|
17 feb 2021 |
08:46 |
|
Beloon de landbouwer die CO2 in de grond steekt
Landbouw zonder uitstoot van broeikasgassen kan niet. Maar de boer kan wel CO2 uit de lucht halen en opslaan, want onder zijn weiland en akkers is er nog veel ruimte.
|
Tussen de fruitbomen gras en onkruid, en verhakseld snoeihout onder de bomen. ‘De bodem bedekt houden bevordert de opbouw van koolstof’, zegt landbouwer Stijn Avermaete.
Appelbomen netjes in lange rijen naast elkaar, zo ver het oog reikt. Toch kijkt Stijn Avermaete naar beneden en wijst naar de grond: op het pad tussen de fruitbomen staan gras en onkruid, het verhakselde snoeihout ligt onder de bomen. ‘We doen dat om de bodem zo veel mogelijk bedekt te houden. Dat bevordert de opbouw van koolstof in de bodem. Op die manier haal ik extra CO2 uit de lucht. Alleen tegen de lente maken we de bodem even vrij’, legt hij uit.
Avermaete nam het landbouwbedrijf van zijn vader over: fruitbomen, grasland en akkers waarop hij granen, vlas, mais, suikerbieten, aardappelen en rabarber teelt. Op het Vlaamse platteland, putje winter, als de oogst binnen is, liggen veel akkers er naakt bij. Maar die van Avermaete zien groen door de gele mosterd, een van de zogenaamde groenbedekkers. ‘De planten nemen CO2 op uit de lucht en omdat we ze niet oogsten maar wel inwerken in de bodem, wordt die bodem rijker aan koolstof. Meer CO2 capteren betekent een vruchtbaardere bodem, waardoor mijn planten beter groeien en minder last hebben van de droogte’, legt Avermaete uit.
In de bodem zit drie keer meer koolstof dan in de atmosfeer. Maar sinds de jaren 90 is de hoeveelheid koolstof in de Vlaamse bouwlaag jaar na jaar verminderd: omdat weilanden ‘gescheurd’ werden (omgezet in akkerland), er minder granen geteeld werden, door erosie en monocultuur, en omdat er minder dierlijke mest wordt gebruikt door de strenge mestwetgeving. Maar het goede nieuws is dat landbouwers door de manier waarop ze hun land beheren opnieuw extra CO2 uit de lucht kunnen halen en in de bodem kunnen opslaan.
‘Dat kan door compost of stalmest (mest gemengd met stro) te gebruiken, in plaats van of afgewisseld met drijfmest’, legt Hilde Vandendriessche, bestuurder van de Bodemkundige Dienst van België uit. ‘Of door de akkers niet naakt te laten liggen, of niet méér te bewerken dan nodig, want het is bij de intensieve bewerking dat er koolstof uit de bodem vrijkomt. Door groenbedekkers te zaaien, zoals gele mosterd. Door niet altijd hetzelfde op de akkers te verbouwen, en door bomen en houtkanten te planten op of rond de akkers.’
Een jaar geleden stapte Avermaete met vier andere landbouwers in het project Landbouwers-Koolstofbouwers, een initiatief van de Bodemkundige Dienst en Regionaal Landschap Zuid Hageland, onder leiding van onderzoekster Helena Vanrespaille. Het project ontwikkelde een koolstof- en broeikasgasboekhouding, waarbij het berekent hoeveel koolstof er in de bodem zit, hoeveel broeikasgassen het landbouwbedrijf opneemt en uitstoot. En het geeft advies aan de landbouwers hoe ze meer koolstof in de bodem kunnen opslaan. De opbouw van koolstof gaat traag. Het vergt meer dan tien jaar om het koolstofgehalte met een half procent te doen toenemen, maar een half procent betekent wel 57.000 kilo CO2 per ha extra in de bodem.
Compost
Koolstofopbouw gebeurt als volgt: planten nemen CO2 op uit de atmosfeer door fotosynthese, daarna wordt koolstof ingebouwd in de stengel, wortel en blad. Als een deel van het plantenmateriaal in de bodem achterblijft, bijvoorbeeld na de oogst, wordt die CO2 door het bodemleven deels omgezet in stabiele organische koolstof, ook wel humus genoemd.
‘Dankzij mijn fruitbomen en het grasland haal ik jaarlijks 296 kilo CO2 per hectare uit de lucht’, legt Avermaete uit. ‘Maar door mijn teelten en door het gebruik van kunstmest stoot mijn bedrijf lachgas uit, wat een veel sterker broeikasgas is. Omgerekend naar CO2 gaat het om 716 kg CO2-equivalenten per hectare per jaar. Om de uitstoot te verminderen, gebruik ik nu op een aantal percelen in plaats van dierlijke drijfmest compost: gft en tuinafval, dat door de nabijgelegen intercommunale verwerkt is. Dankzij de compost leg ik nu jaarlijks 2.080 kilo CO2 per hectare vast en vermijd ik de uitstoot van lachgas, onder andere omdat ik geen kunstmest meer gebruik, goed voor 885 kilo CO2 equivalenten per hectare per jaar.’
Niet alleen de mest, maar ook wat je teelt, is belangrijk’, zegt Greet Ruysschaert, onderzoeker duurzaam bodembeheer van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (Ilvo). ‘Granen brengen veel meer koolstof in de bodem dan aardappelen en mais, omdat ze dieper en intensiever wortelen.’
Hagen
Dat is een van de lessen die landbouwer Jarno Vandepoel getrokken heeft uit het project Landbouwers-Koolstofbouwers. ‘Wij hadden nog een perceel met monocultuur mais. Uit analyses bleek dat er heel weinig koolstof in de bodem zat. We hebben de mais vervangen door grasklaver. Die haalt niet alleen CO2 uit de lucht, maar zet ook luchtstikstof om in stikstof, die het gras kan gebruiken om te groeien, waardoor je geen kunstmest meer moet gebruiken. Zo vermijd je ook de uitstoot van lachgas. Door die verandering haal ik per ha 2.870 kilo CO2 uit de lucht en vermijd ik nog eens lachgas tegen 240 kilo CO2-equivalent.’
Als landbouwers hun graslanden en akkers optimaal bewerken, kunnen ze netto ‘opslaanders’ in plaats van ‘uitstoters’ worden. Maar waarom zouden ze daar al hun energie in steken? Meer koolstof in de bodem betekent een vruchtbaardere bodem die ook beter bestand is tegen droogte. Maar de opbouw duurt lang. Pas na tien jaar merken boeren het effect, terwijl ze er wel al die jaren in moeten investeren.
‘Het is langetermijnvisie’, legt Vandepoel uit. ‘Mijn vader en ik hebben zestig “dubbeldoelkoeien”: runderen die zowel melk als vlees geven, van het oorspronkelijke ras van de streek. We hebben ook vijftig ha gras- en akkerland. We stonden voor de keuze: aan intensieve landbouw gaan doen of maken dat we een betere prijs voor ons product krijgen. We hebben voor het laatste gekozen en zijn in transitie naar bio. Ik streef naar zo veel mogelijk autonomie voor mijn bedrijf, ik wil niet afhankelijk zijn van anderen.’
‘Vroeger kocht ik dure soja en mengde die met zelf geteelde mais. Ik heb soja geschrapt en verbouw al mijn veevoeder nu zelf. De dieren geven meer melk dan ooit. Ik plant bomen, zodat mijn dieren schaduw hebben. Ik heb een perceel akkerland omgezet in grasland, zodat ik nog meer vers gras voor mijn dieren heb. Ik vervang mijn schrikdraad rond de weides door hagen, zodat ik het snoeihout ook als compost kan gebruiken. Dat zijn allemaal maatregelen die de koolstofopbouw bevorderen, maar die ook passen in mijn plaatje van een autonoom landbouwbedrijf.’
‘Mijn grond is het kostbaarste dat ik bezit. Zorg dragen voor de bodem is een kwestie van overleven’, zegt zijn collega Avermaete. ‘Je kunt op de klassieke manier nog een tijdje doorgaan met het telen van mais en aardappelen en je kop in het zand steken, maar dan kun je zo ver achterop raken dat bijbenen niet meer lukt.’
Koolstofmarkt
Toch hoopt Avermaete dat er ook een verdienmodel in zit, als de de overheid de boeren betaalt voor de maatschappelijke dienst die ze leveren. Of door de oprichting van een soort koolstofmarkt, waarbij bedrijven die te veel broeikasgassen uitstoten, boeren betalen via koolstofcertificaten om CO2 op te slaan in hun bodem. ‘De maatschappij lijkt er wel rijp voor. Verschillende projecten tonen aan dat er interesse is bij bedrijven’, zegt Ruysschaert.
De keerzijde is wel dat je niet eindeloos koolstof kan blijven opslaan. ‘Afhankelijk van de soort bodem – klei, leem – zijn er streefzones. Ga je daar boven, dan krijg je andere milieuproblemen’, zegt Vandendriessche. ‘Uit onze analyses blijkt dat 52 procent van de weilanden en 50 procent van de akkerlanden onder de streefzone liggen. Als alle landbouwers de komende dertig jaar aan optimale koolstofopbouw zouden doen, waardoor alle weilanden en akkers wel de streefzone halen, dan zou er jaarlijks 0,91 megaton CO2 uit de atmosfeer worden gehaald, dat is 12 procent van wat de landbouw jaarlijks uitstoot.’
Tommy D’Hose, onderzoeker aan het Ilvo, tempert de verwachtingen. ‘Dat is natuurlijk theoretisch’, zegt hij. D’Hose berekende een realistisch scenario: stel dat we stoppen met grasland om te zetten in akkerland, dat we erin slagen om 30 procent meer groenbedekkers te gebruiken, dat we meer compost gebruiken en het areaal agroforestry (de combinatie van bomen en landbouw) uitbreiden, dan kan de landbouw jaarlijks 0,11 megaton CO2-equivalent opslaan. Dat is 1,5 procent van wat de landbouw uitstoot.’
Dat lijkt onbetekenend weinig. ‘Koolstofopslag in de bodem is geen wondermiddel. Maar het is wel belangrijk dat we netto opnieuw meer koolstof opslaan. Daarom moeten we vermijden dat we bos of grasland omzetten in akkers. En daarvoor is het belangrijk dat we onze eiwitten niet alleen uit dierlijke maar ook uit plantaardige producten halen.’
In deze reeks onderzoekt De Standaard hoe Vlaanderen tegen 2030 55 procent CO2 kan uitstoten. Morgen: plant eens een notenboom tussen uw tarwe.
Blijvend grasland met rust laten
‘De makkelijkste manier om CO2 in de bodem op te slaan, is het “blijvend grasland” met rust te laten’, zegt Geert Ruysschaert van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (Ilvo). Blijvend grasland zijn weiden die minstens vijf jaar lang niet omgeploegd worden en die dus niet gebruikt worden voor akkerbouw. De landbouwers mogen wel het gras maaien, als voedsel voor hun dieren.
Dat blijvend grasland is uiterst belangrijk omdat het evenveel CO2 opslaat als de bodem van de bossen, en een pak meer dan akkerland. Dat de bestemming van de grond niet voortdurend verandert, is ook van belang omdat het koolstofverlies bij het omzetten van gras in akker (minstens) dubbel zo snel gaat als de opbouw ervan bij het omzetten van akkers in gras.
Ook Europa erkent het belang van blijvend grasland. Sinds 2015 mag er niet meer dan 5 procent van verdwijnen. Toch werden de voorbije jaren wel enkele duizenden ha permanent grasland omgezet in akkers. Volgens de eerste gegevens zou dat vorig jaar voor het eerst niet meer gebeurd zijn.
|
|
|
|