Vlaanderen in het vizier van Europa
Een van de redenen van de slechte waterkwaliteit begin jaren ‘90 was dat weinig gemeentelijke rioleringen aangesloten waren op RWZI’s (riolerings- en zuiveringsinfrastructuur). Daar wou Europa verandering in brengen met de Europese richtlijn Stedelijk Afvalwater.
Daarnaast was overbemesting een groot probleem voor de waterkwaliteit in Vlaanderen. Ook hierover werd een Europese richtlijn opgesteld (de Nitraatrichtlijn), die Vlaanderen in 1991 moest omzetten in Vlaamse wetgeving. Toenmalig minister van Leefmilieu Theo Kelchtermans bundelde zijn plannen voor het milieubeleid in het Minaplan 2000. Vernieuwend was dat er voor waterzuivering een duidelijk einddoel gesteld werd. Om verbetering te krijgen in het leefmilieu en in waterzuivering in het bijzonder, was er een kleine revolutie nodig.
10 % bevredigende kwaliteit
In december 1990 maakte het rapport over de fysisch-chemische en biologische waterkwaliteit van de oppervlaktewateren in Vlaanderen indruk. De boodschap was dat het streefdoel van de basiskwaliteitsnormen tegen 1 juli 1995 heel veraf lag. Maar 10% van de meetpunten had een bevredigende kwaliteit voor de fysisch-chemische parameters. In een ander verslag noemde de VMM de Vlaamse bedrijven die vuilvrachten loosden bij naam. Nu vinden we dat normaal, in die tijd was dat baanbrekend. Dat toont een serieuze mentaliteitswijziging. Door die resultaten werd het oppervlaktewatermeetnet uitgebreid met zo’n 260 meetplaatsen.
Ook overstorten, die bij regenweer onbehandeld afval- en regenwater in het oppervlaktewater doen terechtkomen, hadden een grote invloed op de waterkwaliteit. In 1999 koos de overheid dan ook voor een gescheiden rioleringsstelsel, waarbij afvalwater en regenwater apart worden afgevoerd.
Meer meetnetten
Vanaf 2000 was de Europese de kaderrichtlijn Water van kracht. De kaderrichtlijn Water vereiste dat alle oppervlaktewateren en grondwater tegen 2015 in ‘goede toestand’ moesten verkeren. Bij de richtlijn was een integrale visie onmisbaar met aandacht voor alle aspecten van de waterlopen: fysisch-chemische maar ook biologische kwaliteitsparameters, natuurlijke structuurkenmerken zoals oever en meanders, de waterkwantiteit en aandacht voor zowel de kwaliteit als de kwantiteit van het grondwater.
In 2003 werd dat vertaald naar het decreet Integraal Waterbeleid. Tussen 1999 en 2004 werd het meetnet voor oppervlaktewater uitgebreid met een waterbodemmeetnet en een meetnet gevaarlijke stoffen, zoals PAK’s, PCB’s, VOS, pesticiden en metalen. Het meetnet voor waterbodems werd uitgebouwd tot een 600-tal meetpunten die op ecotoxicologische, fysisch-chemische en biologische kwaliteit werden onderzocht. Uit de eerste resultaten bleek dat een derde van de onderzochte waterbodems sterk verontreinigd waren. De kwaliteit van het water verbeterde als gevolg van inspanningen door de industrie en de uitbouw van de saneringsinfrastructuur, maar door het veranderde evenwicht kwam de opgehoopte vervuiling uit de waterbodem langzaam vrij. Op veel plaatsen voorkomen vervuilde waterbodems tot op vandaag dat het oppervlaktewater een goede toestand kan bereiken.
Ook overbemesting bleef zijn sporen achterlaten. Om nitraatvervuiling in oppervlaktewater op te sporen werd het aantal meetpunten uitgebreid van zo’n 260 naar een 800-tal. Om de nitraatverontreiniging in ondiep grondwater (door de landbouw) te meten waren ruim 2100 meetpunten nodig.
Hoe meten we nu?
Er is veel veranderd de voorbije 30 jaar. Nieuwe meettechnieken met ronkende namen deden hun intrede.
- Multiparametersondes voeren nu continue metingen uit in oppervlaktewater bv. om verzilting in droge periodes te monitoren of om milieu-incidenten snel op te sporen.
- De spectrofotometer meet in situ o.a. nutriënten en bepaalde metalen.
- Blauwalgenbloei wordt gemonitord in oppervlaktewater om schadelijke gezondheidseffecten te vermijden.
- Hydrofobe stoffen worden gemeten in weefsel van biota.
- Via LC/GC-screening kan een watermonster onderzocht worden op aanwezigheid van een omvangrijke lijst van milieugevaarlijke organische parameters.
- Via bathymetrie kunnen kwantiteitsmetingen gebeuren van de waterbodem. Daarmee kan de sanering van vervuilde waterbodems beter aangestuurd worden.
- De Vlaamse Milieumaatschappij is ook partner in het project Internet of Water Flanders. Met IMEC, VLAKWA/VITO, Aquaflanders en de Watergroep helpen we mee aan de ontwikkeling van sensoren om basisparameters, die de waterkwaliteit weerspiegelen, continu op te volgen.
- Biologische monitoring via DNA en satelliettechnologie worden onderzocht om in de toekomst in te zetten.
Nog inspanningen nodig
De fysisch-chemische en biologische waterkwaliteit is sterk verbeterd. Als we de gemiddelde zuurstofconcentratie die we in de grotere waterlopen meten, vergelijken over de periode van 1990 tot 2019, dan stellen we een stijging vast van ongeveer 5,8 naar ongeveer 8,6 mg/L. Ook al zijn de gekozen meetpunten niet allemaal dezelfde, toch wijst dit duidelijk op een gevoelige afname van de organische verontreiniging in de Vlaamse oppervlaktewateren.
Toch zijn er nog steeds bijkomende inspanningen nodig. Zo blijft de waterkwaliteit in veel waterlopen ontoereikend. Om de Europese doelstellingen te bereiken voor alle oppervlakte- en grondwateren is er nog werk aan de winkel.
Met de maatregelen die opgenomen zijn in de ontwerp-stroomgebiedbeheerplannen wil Vlaanderen een inhaalbeweging maken om de waterkwaliteit in lijn te brengen met de Europese doelstellingen. Het maatregelenprogramma bevat zowel generieke als gebiedspecifieke acties. In de mate van het mogelijke worden per waterlichaam concrete doelen vooropgesteld zodat de actoren gesensibiliseerd worden over hun aandeel in de verontreiniging, maar zodat ook gebiedsgericht én in samenwerking met alle partners naar oplossingen gezocht kan worden.
De VMM werkt binnen haar bevoegdheden aan de doorvertaling van de kaderrichtlijn Water in de vergunningsadvisering van bedrijven die afvalwater lozen om de impact van deze lozingen in oppervlaktewater tot een aanvaardbaar niveau te houden. Bepaalde innovaties in sectoren worden opgevolgd en daarnaast ontwikkelt ze ook initiatieven om andere instrumenten zoals bv Green deals met betrokken sectoren uit te werken. Bedoeling hierbij is om data en kennis te valoriseren en maximaal participatief en preventief te werken samen met de stakeholders. Samen kan gezocht worden naar out of the box-oplossingen die zich ook buiten de vergunningencontext kunnen situeren.et haar gebiedsgerichte werking wil de VMM de resterende knelpunten rond waterkwaliteit op het terrein aanpakken, samen met lokale knelpunten zoals watertekorten, wateroverlast en waterbeleving. Maatschappelijke evoluties en de klimaatverandering maken de uitdagingen des te groter, en alleen een uitvoeringsgerichte geïntegreerde aanpak kan er voor zorgen dat onze leefomgeving een stuk aantrekkelijker wordt voor de komende generaties.
Zo zijn we in vogelvlucht over 30 jaar waterkwaliteit gevlogen. En nu staan we weer met de voeten op de grond: klaar voor minstens nog eens 30 jaar inzet voor het milieu van morgen!