De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Minister, het zal niet de eerste keer en ook niet de laatste keer zijn dat we het over mest hebben. De veranderende verwerking van mest is toch wel een probleem. Nochtans is die correcte verwerking in het belang van zowel ons leefmilieu als van de landbouwers zelf die inspanningen doen om zich aan de regels te houden. We zien de afgelopen jaren dat, als er controles zijn, er heel veel misbruiken worden vastgesteld. De mestverwerking is sterk fraudegevoelig.
U hebt zelf gezegd dat sommige praktijken onaanvaardbaar zijn en dat u bereid bent om die fraude tegen te gaan. In de maatregel die u hierbij aankondigde, was de digitale debietmeter. De gegevens zouden bij de Mestbank terechtkomen, die dan moet waken over het volgen van de regels.
Gezien de dringende noodzaak aan een betere controle is het spijtig dat de installaties pas tegen 1 januari 2022 aangepast moeten zijn, terwijl het Mestdecreet bepaalt dat dit al tegen 1 januari 2020 in orde moest zijn. Daarmee zullen deze meters pas voor de eerste maal echt werken in het laatste jaar van het Mestactieprogramma 6 (MAP6), terwijl dit een maatregel was die eigenlijk reeds van bij het begin mee moest zorgen voor de door velen gewenste verbeterde controle.
Het gaat hier volgens mij ook maar om een halve oplossing. Uit controles bij mestverwerkers blijkt ook dat er onrechtmatige verschillen zitten in de inhoudswaarden van de mest. Uit de extra gegevens die u stuurde over de bedrijfsspecifieke mestsamenstelling bij individuele landbouwers, blijkt dat ook hier nog redelijk veel onregelmatigheden zijn. In 2019 werden 6 van de 21 bedrijfsspecifieke mestsamenstellingen (BSM's) ingetrokken en 4 moeten verder worden opgevolgd. Slechts ongeveer de helft viel binnen de wettelijke grenzen. Wanneer we dan zien dat het aantal BSM's sterk stijgt, moeten we hier extra over waken. Naast het debiet bij de verwerkers dient ook de samenstelling bij transporteurs opgevolgd te worden.
De debietmeters zullen enkel de hoeveelheid mest monitoren, niet de samenstelling. Dit is nochtans mogelijk. In Duitsland, in Noordrijn-Westfalen, meet men niet enkel het debiet, maar ook de samenstelling via NIR-sensoren (near infrared). Deze sensoren kunnen stikstof- en fosfaatgehalten direct in de meststroom meten, met een lichte afwijking. Er wordt nog aan gewerkt om die afwijking nog te verkleinen, zodat de resultaten daar heel accuraat zijn. De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) kent dit systeem al, maar stelt dat er nog meer onderzoek nodig is en dat het zal worden opgevolgd. Nochtans heeft Noordrijn-Westfalen deze sensoren reeds sinds 2018 erkend. Wij denken dan ook dat het in Vlaanderen mogelijk moet zijn om met zulke sensoren aan de slag te gaan. Vermits de invoering van die digitale meters uitgesteld is, lijkt het een opportuniteit om ineens te werken aan debietmeters die niet alleen het debiet, maar ook de samenstelling van de mest meten.
Minister, wat is de reden waarom de datum uit het Mestdecreet niet is gehaald? Gaat u in de tussentijd extra maatregelen nemen? Bent u bereid om het Mestdecreet aan te passen en deze overgangsperiode te gebruiken om de installatie van NIR-sensoren bij transporteurs te implementeren? Wat houdt de VLM of u tegen om dat te doen? Wilt u de controlerende rol van de Mestbank versterken? Zo ja, hoe?
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Het is niet alleen belangrijk dat de debietmeters worden geïnstalleerd, het is ook cruciaal dat die debietmeters daar staan waar ze de nodige informatie geven om de goede werking van de installatie te kunnen nagaan, om een correcte opvolging van de bedrijven te kunnen garanderen, en om problemen en potentiële fraude onmiddellijk te kunnen vaststellen.
Daarom is in het besluit een regeling opgenomen over de juiste plaatsing van debietmeters op niveau van de installatie. Bovendien hebben we ineens de stap gezet naar debietmeters die de relevante informatie automatisch verzenden naar een internetloket bij de Mestbank. Vandaar de kleine vertraging. Er is nu een duidelijke deadline, die iedereen de mogelijkheid geeft om in actie te schieten en de nodige voorbereidingen te treffen om de vereiste debietmeters te installeren. De beschikbare tijd is niet van dien aard dat er ruimte is om te treuzelen.
De verplichting tot het installeren van debietmeters is een algemene maatregel. Het is niet omdat debietmeters pas moeten geïnstalleerd zijn op 1 januari 2022, dat ik de verwerkers in 2021 niet in het vizier hou. De controles door de inspecteurs en de gerichte doorlichtingen van mestverwerkers gaan onverminderd door. Wanneer blijkt uit bepaalde vaststellingen dat debietmeters sneller moeten geplaatst worden, zullen mijn diensten dit ook zo opleggen, samen met eventueel andere maatregelen.
Op uw vragen over de sensoren en wat er mij tegenhoudt om die in te zetten, kan ik u het volgende antwoorden. De NIR-sensoren zijn één van de mogelijke technieken om de mestsamenstelling te bepalen. Zij hebben hun beperkingen en mogelijkheden. De VLM heeft een studie uitgeschreven om de huidige technische mogelijkheden voor de in situ bepaling van de stikstof- en fosfaatinhoud van vloeibare organische mest te bepalen. Hierbij wordt ook gekeken naar de kennis beschikbaar in onze buurlanden. Ik heb aan mijn administratie expliciet de opdracht gegeven om binnen deze studie op zeer korte termijn te bekijken of de sensoren die in Duitsland erkend zijn, toegepast kunnen worden op mestverwerkingsinstallaties zoals ze in Vlaanderen staan. Op basis van de studie wil ik desgevallend voorstellen om het mestdecreet in die zin aan te passen.
Zoals gezegd moeten de debietmeters de relevante informatie automatisch digitaal verzenden naar een internetloket bij de Mestbank. Op die manier kunnen deze automatisch geanalyseerd worden, kunnen knelpunten dadelijk vastgesteld worden en kunnen zo gerichter controles worden uitgevoerd. Daarnaast voeren mijn diensten jaarlijks een vijfhonderdtal meststaalnames uit. Hiervan hebben ongeveer een derde betrekking op mestverwerkingsproducten. Hierbij wordt op basis van de analyse nagegaan of de vermelde mestsoort correct is en of de gemeten samenstelling afkomstig kan zijn vanuit de gemelde installatie. Voorts zet ik volop in op de inzet van innovatieve technieken. Zo loopt er naast het onderzoek naar de in situ bepaling van mestsamenstelling ook een studie naar de mogelijkheden van satellietbeelden om efficiëntere en gerichtere controles mogelijk te maken.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Waarom is het zo belangrijk om met digitale meters te gaan werken? Wij hebben het daar vroeger al over gehad. Het zorgt er natuurlijk voor dat iedereen in een level playing field werkt, en dat we de tijdrovende controles die anders moeten gebeuren en waarvoor veel mankracht nodig is, kunnen vervangen. Eigenlijk kunnen wij zo beter weten of iedereen aan de regels voldoet. Dat is vooral belangrijk voor al die landbouwers die hun best doen om aan de regels te voldoen en die ook het recht hebben om te weten wat er op hun land wordt gebracht.
Ik ben tevreden met uw antwoord, om te horen dat u ermee bezig bent. Het was in het begin een beetje vaag, maar ik begrijp dat de VLM bezig is met een studie. Het gaat mij niet om het systeem. Het belangrijkste voor mij is – en dat is de reden voor mijn vraag - dat behalve het debiet ook de samenstelling van de mest en het gehalte aan stikstof en fosfor kan bepaald worden. Dat is immers belangrijke en relevante informatie.
Dus heb ik eigenlijk geen bijkomende vraag. Maar zullen de resultaten van de studie en de opvolging ervan met eventuele implementatie in de regelgeving snel genoeg ter beschikking zijn om de voorziene datum van 1 januari 2022 te halen? En zal dat gebeuren op een manier dat de landbouwers en de mestverwerkers zich tijdig kunnen organiseren?
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
Ik wil mij aansluiten bij deze vraag over de debietmeters op de installaties voor mestverwerking. Het was een duidelijke vraag, ook in het nieuwe decreet, om de controle in het hele mestcircuit zo goed mogelijk in beeld te brengen en eventuele fouten daarin te kunnen uitsluiten. Het is daarbij belangrijk dat dit op een goede manier kan geïmplementeerd worden. Het is ook belangrijk in goed overleg te blijven met de mestverwerkers, om te zien hoe dat het meest optimaal kan werken. Een bezorgdheid hierbij, die ik op het terrein hoor, is de foutenmarge bij de debietmeters en de plaatsen waar er gemeten moet worden. Ik ga dit hier niet al te technisch uitleggen. Maar ik vraag toch ook daarvoor de aandacht. Wij werken heel secuur, met heel nauwgezette informatie. Als foutenmarges roet in het eten gooien, krijgen we discussies die we beter kunnen vermijden. Ik doe een oproep om dat probleem zeker te blijven opvolgen en te bespreken. U hebt aangegeven eventuele knelpunten kort op te volgen en op te lossen. Ik hoop zeker ook dat dit een onderwerp is van verder overleg.
Wat de NIR-technologie betreft waarnaar collega Steenwegen verwijst, ik had niet begrepen dat het de bedoeling was die al direct op te leggen. We zijn immers nog in onderzoek daarover. Het is mogelijks een veelbelovende techniek om ook de inhoud van het product te kunnen meten. Maar ik denk dat ook daarover nog onderzoek nodig is. Er zou een onderzoek lopende zijn bij KU Leuven. De minister verwees naar een onderzoek van de VLM. Betreft dat hetzelfde onderzoek? In dat onderzoek van KU Leuven wordt in elk geval ook onderzocht op welke manier de techniek implementeerbaar is in de praktijk. Ook blijkt dat zelfs bij die nieuwe techniek nog een probleem van foutenmarges bestaat. Een tweede uitdaging is dat elke sensor zou moeten geijkt worden en dat dat ook ook zeer mestspecifiek zou moeten zijn. Het is een veelbelovende techniek maar niet direct toepasbaar op het terrein, volgens de informatie waarover ik momenteel beschik.
Minister, u zegt dat, zolang het onderzoek nog lopende is, er wordt ingezet wordt op de controle. Dat is zeer terecht. Zijn er afgelopen jaar nog belangrijke vaststellingen gedaan bij de mestverwerkers?
De voorzitter
De heer Tobback heeft het woord.
Bruno Tobback (sp·a)
Als wij kijken naar de recente cijfers van de VLM over de mestoverschotten en de nitraat- en fosfaatproblematieken in Vlaanderen, dan denk ik dat er weinig is waar zoveel foutenmarge op zit dan op de huidige systemen om bij te houden van wat er met mest en nitraat en fosfaat gebeurt. Ik denk dat zowat ieder systeem een lagere foutenmarge en een lagere fraudegevoeligheid zal hebben dan dat wat wij vandaag hanteren en wat wij de voorbije decennia hebben gehanteerd. Als er nu één sector is die zich in de voorbije periode, niet alleen in Vlaanderen trouwens, nogal fraudegevoelig heeft getoond, dan is het wel de mestverwerking. Ik herinner aan Nederlandse voorbeelden uit vorige hoorzittingen.
Ik sluit mij dus heel erg aan bij de vraag van collega Steenwegen, om ten eerste zo snel mogelijk en ten tweede zo volledig mogelijk te gaan meten, en inderdaad niet alleen volumes, maar ook de samenstelling.
Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om aan de commissie te suggereren dat we eens grondiger kijken naar wat er in Noordrijn-Westfalen gebeurt en hoe het daar functioneert. Ik denk dat dat nuttige informatie kan zijn voor ons, al was het maar om te vermijden dat we dezelfde oefeningen en studies die men daar ongetwijfeld heeft gedaan met ‘deutsche Gründlichkeit’, hier nog eens opnieuw doen en ondertussen afwachten en verder aankijken hoe de miserie met het jaar groter wordt, want dat is ze wel degelijk aan het doen, jammer genoeg.
Tinne Rombouts (CD&V)
Een buitenlandse reis?
Bruno Tobback (sp·a)
Collega Rombouts, we verschillen al eens van mening. Ik hoef daarvoor niet ter plaatse op het terrein te gaan om te kijken waar de mest loopt. Ik ben bereid om een Duitse wetenschapper of een Duitse ambtenaar met de nodige ervaring hier te komen beluisteren. Dat mag zelfs via ZOOM, voor mijn part.
De voorzitter
Wordt vervolgd in de regeling der werkzaamheden.
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Dat is een goede suggestie.
Ik ben het eens met alle collega’s die gezegd hebben dat we een beter beeld willen hebben van die samenstelling. De gehele studie moet dit voorjaar af zijn. We hebben vanuit het kabinet wel specifiek gevraagd om op nog kortere termijn te kijken naar de Duitse sensoren en de studie die daar is gevoerd. Daar is inderdaad al veel gebeurd, collega Tobback. Dat kunnen we op nog kortere termijn doen, maar de gehele studie zou normaal gezien dit voorjaar af moeten zijn.
VLM pleegt natuurlijk ook overleg met de mestverwerkers. Dat zit goed.
Foutenmarges moeten we tot een minimum beperken. Je hebt natuurlijk altijd foutenmarges, bij alle meettechnieken, ook in andere sectoren. Maar we moeten alles op alles zetten voor een techniek die weinig foutenmarges bevat, om dat tot een minimum te beperken.
Wat betreft de eventuele vaststellingen van afgelopen jaar, collega Rombouts, zal ik de gegevens moeten opvragen bij VLM. Ik ken ze niet uit het hoofd.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Minister, bedankt voor uw antwoord. Collega’s, we zijn deze week nog eens geconfronteerd met de realiteit: onze waterkwaliteit gaat al een paar jaar niet meer vooruit, maar achteruit. Er is dus een echte ‘sense of urgency’, in een wetgeving die al een paar decennia ontwikkeld wordt. We zitten aan het zesde mestactieplan dat in uitvoering is. Sorry, collega Rombouts, maar we kunnen niet blijven technische redenen en foutenmarges inroepen. Volgens mijn informatie is de foutenmarge bij die sensoren 3 à 4 procent. Als je dat vergelijkt met de fraudegevoeligheid die vandaag in de sector aanwezig is, dan vervalt dat in het niets.
Er is een systeem van bedrijfsspecifieke mestsamenstelling, dat er eigenlijk op gericht is om het eenvoudiger te maken voor mestverwerkers, zodat er niet altijd opnieuw apart gecontroleerd of informatie doorgegeven moet worden. Maar ook in dat systeem zien we dat er heel veel fraude, fouten en onjuiste gegevens zitten en dat die vaste samenstelling helemaal niet zo vast is. We zitten in een sector waarvan we allemaal weten dat die fraudegevoelig is. Voor mij gaat het in deze vraag vooral om het belang van onze landbouwers, en natuurlijk het leefmilieu. Dat gaat voor mij samen. Het is voor hen belangrijk dat zij weten wat zij op een veld opgevoerd krijgen, zodat ze op die manier ook kunnen meewerken om de opbrengst van de mest en de waterkwaliteit beter op elkaar af te stemmen.
Minister, ik ben blij te horen dat de studie in het voorjaar zal worden afgerond, wat ons dan waarschijnlijk de tijd geeft om niet alleen inzake debiet, maar ook inzake samenstelling stappen vooruit te zetten, zodat we zo snel mogelijk op een gestructureerde, digitale manier dingen kunnen opvolgen, ten goede van iedereen die het goed meent met onze landbouwers en de mestproblematiek.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.