“Nochtans was de start in april veelbelovend met warm weer en een vochtige grond”, stelt François Achten uit Pelt, die zetelt in de provinciale sectorvakgroep melkvee van de BB. “Maar al vlug kwamen de eerste lange droge periodes. In juni en begin juli waren er nog genoeg regenbuien om de plant in ontwikkeling te brengen. Maar eind juli en zeker in augustus werd de kolfrijping gefnuikt door de hitte en de droogte.” Achten wijst wel op enkele verschillen. “De later gezaaide mais, zo begin mei, heeft zijn achterstand niet ingehaald. Ook de droogtegevoeligheid van de bodem speelt een rol. Er zijn zelfs percelen waar het niet de moeite loont om de oogsten. De lokale verschillen zijn groot. In Noord-Limburg is vooral de maisteelt getroffen. Vooral de regio rond Peer is er erg aan toe, terwijl wat meer naar het noorden in Hamont-Achel de schade minder erg lijkt. Enkele plaatselijke regenbuien kunnen wel verschil maken. Ik neem aan dat veehouders de minder kwalitatieve mais apart inkuilen en voederen aan bijvoorbeeld jongvee dat minder moet presteren.”
Schimmelvorming
De Peerse schepen van Landbouw Dirk Colaers (CD&V) beaamt dat de sector in zijn gemeente nog altijd kreunt onder de hitte van de voorbije zomer. “Vooral mais- en grasteelt, maar ook aardappelen en bieten dragen de gevolgen van de droogteperiode met hittegolf. Momenteel hebben we in Peer met de schadecommissie een 150-tal dossiers verzameld waarbij de teeltschade oploopt tussen de 50 en 80 procent. Eigenlijk is ons hele grondgebied getroffen, met uitzondering van de beregende percelen, wat een teelt ook wel kostelijker maakt. In contacten met collega’s uit andere provincies weet ik dat het een algemeen probleem is, al kunnen lokaal de verschillen wel groot zijn, dit door bijvoorbeeld de ondergrond of een plaatselijke onweersbui die toch nog een beetje soelaas heeft gebracht.” De boeren oogsten nu de maïs veel vroeger dan normaal. “Tot zelfs een maand vroeger”, stelt Colaers. “De planten zijn al veel te vroeg verdroogd. Langer wachten zou de kolven taaier maken, minder gemakkelijk te hakselen, te bewaren en ook het risico op schimmelvorming zou groter worden. Ook de grasteelt deelt in de klappen. Op veel plaatsen is het gras afgestorven. Terwijl landbouwers vroeger vier tot zes keer konden maaien, was dat nu twee keer, waarna de groei stilviel. ”
Rampenfonds
Harry Broekx van het bekende Peerse landbouw en -veebedrijf Broekxhof windt er weinig doekjes om. “We hebben 42 hectaren mais staan. Van de ruim dertig hectaren die wordt beregend, is 50 à 60% beschadigd. De vroege mais heeft nog een normale lengte, maar te weinig kolf, en de late mais is zelfs nauwelijks gegroeid. Het is al het derde jaar op rij dat de droogte ons parten speelt. Jonge veehouders komen financieel in de problemen. Je moet elders goede mais gaan bijkopen. Mijn zoon, die het bedrijf runt, is al dagen opzoek. Hier in de regio is het aanbod mager, tenzij je beregende mais koopt. Maar daar durven ze een klein fortuin per hectare voor te vragen, dat is niet de betalen. Dus dan gaat hij richting Zuid-Limburg.” Broekx vreest niet dat de voedselvoorziening voor het vee in het gedrang komt. “Boeren zoeken alternatieven, voederen desnoods aardappelen of spreken hun voorraden aan. Maar het is dubbel, niet alleen heb je al schade tienduizenden euro’s, maar moet je ook voer bijkopen.”
De laatste week van september wordt minister Jambon (hoofd Vlaams Rampenfonds - vanaf dit jaar hervormd) hierover geïnterpelleerd in het Parlement.
Boeren waren verwittigd dat vanaf dit jaar de 'brede weersverzekering' een feit is. In de eerste plaats dienen ze bij schade hun verzekering aan te spreken voor de verzekerde teelten. Een erkenning van het Rampenfonds (geen onderscheid meer tussen landbouwramp en algemene ramp) dient er absoluut te komen. De uitzonderlijkheid, dwz eens om de 30 jaar, is meer dan bewezen. Schattingscommissies en experten doen al een paar maanden hun ronde voor de voorlopige en definitieve vaststellingen. Bij erkenning als ramp door het Vlaams Rampenfonds zullen de boeren die zich voor minstens 25%/50% van hun areaal onder brede weersverzekering ingedekt hebben, voor hun niet verzekerde teelten een tegemoetkoming van 40%/80% kunnen genieten. Dit geldt voor dit jaar 2020. Dit zou minstens een stimulans zijn voor de landbouwers om zich volgend jaar opnieuw of alsnog en méér te verzekeren.
Sofie Scherpereel-Landbouwexpert / Het Nieuwsblad