt. De prijzen voor diepvriesgroenten in de supermarkten zijn absurd laag. En als wij niet leveren, doen de Spanjaarden of de Polen het wel.’

De industrie zit tussen hamer en aambeeld, beseft Luc De Waele van de coöperatieve telersvereniging Ingro. Hij zit mee aan tafel wanneer de onderhandelingen over de contracten worden gevoerd. ‘Maar uiteindelijk wordt alles afgewenteld op de telers. Zij moeten koste wat het wil de volumes halen die in de contracten werden afgesproken.’ Door de irrigatiekosten houden velen er nog amper iets aan over. Maar stoppen gaat zomaar niet. ‘We hebben grote investeringen gedaan’, zegt Davy Vanneste. ‘En je wilt niet opgeven.’ Hij glimlacht verbeten. ‘Het is op je tanden bijten en ­hopen dat ze niet breken.’

Veel boerenzonen en -dochters zien het gezwoeg van hun ouders en denken: ik doe wel iets anders. De landbouwscholen lopen leeg, het aantal startende landbouwers slinkt zienderogen. Ook dat wordt een probleem. De familiale bedrijven vallen ertussenuit, de markt komt in handen van grote telers die werken met Oost-Europese seizoenarbeiders en tegen flinterdunne marges duizenden ton pastinaak, kool en spinazie oogsten. Onder de familiale landbouwers staan ze bekend als de slokoppen die de watervoorraden leegtrekken. Maar de kleinere boeren zwijgen, want vaak hebben ze zelf een stuk van hun land verpacht aan een van de grote jongens.

En toch. ‘Dit is een passie die je niet zomaar laat schieten’, lacht Karel Dewaele uit Stavele. De jonge bio-ingenieur nam anderhalf jaar geleden het klassieke landbouwbedrijf van zijn ouders over en schakelt met zijn percelen met graan, maïs, suikerbiet en aardappelen geleidelijk over op bio. Zijn heilige graal is een gezonde bodem, waar schimmels en bacteriën hun werk doen. ‘Een bodem met voldoende organische stof heeft meer poriën, waardoor het water beter doorsijpelt en langer wordt vastgehouden. Ik ben ervan overtuigd dat daar de oplossing zit: minder bodembewerking en overschakelen op biologische technieken.’

Ook traditionele boeren hebben meer aandacht voor de bodem, merkt Dominique Huits, onderzoekleidster bij het West-Vlaamse onderzoeks- en adviescentrum voor land- en tuinbouw (Inagro). ‘Al blijft irrigeren voor een aantal teelten belangrijk. Over het hele jaar valt er genoeg water in ons land. Maar niet op het juiste moment en op de juiste plaats. Het komt erop aan die overschotten bij te houden.’

De grote droom, zegt Huits, is een patchwork van reservoirs over de hele provincie, met een netwerk dat water tot bij ­elke boer brengt. ‘Dat zou de redding zijn. Maar er hangt een stevig prijskaartje aan vast.’

Naast de fabriekshallen van Ardo ligt een bassin om 150.000 kuub water op te vangen, waarmee de boeren uit de regio hun velden kunnen irrigeren.

Naast de fabriekshallen van Ardo ligt zo’n bekken te flikkeren in de zon. Een ­coöperatief pilootproject waar Ardo met onder meer Inagro in stapte. 150.000 kuub gezuiverd afvalwater, waar 47 boeren uit de omtrek samen 500 hectare mee kunnen ­irrigeren. ‘De beregende percelen haalden 23 ton bonen per hectare,’ zegt Bernard Haspeslagh, ‘terwijl niet-beregende velden amper 8 ton opbrachten.’

‘Het werkt,’ stelt hij vast, ‘maar het blijft een druppel op een hete plaat. We moeten dit soort projecten op grote schaal uitrollen. De industrie en alle voedingsbedrijven moeten mee op de kar. De circulaire economie moet de norm worden. En we moeten proberen een deel van die Europese subsidiepot te verzilveren.’

Die forse taal verraadt dat het menens is. In vier jaar tijd werd ons land gedwongen tot een revolutionaire kentering in de omgang met water. ‘Eeuwenlang hebben we alles gedaan om van overtollig water af te raken’, stelt gedeputeerde Bart Naeyaert ­laconiek. ‘Nu is het devies: elke druppel bijhouden.’ Waterloopbeheerders goochelen met stuwen en sluizen om het water op niveau te houden, op tafel liggen plannen voor opvangbekkens en overstromings­gebieden.

‘De geesten keren snel’, knikt Pieter-Jan Taillieu, beheerder van de Zuidijzerpolder en voorzitter van de Vlaamse Vereniging van Polders en Wateringen. De polder­besturen werden in de middeleeuwen opgericht, net om de natte poldergronden droog te leggen voor landbouw en veeteelt.

‘Van die eenzijdige visie zijn we al een tijd afgestapt’, vertelt Taillieu in zijn kantoor in Lo-Reninge. ‘In de polders kunnen we spelen met het waterpeil. Dat doen we nu ook om water bij te houden. Bestaande drainagenetwerken kunnen worden ingezet om water op te slaan en te laten infiltreren op de velden. In natuurgebieden zoals De Blankaart houden we water vast tijdens de winter, wat goed is voor trekvogels. In de zomer verlagen we het peil voor extensief hooilandbeheer. In plaats van dat water rechtstreeks naar zee te lozen, zouden boeren het kunnen oppompen en ­stockeren.

De eeuwige spanning tussen de landbouwers en de natuurmensen is er wat geluwd, maar intussen ontstonden nieuwe wrijvingen, dit keer tussen de traditionele polderboeren en de groentetelers die er neerstreken. ‘Zij verbruiken in piekperiodes zo veel water dat we het amper kunnen bijbenen’, zegt Taillieu. ‘Veeboeren zien hoe pachters van buiten de regio het water voor hun neus komen wegpompen.’

Dat zet kwaad bloed, want ze verstoren het fragiele evenwicht tussen zoet en zout water. ‘De zoetwaterlens drukt het dieperliggende zout water in de kustpolders naar beneden’, vertelt Peter Bossu, voorzitter van de Natuurpunt-afdeling De Bron in Diksmuide. ‘Maar als het zoete water uitgeput raakt, slaat het zoute water door naar de oppervlakte. De gevolgen van die verzilting zijn rampzalig. De natuur verschraalt. Koeien die van te zout water drinken, vallen dood. Gewassen verpieteren op de akkers. En eenmaal het zover is, duurt het ­jaren vooraleer het evenwicht is hersteld.’

Ook in het hart van de groentestreek loopt de zoektocht naar water niet van een leien dakje. In afwachting van de grote irrigatiesystemen waar velen van dromen, behelpen telers zich met eigen bufferbekkens. De aanvragen daarvoor stijgen exponentieel. Maar boeren raken moeilijk aan een vergunning om de uitgegraven grond te verzetten, zeker in valleigebieden waar opnieuw wordt ingezet op natte gronden en de regels over het ophogen strenger werden.

‘Het is moeilijk uit te leggen aan landbouwers dat ze geen put mogen graven’, zegt gouverneur De Caluwé. Hij zucht. ‘We leven met te veel op een kleine oppervlakte. Dan wordt het lastig tegengestelde belangen te verzoenen.’

Hoe extremer de droogte, des te harder de spanning tussen natuur, landbouw en drinkwatervoorziening. ‘Er staat veel op het spel’, zegt de gouverneur. ‘Water wordt politiek. En het is nog maar de vraag of we al die dure ingrepen op tijd kunnen uitrollen. We kunnen de klimaatverandering niet snel genoeg bijbenen.’

Is die grootschalige groenteteelt in West-Vlaanderen dan wel houdbaar? ‘Sommige waterintensieve teelten, zoals bloemkool, zijn misschien niet meer mogelijk op die schaal als de klimaatverandering zich doorzet’, verwoordt Bernard De Potter, topman van de Vlaamse Milieumaatschappij, de twijfel bij velen. ‘Alles wijst erop dat het klimaat extremer wordt. We wéten dat er een paradigmashift nodig is in het internationale voedselsysteem. We botsen tegen grenzen. Maar de voedingsindustrie volgt de regels van het internationale spel. Dat maakt het complex, wij kunnen dat niet ­alleen veranderen.’

Onder een stalen zon monstert Karel Devreese op zijn akker het dode gras en de te kleine maïskolven. De economische dwanggedachte ‘groot of dood’ doorprikte hij jaren geleden door de ecologische weg in te slaan. ‘Ik wilde niet langer een radertje zijn in een wereldmarkt waar ik geen vat op heb’, zegt hij. ‘Ik ben blij dat ik de keuze voor bio heb gemaakt, ook al blijft de strijd tegen de droogte moeilijk. Daarom moeten we het probleem bij de wortel aanpakken. Geen lapmiddelen, maar op een andere manier aan landbouw doen.’

Boeren staan doorgaans huiverachtig tegenover de klimaatdoelen, beseft hij. Voor de meesten is schaalgrootte de enige manier om te overleven. ‘Landbouwers voelen zich snel geviseerd, al merk ik dat sommige collega’s andere keuzes maken. Maar toch. We hadden verdorie voorop moeten lopen in de klimaatmarsen. Wij zijn de eerste slachtoffers van de klimaatverandering. Laat de kentering dan ook hier beginnen.’



  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer