In een reeks van drie artikels gaan we dieper in op de praktische zaken van gras onderzaai bij maïs en bespreken we hoe je dit als landbouwer best aanpakt. In dit eerste artikel schetsen we een algemeen beeld van die aanpak. In het tweede artikel gaan we vervolgens dieper in op de verschillende mogelijke zaaitechnieken en op de onkruidbestrijding. Tot slot bespreken we in het laatste artikel de resultaten van de opgevolgde percelen.
Het CVVB ondersteunt 50 ingezaaide percelen bij 30 landbouwers
In het kader van de oproep van CVBB en VLM werd in Vlaanderen in het totaal op 46 (deel)percelen gras onder gezaaid bij maïs (zie Tabel 1). In functie van het tijdstip en het doel werden verschillende zaaitechnieken toegepast. Samen met de CVBB-begeleider maakten de geïnteresseerde landbouwers de meest passende keuze voor hun bedrijf.
Tabel 1: Overzicht aantal (deel)percelen per locatie en techniek
|
Antwerpen
|
Limburg
|
Vlaams-Brabant
|
West-Vlaanderen
|
Oost-Vlaanderen
|
Gelijktijdige inzaai
|
0
|
4
|
1
|
0
|
0
|
Inzaai vanaf 4de bladstadia
|
4
|
11
|
3
|
21
|
2
|
“Ik sta altijd open voor innovatieve teelttechnieken. Daarom ben ik dankbaar dat ik ondersteund wordt om onderzaai gras bij maïs uit te proberen” – Georges Humblet (Deelnemende landbouwer)
|
Perceelskeuze: Houd rekening met de onkruidpopulatie
Eerder onderzoek bracht enkele aandachtspunten, waaronder de aanwezigheid van probleemonkruiden en een aangepaste onkruidbestrijding, aan het licht. Daarom werden de kandidaatpercelen eerst gescreend op basis van de aanwezige onkruiden. Percelen die veel last hadden van probleemonkruiden (knolcyperus) of grasonkruiden (naaldaar, vingergras, gierstgrassen,…) werden uitgesloten. Op deze percelen brengt de onkruidbeheersing immers extra problemen met zich mee. Ook herbiciden met een lange bodem- en grassenwerking kunnen problemen geven voor de ontwikkeling van het gras. Daarom moet een aangepaste onkruidbestrijding toegepast worden.
Kies het gepaste tijdstip van de onderzaai en een geschikte inzaaimachine
Het onderzaaien van gras kan op verschillende tijdstippen gebeuren: gelijktijdige zaai, zaai in 1-2 bladstadium, 4-5 bladstadium en 8-10 bladstadium. Deze verschillende stadia hebben allemaal hun voor- en nadelen. In het algemeen kunnen we stellen dat hoe vroeger het vanggewas gezaaid wordt, hoe groter het effect is op het nitraatresidu, maar ook hoe groter de kans op concurrentie met de maïs. Met een aangepaste zaaitechniek, grassoortkeuze en zaaidichtheid kan dit echter onder controle gehouden worden.
“Het wordt aangeraden om geen gras in de rij van de maïs te zaaien, want zo bekom je minder concurrentie en dus een lager risico op opbrengstverliezen.” – Gert Van de Ven (LCV)
|
· Gelijktijdig inzaai
Bij gelijktijdige zaai wordt het gras vlak voor, op hetzelfde moment of vlak na de maïs gezaaid. Deze techniek is het eenvoudigste uit te voeren, omdat hier meestal geen aangepaste zaaimachine nodig is.
Om te voorkomen dat er veel concurrentie optreedt tussen de maïs en het gras wordt een grassoort ingezaaid die niet te snel ontwikkelt. Op de vijf percelen die gelijktijdig werden ingezaaid, werd rietzwenkgras gebruikt aan een dichtheid tussen 15 en 18 kg/ha.
· Inzaai vanaf het 4de bladstadium
Het alternatief is om het gras in een later stadium in te zaaien, wanneer de maïs al voor een deel ontwikkeld is. Dit heeft als voordeel dat er minder concurrentie zal optreden, maar hierdoor heeft het gras wel iets minder tijd om zelf goed te ontwikkelen. Om het gras in te zaaien na de opkomst, kan bijvoorbeeld een schoffelmachine met zaaibak gebruikt worden. Voordeel is dat er tegelijkertijd ook nog een onkruidbestrijding wordt uitgevoerd.(zie Figuur 2). Net omdat dit in Vlaanderen relatief nieuw is, is het aanbod hiervan momenteel beperkt.
Figuur 2: Zelfbouw schoffelmachine in Oost-Vlaanderen
Bij voorkeur heeft de schoffelmachine dezelfde werkbreedte als de zaaimachine van de maïs . Indien niet, kan GPS een hulpmiddel zijn om de verschillende werkgangen goed te laten aansluiten en is het risico op platgereden maïsplanten minder groot.
Op 41 percelen werd het gras vanaf het 4de bladstadium ingezaaid. Gezien de droogte werden de meeste percelen pas vanaf het 8ste bladstadium, of zelfs later, ingezaaid. Net omdat het gras minder tijd heeft, hebben we gebruik gemaakt van grassoorten die sneller ontwikkelen. De meeste percelen zijn ingezaaid met een mengsel van Italiaans en Engels raaigras aan een dichtheid tussen 15 en 20 kg/ha.
Verwachtingen tegen het najaar
Onderzoek en praktijkervaring geven aan dat we een lagere nitraatresidu in het najaar voor de maïspercelen met gras kunnen verwachten. Een ander belangrijk aspect dat we opvolgen is de maïsopbrengst. Ondanks dat we de best beschikbare technieken toepassen, kan door de droogte een verhoogde concurrentie optreden tussen het gras en de maïs.
Verdere opvolging en meer info
We volgen de toestand van zowel de maïs als het gras verder op. In het najaar worden ook de nitraatresidu’s en de opbrengsten bepaald.
Wie alvast meer info (inclusief extra foto’s en filmpjes) wenst, kan terecht op de website van het CVBB of de website van het LCV.