Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 25 feb 2021 08:24 

Bodemkwaliteit in Vlaanderen


Vraag om uitleg over de bodemkwaliteit in Vlaanderen van Ludwig Vandenhove aan minister Hilde Crevits

Vraag om uitleg over de rol van het bodempaspoort van Chris Steenwegen aan minister Hilde Crevits

Vraag om uitleg over het internationale expertenrapport 'Soil as natural capital' van Tinne Rombouts aan minister Zuhal Demir en minister Hilde Crevits

De voorzitter

– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.

Mevrouw Rombouts heeft het woord.

Tinne Rombouts (CD&V)

Op 8 februari vond het slotevent van de denkerscyclus ‘Soil as natural capital’ van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (KVAB) plaats. Dit slotevent bestond uit een onlinesymposium waarbij het eindrapport van de denkerscyclus werd voorgesteld. Er werd bijzondere aandacht besteed aan drie thema’s: gezonde bodems voor duurzaam landbeheer in de 21e eeuw, het belang van de bodem bij een veranderend klimaat en de toe-eigening van bodems als een natuurlijk kapitaal.

Een aantal bevindingen vanuit de onderzoekers van dit rapport halen aan dat er geen langetermijnbeleid zou zijn voor de bodem. Men haalt ook aan dat er geen overkoepelende instantie is die de bodemkwaliteit monitort en dat het aangewezen is om de bodem op een holistische manier te gaan monitoren, waarbij men rekening houdt met de chemische, fysische en biologische parameters.

Een van de belangrijkste bodemgebruikers, met name de landbouw, is al langer overtuigd van het belang van een gezonde bodem. Dat is ook logisch, aangezien zij dagelijks met die bodem werken en de effecten daarvan ervaren. Dat er net door de landbouw ook mogelijkheden zijn voor CO2-captatie, is ook al meermaals bewezen, dat er dus ook daar winsten te boeken zijn. Dat de landbouw daar al langer mee bezig is, is ook te merken aan de vele projecten die rond bodembeheer worden opgezet, zoals Bodembreed, Boer ruimt veld, maar ook Boerennatuur, waar men volop inzet op projecten rond bodem, water en natuur. De landbouw pioniert dus ook op dit vlak en kan ook hier een deel van de oplossing zijn.

Ik heb daarnet al verwezen naar de mogelijkheden van CO2-captatie en heel het bodemverhaal. Er liggen kansen om extra verdienmodellen uit te bouwen. Ik denk aan de carbon farming, waar koolstofsamenwerkingen kunnen ontstaan tussen bedrijven en de landbouwsector.

Mijn vragen zijn ook gericht aan minister Demir, maar ik veronderstel dat u een gezamenlijk antwoord gaat geven.

Hoe staat u tegenover de aanbevelingen van het rapport?

Hoe wordt de bodemkwaliteit vandaag in kaart gebracht? Zijn er op korte of middellange termijn aanpassingen gepland aan dit systeem?

Tijdens het symposium werd gesproken over het implementeren van een carbon monitoring network. Wanneer is de implementatie opgestart en wanneer zal dit volledig operationeel zijn? Wie zijn de stakeholders die dit netwerk zullen opzetten?

Op welke wijze zal het bodempaspoort tegemoetkomen aan de aanbevelingen van het rapport?

De voorzitter

De heer Vandenhove heeft het woord.

Ludwig Vandenhove (sp·a)

Voorzitter, minister, ik zal niet herhalen wat mevrouw Rombouts al gezegd heeft. Het gaat inderdaad over een studie van de Koninklijke Vlaamse Academie van België. Ik zal vooral focussen op de adviezen daarin met betrekking tot de verbetering van de bodemkwaliteit.

Ze stellen voor om de bodem te erkennen als een publiek goed dat bijdraagt aan het welzijn van iedereen en daarmee landeigenaars en landbouwers te verplichten zorg te dragen voor de bodem. Dat is een ongelooflijk belangrijk uitgangspunt dat ik hier in Limburg ook altijd aanhaal als ik discussieer met de grindsector. Het grind zit in de grond en behoort hen niet toe, het behoort aan iedereen. Dat is precies wat de Koninklijke Vlaamse Academie van België over de landbouwgrond beweert.

Ik kan dat niet genoeg bepleiten. Ik heb dan ook een aantal vragen voor u.

Er wordt momenteel gewerkt aan een bodemkoolstofmoniteringsmechanisme. Wat is de stand van zaken met betrekking tot dit monitoringsmechanisme? Welke eigenschappen worden gemeten?

U bent van plan de Pachtwet te hervormen. Hoever staat u met deze hervorming? Wat is de verdere timing? Het is belangrijk, en ik sta daarachter, dat de pachtwetgeving voor langere periodes geldt.

Welke initiatieven zult u nemen om de landbouwers aan te zetten de kwaliteit van hun landbouwgrond te verbeteren of beschermen? In welke mate wilt u een bodempaspoort invoeren? Zo’n systeem zou kunnen bijdragen – al dan niet gekoppeld aan rechtstreekse inkomenssteun voor de landbouwer – aan meer omzichtigheid en kwaliteit.

De voorzitter

De heer Steenwegen heeft het woord.

Chris Steenwegen (Groen)

Mijn vraag gaat over hetzelfde onderzoek. Het werpt meer vragen op dan het beantwoordt. Ik zal me beperken tot één element, en dat is de nood aan goede data over de bodemkwaliteit.

Er komt dus een bodempaspoort, dat zou alle informatie bevatten over de bodem van een perceel. Die informatie komt deels van de overheid en kan worden aangevuld met informatie van de landbouwer zelf. Het bodempaspoort wordt voorgespiegeld als hét instrument om zicht te krijgen op onze bodemkwaliteit en de inspanningen die door onze landbouwers worden geleverd. Maar het statuut van het paspoort is voor mij vandaag onduidelijk.

Op verschillende momenten – ook in hoorzittingen – zijn experten ons komen vertellen dat het bodempaspoort een nuttige tool kan zijn om bodemkwaliteit op te volgen en er beleid mee te voeren. Zo stelde Amaury Frankl, geograaf aan de UGent, dat een landbouwer die een bodempaspoort voorlegt waaruit blijkt dat hij de bodem goed beheert, beloond zou kunnen worden en omgekeerd. Dat veronderstelt natuurlijk dat die gegevens ter beschikking worden gesteld door de overheid. Ook vanuit de milieubeweging wordt aan dat bodempaspoort een rol gegeven als instrument voor beleid.

We hoorden professor Van Passel tijdens een hoorzitting in onze commissie het bodempaspoort op perceelsniveau een interessant beleidsinstrument noemen. Hij verwees daarbij ook naar professor emeritus Willy Verstraete, voorzitter van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO), die zich decennialang heeft ingezet voor het ontwikkelen van een bodempaspoort om zo bijvoorbeeld een koolstofboekhouding te kunnen genereren en op termijn een goed systeem te hebben voor een vergoeding voor publieke diensten. Maar ook dat veronderstelt dat de overheid toegang heeft tot die gegevens.

In een vakblad lezen we echter dat het cruciaal is dat de landbouwer eigenaar blijft van de data en zelf kiest met wie hij deze informatie wil delen. Die garantie is voor de landbouwsector blijkbaar erg belangrijk want er is wantrouwen. Het zou immers niet de eerste toepassing zijn die eerst als hulpmiddel dient en een aantal jaren later als controle-instrument wordt ingezet.

Bij diverse tussenkomsten hebben uzelf en uw secretaris-generaal aangegeven dat u dit bodempaspoort niet ziet als een beleidstool maar als een tool om de landbouwer te ondersteunen in zijn bedrijfsvoering. Zo verklaarde mevrouw Declercq in de commissie dat het de intentie is van het Departement Landbouw en Visserij om een bodempaspoort op te maken waarbij iedere landbouwer een bodemcertificaat krijgt met een aantal indicatoren die de staat aangeven waarin zijn landbouwgrond zich bevindt. Daarvoor moet de informatie worden samengebracht die zowel bij de overheid als bij de landbouwer zelf aanwezig is. Met deze informatie kan dan op perceelsniveau worden bekeken welke maatregelen nodig zijn om de kwaliteit van de bodem te verbeteren. De analyses zullen uiteraard ook in het bodempaspoort moeten worden verwerkt. Het bodempaspoort moet worden gezien als een evolutief proces dat de landbouwers mee kan ondersteunen in hun bedrijfsvoering. Ook hier is van een instrument om op Vlaams niveau beleid te voeren dus geen sprake.

Minister, in hoeverre ziet u het bodempaspoort als een beleidsinstrument voor de overheid? De overheid zou dan moeten beschikken over de informatie, bijvoorbeeld over het koolstofgehalte. Of ziet u dit louter als een tool voor onze landbouwers om hun bedrijf beter te kunnen runnen?

Ziet u het bodempaspoort als een hulpmiddel om bijvoorbeeld een beleid te voeren inzake koolstofgehalte in landbouwbodems? Welke andere beleidsinfo zou u nog uit het bodempaspoort willen halen?

Ziet u het bodempaspoort als een bron van informatie om ecosysteemdiensten die landbouwers kunnen verlenen te kunnen monitoren en er ook een systeem van beloning aan te koppelen?

De voorzitter

Minister Crevits heeft het woord.

Minister Hilde Crevits

Iedereen heeft natuurlijk baat bij een goede bodemkwaliteit. Als de bodem verbetert, is dat beter voor de landbouwer en voor de omgeving. Sowieso sta ik positief ten opzichte van de aanbevelingen. Ik trek ook voluit de kaart van innovatie, onderzoek en digitalisering om samen met onze boeren de bodemkwaliteit te verbeteren tijdens de komende jaren.

Voor het in kaart brengen van de bodemkwaliteit op Vlaams niveau kan ik verwijzen naar het Milieurapport Vlaanderen, dat onder de bevoegdheid valt van collega Demir. De bodem is een van de milieuthema’s die in het milieurapport aan bod komen.

Wat de vraag over het bodemkoolstofmonitoringsmechanisme betreft, kan ik melden dat in opdracht van het departement Omgeving, de universiteit van Gent, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) en het Instituut van Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) aan de onderbouwing van een methodiek voor de systematische monitoring van koolstofvoorraden in de bodem werken. Dat gaat niet enkel over landbouwbodems, maar ook over bos, natuur en ander ruimtebeslag zoals tuinen, parken of bermen. De tussentijdse resultaten worden besproken met een stuurgroep waar onder meer het departement Landbouw en Visserij deel van uitmaakt. De studie werd in januari opgeleverd.

De punten waar gemeten moet worden, zijn geselecteerd op een statistisch onderbouwde manier en de methodiek voor de staalname en de staalanalyse is gespecifieerd. Wanneer de nodige financiële middelen ter beschikking gesteld worden, kan met de metingen worden gestart. Ik heb aan mijn administratie de opdracht gegeven om contact te nemen met het departement Omgeving om het bodemkoolstofmonitoringsnetwerk nu zo snel mogelijk te laten opstarten met de nodige financiële ondersteuning. De stalen zullen worden genomen in verschillende dieptelagen. Volgende parameters zullen gemeten worden: percentage totale organische koolstof, percentage totale stikstof, bodemtextuur en bodemdichtheid. De stalen zullen worden gearchiveerd in de geotheek in Brussel. Dit zal toelaten om in de toekomst nog extra analyses te doen.

De bodem is, zoals u weet, een complex samenspel van verschillende elementen. Het is belangrijk hier de landbouwer te ondersteunen met de nodige informatie over de bodem van de percelen. Daarom willen we met de ontwikkeling van het bodempaspoort een digitaal gebruiksinstrument aanbieden aan de boer.

Gelet op de rol die het bodempaspoort kan vervullen in een duurzame landbouwuitbating, is het belangrijk dat het gebruik ervan zoveel mogelijk wordt gestimuleerd om een zo breed mogelijke uitrol te kennen. Daarom zal het bodempaspoort een rol krijgen in het nieuwe GLB. Wanneer echter aan het instrument een controlerende en mogelijk sanctionerende functie wordt toebedeeld, zal dat het draagvlak binnen de sector helemaal ondergraven en bestaat het risico dat onze boeren niet langer bereid zijn om van het instrument maximaal gebruik te maken.

Collega's, ja, ik wil er beleid mee voeren en het zal ook een plaats krijgen in het GLB. Maar, neen, ik wil het niet inzetten als een middel om tot sancties over te gaan.

In de loop van de vorige legislatuur was er een bevraging van de stakeholders die erop gericht was te peilen naar de ervaringen met de bestaande regelgeving en naar concrete wijzigingsvoorstellen. Collega De Roo heeft er trouwens een schriftelijke vraag over gesteld, namelijk nummer 234 op 15 december vorig jaar. Het departement zal het ontwerp van decreet in samenwerking met mijn kabinet uitschrijven. Dan gaat het naar het parlement, waar u het uitgebreid zult kunnen bediscussiëren.

Zal ik nog initiatieven nemen? In het kader van het nieuwe GLB worden verschillende maatregelen ontwikkeld ter verbetering van de bodemkwaliteit. Daarnaast wordt ook geëvalueerd hoe bedrijfsadviessystemen optimaal kunnen worden ingezet. Daarnaast ondersteunt en participeert het departement samen met het ILVO in verschillende projecten die onderzoek voeren naar de verschillende aspecten van bodemkwaliteit. Er is ook aandacht voor het stimuleren van samenwerkingen doorheen de keten, het faciliteren van nieuwe verdienmodellen en nieuwe publieke-private partnerschappen ter ondersteuning van ecosysteemdiensten.

Landbouwbodems kunnen ook een belangrijke rol spelen bij de circulaire economie. Hoe kunnen we bijvoorbeeld organische reststromen zoveel mogelijk inzetten om ook landbouwbodems te verbeteren? Hierbij verwijs ik graag naar het actieplan voedselverlies en biomassa(rest)stromen. Ik ben blij dat mijn departement en het ILVO het voortouw nemen om de spelers bij elkaar te brengen om juridische knelpunten weg te werken.

Omdat samenwerking tussen sectoren en ook tussen beleidsdomeinen broodnodig is, neemt het departement actief deel aan het programma Grondzaken van het Open Ruimte Platform. Dit programma wil in de eerste plaats diverse overheidsorganisaties die bezig zijn met bodem samenbrengen om synergiën in het beleid te zoeken, om datadoorstroming en kennisuitwisseling mogelijk te maken, maar ook om andere actoren zoals het onderzoek, de lokale overheden en particulieren te verbinden en de nood voor bodemzorg bij iedereen hoog op de agenda te zetten. Een initiatief dat ik ten volle ondersteun.

De voorzitter

Mevrouw Rombouts heeft het woord.

Tinne Rombouts (CD&V)

Minister, het is duidelijk dat het hele traject lopende is en dat er heel wat connecties worden gelegd voor het monitoringsnetwerk. Ik ben zeker benieuwd naar de verdere uitrol daarvan.

Over het bodempaspoort wil ik nog even iets zeggen. Ik ben heel positief over het feit dat u dat heel duidelijk als een ondersteunend instrument op bedrijfsniveau ziet en dat er heel expliciet wordt uitgesproken dat dat de bedoeling is van dat paspoort. Ik ben ervan overtuigd dat we vergoedingen in het kader van verdienmodellen beter koppelen aan effectieve acties dan aan een ondersteunend administratief instrument. We moeten daar heel duidelijk een onderscheid in durven maken. Het gaat over effectieve acties die eventueel kunnen worden omgezet naar verdienmodellen. Ik heb het voorbeeld van ‘garden farming’ aangehaald.

Minister, ik weet niet in welke mate die systemen worden meegenomen in onderzoeken van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) om zo samenwerkingsverbanden op te zetten. Bent u daarvan op de hoogte? Hebt u contact met minister Demir om ecosysteemdiensten uit te werken vanuit het milieubeleid om verdienmodellen uit te werken en zo na te gaan of het een meerwaarde kan zijn om daar vanuit de land- en tuinbouwsector op in te zetten?

Ik kom tot dat laatste punt, rond pachtwetgeving. We zijn allen benieuwd wanneer er op dat vlak verdere stappen voorwaarts kunnen worden gezet, in overleg. Er wordt in dit rapport een link gelegd met de pachtwetgeving. Ik heb moeten vaststellen dat die is gebaseerd op een vermoeden, en niet op harde cijfers die zouden aantonen dat er effectief een negatief effect is. Daarom ben ik voorzichtig met de links en de conclusies die daarover worden gemaakt. Ik hoop dat we ons baseren op cijfers en gegevens om een beleidsmatige bijsturing te doen op dat vlak.

De voorzitter

De heer Vandenhove heeft het woord.

Ludwig Vandenhove (sp·a)

Voorzitter, minister, ik wil kort reageren op dat bodempaspoort. Ik ga ermee akkoord dat dat in een eerste fase ondersteunend en sensibiliserend moet werken en dat het niet van vandaag op morgen mag, om te vermijden dat we de sector bijkomend belasten met allerlei formaliteiten. Ik ga er echter niet mee akkoord dat op een bepaald moment ... De timing, hoe lang het moet duren, is een voorwerp van discussie en gesprek. Maar ik ben het er niet mee eens dat het niet als een vorm van handhaving zou worden bekeken. Een landbouwer is een gemiddelde Vlaming. En we kennen allemaal de gemiddelde Vlamingen. Als je op een bepaald ogenblik niet de stok achter de deur gebruikt, denk ik dat bepaalde instrumenten niet het effect hebben dat ze eigenlijk moeten hebben. Ik pleit er dan ook voor dat het, afhankelijk van de timing, de periode en de planning, op een bepaald moment niet alleen ondersteunend adviserend wordt gebruikt, maar dat er voor bepaalde misbruiken of ingrepen ook een bepaalde vorm van handhaving zou moeten zijn.

Ik heb in mijn vraagstelling trouwens gesuggereerd dat de landbouwers die ervan gebruikmaken, eventueel op een positieve manier financieel zouden worden ondersteund. Als dat zou gebeuren, is er automatisch een vorm van handhaving. Diegenen die er niet op een positieve manier van gebruikmaken, zouden dan geen beroep kunnen doen op die subsidies.

De voorzitter

De heer Steenwegen heeft het woord.

Chris Steenwegen (Groen)

Voorzitter, minister, ik vind dat u nogal snel over het belang van de bodem heen gaat. Het is momenteel, ondanks die paar acties op de paar projecten die lopen, zeer slecht gesteld met de landbouwbodems in Vlaanderen. En dat is niet zomaar snel te herstellen. Dat vergt eigenlijk heel veel inspanningen, ook over een langere termijn. Het koolstofgehalte in de bodem is daarin essentieel, om opnieuw gezonde bodems te krijgen. U had het daarnet over watergebruik. Opslag van water, meer koolstof in de bodem, zorgt er ook voor dat de bodems veel meer water kunnen absorberen en vasthouden. Koolstof dient op zich natuurlijk als ‘sink’ voor onze CO2 enzovoort. Er zijn heel veel belangrijke aspecten aan dat koolstofgehalte in de bodem. Door de huidige gangbare manier van werken is het koolstofgehalte in de bodem de laatste decennia echt dramatisch achteruitgegaan. Het is dus een heel belangrijk aspect. En het is ook een belangrijk aspect voor het beleid om daarmee rekening te houden.

U zegt dat u er geen sancties aan wilt koppelen. Maar u wilt er dan ook geen beloning aan koppelen. Want u kunt natuurlijk wel een beloning koppelen aan acties. Maar wat volgens mij wel het belangrijkste is, is dat er resultaat is. Het gaat over resultaat. Wat is het koolstofgehalte in de bodem en in hoeverre neemt dat toe? Als u dat niet controleert, denk ik niet dat u in staat bent om er ook een beloningssysteem aan te koppelen. Het gaat mij vooral om een beloningssysteem. Hoe kunnen we boeren belonen die wel inzetten op een hoger koolstofgehalte in de bodem? Hoe kunnen we hen die aantonen dat de acties die ze doen en het beleid dat ze jarenlang voeren, hebben bijgedragen tot een verhoogd koolstofgehalte, daarvoor belonen? Daar gaat het mij vooral om. Als u nu zegt: ‘nee, ik zal dat niet vragen aan de boer, ze zullen mij dat niet moeten geven, dus ik zal hen ook niet belonen voor de resultaten’, dan vind ik dat een heel ontgoochelend antwoord. Ik denk dat u dan heel veel boeren ontgoochelt die vandaag inspanningen leveren om aan dat koolstofgehalte te werken, bijvoorbeeld in de organische landbouw, waar dat koolstofgehalte gemiddeld veel hoger ligt.

Dat bodempaspoort heeft dan voor mij beleidsmatig weinig zin. Dat is goed voor de bedrijfsvoering – ik steun dat natuurlijk – als de landbouwers meer zicht hebben ‘op’. Het is een duidelijk antwoord, dat is goed. Maar u zegt gewoon dat u de boeren die die inspanningen leveren, niet zult belonen daarvoor, niet op een manier dat het resultaat dat zij creëren beloond wordt. Dat vind ik een spijtige zaak en beleidsmatig niet goed. Ik zou echt een andere aanpak verkiezen. Ik ben heel ontgoocheld.

We zullen het debat over de kwaliteit van de bodems en het koolstofgehalte zeker nog verder voeren, maar ik hoop toch dat we er samen voor kunnen ijveren dat inspanningen die gedaan worden, ook resultaten moeten leveren, dat we beloningen ook koppelen aan resultaten op het terrein. Dat lijkt me beleidsmatig het meest logische.

De voorzitter

De  heer Nachtergaele heeft het woord

Joris Nachtergaele (N-VA)

Minister, zoals u weet, kijken we met onze fractie ook uit naar het bodempaspoort. Ik denk dat dat een zeer nuttig en nodig instrument kan zijn. Ik hoorde uw antwoord toch op een lichtjes andere manier dan collega Steenwegen. Ik hoorde u zeggen dat het een nuttig instrument zou zijn voor de landbouwer zelf, maar dat het toch ook gebruikt kan worden om beleid mee te voeren. U zei erbij dat u niet gaat controleren en niet direct gaat sanctioneren, maar er toch beleid mee gaat voeren. Dus het kan toch bepaalde inzichten geven die nuttig kunnen zijn.

Ik zou daar een kleine zijbedenking bij willen maken wat betreft de administratieve last. Ik denk dat we moeten opletten om daar nog een nieuwe laag bij te leggen voor de landbouwer. Uit alle onderzoeken naar het welzijn van de landbouwer blijkt dat die administratieve last – het feit dat de boer meer achter zijn laptop dan op zijn tractor zit – een van de grote problemen is. Ik zou daar toch aandacht voor willen vragen.

Ten slotte heb ik nog een informatieve vraag. Ik had al een schriftelijke vraag gesteld over het bodempaspoort. U had toen gezegd dat er een pilootproject gelanceerd zou worden in het najaar van 2021. Is die timing nog steeds geldig?

Bart Dochy (CD&V)

Ik vind het een bijzonder fascinerend debat. Bodemkunde is inderdaad een van de meest interessante disciplines in de landbouwkunde. Ik spreek uit eigen ervaring. Maar we moeten natuurlijk ook een kat een kat durven te noemen. College Steenwegen, koolstof in de bodem is natuurlijk afhankelijk van de diepte van de bouw voor de hoeveelheid koolstof die er in gebracht wordt, maar is in de loop der jaren in het verleden voornamelijk aangebracht via organische meststof. Er is dus een vrij grote opbouw geweest van koolstof in de bodem in de jaren 80-90. Door maatregelen zoals het Mestdecreet – beperking van de meststoffen die andere redenen hebben dan koolstof – is het koolstofgehalte inderdaad gedaald. U weet, koolstof maal 1,72 is het percentage humus. Daar zit organische stikstof in die, op de momenten dat de plant het niet opneemt, ook in de bodem in het grondwater vrijkomt en desgevallend uitspoelt. Het is een complex verhaal.

Vandaag wordt er door de landbouwer echt wel gekeken naar dat koolstofgehalte, want dat is belangrijk voor zijn bodemvruchtbaarheid, voor de klei-humuscomplexen, voor de captatie van water, van meststoffen enzovoort. U mag dus niet denken dat de landbouwer daar absoluut niet mee bezig is. In om het even welk model is de bodemvruchtbaarheid van belang. Natuurlijk is de zorg ervoor anders voor iemand die een langetermijncontract heeft in het kader van pacht dan voor iemand die maar één jaar een bepaald perceel gebruikt en het jaar nadien op een ander perceel actief is. Dat is inderdaad wel een belangrijk element, maar iedere landbouwer zorgt echt wel voor zijn bodem. Er is trouwens ook, in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) een verplichting om het koolstofgehalte te monitoren. Dat is een van de richtlijnen waaraan de landbouwer moet voldoen. Hij moet het koolstofgehalte ook in de gaten houden en dus een stuk op peil houden.

Tot slot – ik heb het in het verleden ook al gezegd – geloof ik echt in de mogelijkheid om daar eventueel ook voor de landbouwer voor een stuk een verdienmodel in te steken. Ik heb daarover recent een publicatie uit Nederland gelezen: er zijn firma’s die zich aandienen om gronden te kopen om een bos te planten om op die manier voor een stuk koolstof te gaan vastleggen. Daarnaast kan er in een gewone landbouwbodem ook door opbouw van koolstof met organisch materiaal gekeken worden om de koolstof daar voor een stuk te gaan fixeren. Dat is natuurlijk in een andere mate het geval dan bij het aanplanten van bos, maar het is toch ook wel een model dat eventueel de aandacht verdient en misschien ook vermarktbaar is. Dat zal de toekomst uitwijzen. Vandaar, minister, mijn vraag of dat bijvoorbeeld bij ILVO ook bekeken wordt.

De voorzitter

Minister Crevits heeft het woord.

Minister Hilde Crevits

Dank u wel, collega’s, voor de zeer interessante discussie. Ik voel dat de technische kennis in de commissie heel groot is, groter dan mijn parate kennis. Een mens leert dus ook bij op deze wijze.

Collega Rombouts, in het komende GLB zit ik met een aantal mogelijkheden om binnen de ecoregelingen ook op het vlak van koolstofopslag een aantal instrumenten ter beschikking te stellen van onze boeren. Dat is heel positief, denk ik. Zoals ik al in mijn eerste antwoord zei, kan het belang van onze bodem echt niet overschat worden.

Collega Vandenhove, we werken stap per stap. Eerst moeten we ervoor zorgen dat er zo veel mogelijk boeren met het bodempaspoort aan de slag gaan. We moeten er ook doordacht mee omgaan. De kwaliteit van de bodem wordt bepaald door heel veel parameters, niet alleen door wat de boeren erop doen. De ene bodem is de andere niet. Ik wil de boeren op een positieve manier ondersteunen om met dat bodempaspoort als tool een bijdrage te leveren en hen in die inspanningen ondersteunen. Vandaar dat ik totaal niet begrijp waarom collega Steenwegen zegt dat ik er niets positiefs mee ga doen. Ik heb net gezegd dat ik het instrument actief wil gebruiken in het kader van de ecoregelingen binnen het GLB. We moeten wel een beetje serieus blijven, collega’s: het koolstofgehalte in de bodem kun je niet op één jaar tijd merkelijk verbeteren, dat is een werk van langere adem. In eerste instantie wil ik nu vooral dat heel veel boeren op dat bodempaspoort springen, dat ze zeggen dat het heel interessant is voor hen en dat ze het echt willen gebruiken. We willen dat er op korte termijn ecoregelingen komen en boeren die er actief mee aan de slag gaan, ook. We willen ook positieve stimulansen geven. Dat ga ik ook absoluut doen.

Administratieve vereenvoudiging, collega Nachtergaele, is een heel belangrijk instrument in onze beleidskeuzes. Wel moet ik opmerken dat de technologieën van de 21e eeuw de mogelijkheid bieden om hierin wat vooruitgang te krijgen. Ik denk dat u verwijst naar de ontwikkeling van het bodempaspoort, waar mijn diensten inderdaad zo snel mogelijk aan de ontwikkeling en vervolgens ook aan de lancering willen werken.

Collega’s, wij gaan er dus heel positief mee aan de slag. U mag mij niet verkeerd begrijpen, ik was blij dat de lezing van mijn antwoord toch door sommigen veel positiever werd aanzien dan de interpretatie die collega Steenwegen eraan gaf. Maar uiteraard, uit de botsing van gedachten, collega Steenwegen, groeien ook vaak heel goede initiatieven.

De voorzitter

Mevrouw Rombouts heeft het woord.

Tinne Rombouts (CD&V)

Minister, ik heb inderdaad heel duidelijk een andere toon gehoord. Ik heb ook duidelijk aangegeven dat ik hoor dat u effectief acties en resultaten met de landbouwers hebt kunnen boeken, onder andere op bodemkwaliteit en op koolstof, en dat u wel degelijk bereid bent om te kijken hoe de landbouwers daar positief beloond kunnen worden, maar dat het instrument bodempaspoort op zich in eerste instantie inderdaad een begeleidend instrument is voor de landbouwer.

Ik vind het spijtig dat de reacties op deze manier komen. Ik denk dat het zelfs een deuk geeft aan het vertrouwen in het bodempaspoort en ook in de overheid. Ofwel maken we keuzes om landbouwers instrumenten aan te reiken en hen te sensibiliseren en te ondersteunen, ofwel zeg je heel duidelijk dat dit nu een instrument is om op te volgen en koppel je daar eventueel sanctionering en rapportering aan. Maar dan moet je je daar als betrouwbare overheid ook aan houden. Ik hoop dat het niet is zoals de collega van sp.a aangeeft: misschien zal het in de toekomst wel gebruikt worden als handhavingsinstrument. Ik denk dat je dan net een deuk geeft in het vertrouwen dat we als overheid moeten geven aan onze burgers. Minister, het wordt dus zeker verder opgevolgd, maar dank u wel voor uw positieve samenwerking op het vlak van Landbouw.

De voorzitter

De heer Vandenhove heeft het woord.

Ludwig Vandenhove (sp·a)

We zullen hier ongetwijfeld nog op terugkomen. Ik denk trouwens niet dat, als je suggereert om landbouwers die het goed doen eventueel een tegemoetkoming te bezorgen, je dan negatief denkt. Ik denk dat je dan net positief denkt. Ik begrijp, eerlijk gezegd, de reactie van collega Rombouts niet. Het is net alsof dit elke keer opnieuw een boksmatch is. Dat is echt niet de bedoeling. Ik denk dat het goed is dat er vakbonden bestaan, ook voor landbouwers, maar ieder moet natuurlijk zijn rol kennen.

De voorzitter

De heer Steenwegen heeft het woord.

Chris Steenwegen (Groen)

Mijn vertrekpunt is natuurlijk het resultaat van de studie en zijn niet de inspanningen of andere zaken die lopen. De studie geeft aan dat er een serieus probleem is, en daar ga ik van uit.

Collega Dochy, er zijn al voorbeelden van vermarkting. Men zet een systeem op waarbij men aan landbouwers voorstelt om aan koolstofopslag te doen en daar een prijs aan gekoppeld heeft. Er zijn zeker mogelijkheden om dat gewoon in de markt te zetten, zoals vandaag al gebeurt met de aanplanting van bossen. Het toont aan dat er verdienmodellen mogelijk zijn voor landbouwers om daar mee aan te werken. Dat is positief. Ik bekijk het ook positief, begrijp me niet verkeerd. Ik vind het juist heel belangrijk dat we rond die verdienmodellen werken en instrumenten ontwikkelen, gebruiken en inzetten om die nieuwe verdienmodellen te ondersteunen. Als de boeren daaraan meewerken en inspanningen doen, kunnen we hen op een goede manier verlonen. Dat is mijn uitgangspunt.

Het woord ‘sanctionering’ heb ik zelfs niet in de mond genomen. U hebt dat zo geïnterpreteerd, minister. Mevrouw Rombouts spreekt ook alleen over sanctionering, ik heb het daar niet over gehad. Ik zie het vooral als een manier om mensen te ondersteunen en te belonen. Dat wil ik even benadrukken.

Ik kijk uit naar de ecoregelingen, minister. Hoe gaat u de koppeling maken tussen inspanningen en resultaten? We zijn er niet bij gebaat om regelingen te maken waarbij gangbare praktijken vergoed worden en geen vooruitgang wordt geboekt. We moeten de ecoregelingen gebruiken om extra’s te krijgen: ecodiensten die men kan leveren en die een maatschappelijke meerwaarde kunnen creëren.

Ik begrijp niet zo heel goed in hoeverre een koolstofgehalte ... Dat komt altijd voor. We hebben dat bij het bezoek aan ILVO vernomen. Er is een zekere terughoudendheid bij de landbouwers – dat is begrijpelijk – om gegevens die ze zelf verzamelen op hun bedrijf ter beschikking te stellen van de overheid. Dat is altijd de discussie: ‘die data zijn van mij en niet van de overheid’. Ik begrijp dat best, maar het koolstofgehalte in de bodem is toch iets minder gevoelig? Dat zou elke boer moeten kennen – op perceelniveau – om goed zijn werk te kunnen doen. Het zou zonder enig probleem kenbaar gemaakt moeten worden aan de overheid. Misschien moeten we het koolstofgehalte uit het paspoort halen zodat we op een andere manier met de boeren kunnen afspreken en kennis kunnen nemen van het koolstofgehalte per perceel en daar een verdienmodel aan koppelen. Het is maar een suggestie.

De voorzitter

De vragen om uitleg zijn afgehandeld.



  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer