De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Hulle heeft het woord.
Bart Van Hulle (Open Vld)
Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven die negatieve gevolgen ondervinden van de slechte economische conjunctuur, de vogelgriep of de brexit kunnen via het e-loket een aanvraag doen voor een waarborgregeling op overbruggingskredieten. Dat gebeurt via het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF).
Om te kunnen genieten van die waarborgregeling moeten bedrijven aan een aantal parameters voldoen. Zo moet het brutobedrijfsresultaat per bedrijfsleider minimaal 40.000 euro bedragen en moet de aanvrager aantonen negatieve gevolgen te hebben ondervonden als gevolg van de slechte economische conjunctuur. Ofwel moet hij of zij een omzetdaling van minimaal 15 procent na 1 september 2020 aantonen in vergelijking met dezelfde periode in 2019 en 2020. Ofwel moet hij of zij kunnen aantonen dat de omzet met minimaal 15 procent is gedaald in vergelijking met het gemiddelde van eenzelfde periode in de drie voorgaande jaren. De maximale looptijd van de kredieten is zeven jaar en de waarborg geldt voor drie jaar. De waarborg bedraagt maximaal 80 procent van het subsidiabele kredietbedrag.
Minister, hebt u indicaties over de mate waarin de negatieve impact van covid op onze land- en tuinbouwbedrijven zou kunnen leiden tot een faillissement of stopzetting? Is er een schatting gemaakt van het aantal subsectoren binnen de land- en tuinbouw dat een beroep zou kunnen doen op die maatregel?
Op basis van welke bevindingen werden de parameters vastgelegd vanaf wanneer bedrijven een beroep kunnen doen op de tijdelijke waarborgregeling?
Sluit deze maatregel aan bij de reguliere voorziene kredieten van het VLIF of werd hiervoor in een bijkomend budget voorzien?
De voorzitter
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Minister, collega’s, mijn vraag spitst zich toe op de enquête die het Departement Landbouw en Visserij heeft afgenomen bij 448 land- en tuinbouwers. Daaruit is duidelijk gebleken dat bijna negen op tien Vlaamse land- en tuinbouwers aangeeft minstens één negatieve impact te hebben ervaren van de coronacrisis. De helft treft actief maatregelen om de crisis het hoofd te bieden.
Die bedrijven kampen met een aantal problemen. In volgorde van grootte gaven ze aan dat het vooral gaat over afzetproblemen, hogere prijzen voor hun inputproducten, lagere prijzen voor hun outputproducten, betalingsproblemen en arbeidsproblemen. Maar ook de impact op de mentale gezondheid van de land- en tuinbouwers is aanzienlijk.
Ik heb daarnet al gezegd dat een op twee actie onderneemt. De voornaamste actie is het uitstellen van investeringen – het gaat dan over 31 procent – maar ook het aanpassen van de productie en besparen op arbeid komen voor.
In de cijfers zien we verschillen tussen de individuele bedrijven maar ook tussen de sectoren. Zo werden de aardappelsector en de sierteelt het afgelopen jaar heel zwaar getroffen. De overheid heeft daar ook voorzien in extra financiële middelen.
De algemene tendens is duidelijk, hoewel er ook positieve extra impulsen zijn, zoals we in deze commissie ook al hebben aangehaald. Dan denk ik aan de ontwikkeling van de korte keten.
Minister, hoe schat u de kwantitatieve en budgettaire impact van de coronacrisis op de investeringsaanvragen bij het VLIF in? Welke beleidsmaatregelen overweegt u om het investeringsklimaat, dat toch wat is teruggeschroefd, te stimuleren, en ondanks de minder goede vooruitzichten onze boeren en tuinders toch te faciliteren? Kan deze mogelijke vertraging in investeringen ook een negatieve impact hebben op dat andere belangrijke aspect, namelijk de verduurzaming van onze land- en tuinbouwbedrijven? Dan denk ik in het bijzonder aan investeringen inzake klimaat, dierenwelzijn en milieu.
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega’s, dank u wel voor de zeer interessante vragen. Ik zal de vragen samen beantwoorden, omdat ze toch met elkaar verbonden zijn. Uit een rondvraag bij de kredietinstellingen en de beroepsorganisaties blijkt dat het aantal land- en tuinbouwbedrijven die liquiditeitsproblemen hebben, voorlopig binnen de perken blijft. Door de aanhoudende crisis krijgen sommige bedrijven het wel alsmaar moeilijker. Er zijn heel wat land- en tuinbouwsectoren die worden getroffen door lage prijzen en andere negatieve gevolgen van onder andere corona, de aviaire influenza, de brexit, enzovoort. Er zijn dus heel veel zorgen. De situatie van de land- en tuinbouwbedrijven is wel vergelijkbaar met die van andere kmo’s. Daarom is de tijdelijke waarborgregeling geactiveerd voor land- en tuinbouwbedrijven met liquiditeitsproblemen die te wijten zijn aan de slechte conjunctuur.
Wat zijn de parameters? Net zoals bij voorgaande tijdelijke waarborgmaatregelen moeten land- en tuinbouwers kunnen aantonen dat ze door de uitzonderlijke gebeurtenis, in dit geval dus de huidige crisis door corona, de aviaire influenza, de brexit, of een combinatie van al die factoren, in liquiditeitsproblemen zijn gekomen. Dat wordt aangetoond op basis van een omzetdaling vanaf het moment dat de uitzonderlijke gebeurtenis zich voordoet. In een sector waar de marges bij een normale conjunctuur al zeer klein zijn, kan een plotse omzetdaling van 15 procent bij een gelijk blijvende productiecapaciteit liquiditeitsproblemen veroorzaken.
Bedrijven die een brutobedrijfsresultaat hebben van minimaal 40.000 euro per bedrijfsleider, kunnen via de bank of kredietinstelling de waarborg aanvragen. De aanvrager moet aantonen dat zijn of haar bedrijf negatieve gevolgen ondervindt van de slechte conjunctuur. Ofwel moet hij of zij een omzetdaling van minimaal 15 procent na 1 september 2020 aantonen in vergelijking met eenzelfde periode in 2019 en 2020, ofwel moet hij of zij aantonen dat de omzet met minimaal 15 procent is gedaald in vergelijking met het gemiddelde van dezelfde periode in de drie voorgaande jaren. De maximale looptijd van de kredieten is zeven jaar en de waarborg geldt voor drie jaar. De waarborg bedraagt maximaal 80 procent van het bedrag dat kan worden gesubsidieerd.
Dat is dus het kader waarbinnen die waarborg kan worden aangevraagd.
Die maatregel kadert binnen de reguliere voorziene kredieten en machtigingen die het VLIF jaarlijks ter beschikking heeft om waarborgen te verstrekken. Als er meer dossiers zouden worden ingediend dan verwacht, zal, indien nodig, worden bekeken of de VLIF-machtiging toereikend is en of ze eventueel kan worden verhoogd.
De coronacrisis en de brexit hebben een negatieve impact op veel bedrijven uit heel wat sectoren. Ik verwacht dus dat de bedrijven en subsectoren die een beroep zullen doen op de maatregel, zeer divers zullen zijn. Er is geen enkele subsector uitgesloten van de regeling.
Uit de cijfers van het aantal ingediende en geselecteerde investeringen en van de subsidiabele investeringskosten in 2020 blijkt dat de coronacrisis ook een impact heeft gehad op het aantal ingediende investeringen én op het investeringsbedrag doorheen het jaar. Nochtans lag het totale investeringsbedrag iets hoger in 2020, met om en bij 683 miljoen euro aan investeringen die zijn aangemeld.
Dat is ongeveer 20 miljoen euro meer dan in 2019: in 2019 was het 668 miljoen euro en in 2020 683 miljoen euro.
In het tweede en derde kwartaal is er echter een duidelijke terugval ten opzichte van het eerste kwartaal, zowel inzake het aantal aangemelde investeringen als het aangemelde investeringsbedrag. In het tweede kwartaal daalde het aantal aanvragen met 13 procent ten opzichte van het eerste kwartaal. In het derde kwartaal bedroeg de daling zelfs 27 procent ten opzichte van het eerste kwartaal. In het vierde kwartaal zien we opnieuw een heropleving van de cijfers. Die is hoogstwaarschijnlijk te wijten aan het feit dat die blokperiode de laatste was van de oorspronkelijke looptijd – 2015-2020 – van PDPO III (Programmeringsdocument voor Plattelandsontwikkeling). Ik denk dus dat er sprake is van een aanzuigeffect wegens de onzekerheid over de nieuwe regelgeving in 2021.
In 2021 en 2022 geldt er voor het VLIF een overgangsregeling in afwachting van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) dat, zoals jullie weten, pas start in 2023, met extra steun voor jonge landbouwers voor de meest duurzame investeringen. Samen met het jaarlijkse VLIF-budget en de middelen die beschikbaar komen vanuit het Vlaams relanceplan willen we de komende jaren de Vlaamse land- en tuinbouwers alle kansen geven om blijvend en opnieuw te investeren in duurzame en innovatieve technieken. Zo kunnen ze hun bedrijf meer weerbaar maken voor de toekomst.
Dan ga ik in op de beleidsmaatregelen. Omdat de start van het nieuwe GLB twee jaar uitgesteld wordt, heb ik voor de overgangsjaren 2021 en 2022 het VLIF-beleid al versterkt. De overgangsregeling werd op mijn initiatief op 22 januari definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering.
Bij de opmaak van deze regelgeving hebben we rekening gehouden met het huidige investeringsklimaat. Zo is er een extra steunintensiteit van 10 procent voorzien voor onze jonge boeren – met een leeftijd tot en met 40 jaar – die duurzaam investeren. Die keuze sluit aan bij de doelstellingen van het nieuwe GLB om jonge landbouwers extra te ondersteunen en om de generatiewisseling te bevorderen. Zeker in Vlaanderen is dat een enorme uitdaging om onze land- en tuinbouwsector ook op de lange termijn te kunnen behouden. Ik vind het ook echt van belang om die doelstelling hand in hand te laten gaan met een versnelling van de verduurzaming van de sector, ook op ecologisch vlak. Daarom werd het subsidiepercentage voor de meest duurzame investeringen opgetrokken. Zo geef ik al invulling aan de Vlaamse doelstellingen, bijvoorbeeld opgenomen in het klimaat- en energieplan 2021-2030, en zorg ik ervoor dat de sector ook bijdraagt aan de Europese doelstellingen, bijvoorbeeld de Green Deal en de Farm-to-Forkstrategie.
Daarnaast is de looptijd van het totaal plafond van subsidiabele investeringen voor de periode 2015-2020 van 1 miljoen euro verlengd met twee jaar en ook verhoogd met 350.000 euro per bedrijf. Dat is dan weer van toepassing op alle professionele land- en tuinbouwbedrijven.
Collega Talpe, u stelde vragen over de oorzaken en de toekomst. Onze land- en tuinbouwbedrijven zetten al lang in op die verduurzaming. Met de extra steunintensiteit van 10 procent die vanaf 2021 wordt voorzien voor jonge boeren, wordt in de overgangsjaren nog een versnelling hoger geschakeld. Hiermee wil ik investeringen om het milieu en het klimaat te verbeteren een duw in de rug geven. We willen ook onze veebedrijven met een jonge landbouwer in de bedrijfsleiding bijkomend stimuleren om met bovenwettelijke dierenwelzijnsinvesteringen duurzamer te worden op het vlak van dierenwelzijn.
In 2020 werden twee enquêtes georganiseerd die peilden naar de gevolgen van de coronacrisis op de landbouwbedrijfsvoering, één door het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en één door het departement. Beide enquêtes kwamen tot hetzelfde – en dus geloofwaardige – resultaat, namelijk dat een derde van de boeren door de coronacrisis investeringen uitgesteld heeft of van plan is om die uit te stellen. Het is nu nog afwachten hoeveel en voor welk investeringsbedrag investeringen dit jaar aangemeld zullen worden. De aanmeldingen in het vierde kwartaal van 2020 toonden weer een stijgende lijn. Met de versterking van het VLIF wil ik dat die trend zich in die richting verder zet.
Mijn antwoord was misschien wat uitgebreid, maar de vragen vereisten dat ook.
De voorzitter
Dank u wel, minister, voor dit inderdaad uitgebreide antwoord.
De heer Van Hulle heeft het woord.
Bart Van Hulle (Open Vld)
Minister, dank u wel voor uw goed antwoord. Ik zou nog graag een aanvulling willen doen in verband met de jonge bedrijfsleiders, die u definieert als boeren van maximum 40 jaar zijn –wat ik ook goed vind. Het is zeer positief dat u zo veel doet voor het investeringsklimaat van jonge boeren. Ik zou ook een insteek willen geven over liquiditeit van jonge boeren. Een van de parameters om van de waarborgregeling te kunnen genieten, is bijvoorbeeld een brutobedrijfsresultaat van minimaal 40.000 euro. Ik denk dat je dat als jonge beginnende boer misschien niet haalt. En het zijn net die jonge beginnende boeren die we extra moeten steunen en die waarborg moeten kunnen geven. Misschien is daar wel een opening om dit extra te bekijken?
De voorzitter
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Minister, ook van mijn kant dank ik u voor uw antwoord. Het is goed dat het aantal faillissementen voorlopig nog onder controle blijft, maar uit de enquête en ook uit de signalen van het veld blijkt toch dat we bijzonder alert moeten zijn. Het is natuurlijk een menselijke reactie om in moeilijkere tijden investeringen te gaan uitstellen, maar ik ben heel blij dat u dit niet loslaat en er ook extra op inzet en ook extra middelen voorziet specifiek voor de jonge boeren, om hen te gaan stimuleren. We zien ook grote verschillen tussen de sectoren, ik heb het ook aangehaald in mijn basisvragen. Ik denk bijvoorbeeld aan de biobedrijven, die het vooral bij de opstart heel moeilijk hebben. We hebben ook de ambitieuze doelstelling in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) om 25 procent aandeel te halen. We weten dat we in Vlaanderen daar nog heel erg ver van af zitten, op een tiende. Dat is ook iets waar we extra aandacht aan moeten besteden. Uit een tevredenheidsenquête in een VILT-artikel (Vlaams Infocentrum Land- en Tuinbouw) bleek toch ook dat de tevredenheidsindex van onze landbouwers serieus in elkaar is gestort. Ik denk dat we die twee zeker aan elkaar moeten koppelen. Ik had het daarnet ook al over het mentaal welzijn. Het zijn verschillende factoren die aan elkaar hangen. Ik ben alvast tevreden, minister, dat u ook de vinger aan de pols houdt.
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
Ik denk dat dit een bezorgdheid is die alle politieke families hier delen. Het zijn onzekere tijden en dan krijg je uiteraard die marktreacties, bijvoorbeeld het uitstellen van investeringen. Alles komt ook een beetje samen: vogelgriep, varkenspest, COVID19, brexit en ik denk dat we eerlijk moeten zijn: deze zaken zijn natuurlijk morgen nog niet verdwenen. Investeringen zijn nochtans broodnodig voor de sector, het geeft onze Vlaamse land- en tuinbouw een toekomst. Er zijn grote uitdagingen rond duurzaamheid en klimaat, dat werd reeds gezegd. De impact kan dus mogelijk toch groot zijn. Buiten de impact voor investeringen gaat het bij sommigen over puur overleven, dat mogen we ook niet uit het oog verliezen. Wij zijn dus zeker voorstander van deze tijdelijke waarborgregeling via het VLIF.
Minister, u zei dat die maximumlooptijd van de kredieten zeven jaar bedraagt. Ik ga er dus van uit dat de impact op de begroting ook ruimer is dan alleen dit jaar. Kunt u iets meer verduidelijking geven over wat voorzien is in de begroting? U zei dat het voorzien is binnen de machtigingen van het VLIF, maar ik neem aan dat u dan spreekt over het hele pakket, dus de looptijd over alle jaren voorzien binnen de machtiging van het VLIF en niet alleen dit jaar.
Bart Dochy (CD&V)
Enerzijds zijn nieuwe investeringen inderdaad belangrijk om de sector bij te tijd te houden, mee te gaan in de evoluties en de Europese verwachtingen en ook de verwachtingen van de maatschappij. Anderzijds is er het gevaar dat in crisis de liquiditeitspositie van de bedrijven in het gedrang kan komen om de werking te laten verderlopen met de bestaande investeringen. In elk geval denk ik dat het hier een goede discussie is, met een aantal duidelijke vragen die ook een opstap zijn –zoals ik reeds gezegd heb – naar onze hoorzitting van volgende week. Ik zou iedereen vragen om nog eens goed na te denken over deze vragen die hier gesteld werden en over de antwoorden van de minister. Dan kunnen we volgende week ook nog aanvullende vragen stellen aan de mensen van het VLIF.
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Ik dank de collega’s voor de interesse.
Collega Van Hulle, wat de jonge boeren betreft, is die 40.000 euro er eigenlijk gekomen om een onderscheid te kunnen maken tussen professionelen en niet-professionelen. Men moet ergens een grens trekken. Jonge boeren kunnen sowieso rekenen op een overnamepremie van maximaal 75.000 euro, ook in niet-coronatijden, waardoor we hen al een eind op weg helpen in geval van een overname.
Die ondergrens van 40.000 euro gaat over het brutobedrijfsresultaat. Ik ben zeker bereid om daarnaar te kijken, maar we moeten op een of andere manier dat onderscheid duidelijk proberen te maken. In het geval van startende bedrijven wordt sowieso oplossingsgericht naar het dossier in zijn geheel gekeken, maar ik heb tot op vandaag geen enkel signaal ontvangen van jonge boeren dat daarmee problemen zouden zijn. We zitten heel vaak met hen samen maar ik wil gerust, met het oog op volgende week, nog eens vragen of daar grote problemen over bestaan.
Mevrouw Talpe, ik had het al bij het begin van de vergadering moeten zeggen, maar ik ben blij dat u opnieuw alive-and-kicking bent na de toch moeilijkere weken. U hebt niet echt bijvragen gesteld, tenzij ik ze niet echt gehoord zou hebben.
Collega Joossen, uw opmerking over overleven is heel terecht. Het is wel zo dat onze land-en tuinbouwbedrijven ook toegang hebben tot de generieke steunmaatregelen zoals het Vlaams beschermingsmechanisme. Die maatregelen staan voor alle bedrijven open.
De machtiging van het VLIF is voldoende groot om de tijdelijke waarborgen op te vangen. Op budgettair vlak is er dus geen probleem voor de volledige looptijd van de waarborg.
De voorzitter
De heer Van Hulle heeft het woord.
Bart Van Hulle (Open Vld)
Minister, ik vind het heel positief dat u dit wilt bekijken want volgens mij zijn er wel jonge bedrijven die kampen met liquiditeitsproblemen.
De voorzitter
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Minister, ik dank u, ook voor uw bezorgdheid over mijn gezondheid. Ik ben eigenlijk nooit echt ziek geweest, dat is een geruststelling. Ik heb ook niemand besmet rondom mij, dat was nog een grotere geruststelling.
Voorzitter, u had het over een discussie, maar ik denk dat het geen discussie is, maar een gedeelde bezorgdheid over jongere en uiteraard ook rijpere land- en tuinbouwers. Ik had inderdaad geen bijvragen, maar ik wilde vooral aandacht vragen voor die verschillende sectoren – ook biobedrijven – bij de opstart en wijzen op de groeiende ontevredenheid bij de land- en tuinbouwers. Ik kijk samen met jullie uit naar de gedachtewisseling volgende week.
De voorzitter
Ik wil nog even bevestigen dat een discussie niet altijd negatief hoeft te zijn, het is ook een vorm om van gedachten te wisselen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.