De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Joris Nachtergaele (N-VA)
De nieuwe Bodemerosierisico-indicator, die vorig jaar in augustus voor het eerst verscheen, toonde aan dat we in Vlaanderen de afgelopen jaren grote stappen vooruit hebben gezet wat betreft het terugdringen van risicolandbouwpercelen. In 2016 zagen we een grote daling van die risicopercelen, maar in 2019 stagneerde dat opnieuw tot een kleine 5000 hectare landbouwgebied in Vlaanderen.
Vanuit Vlaanderen is onze opdracht simpel: zoveel mogelijk landbouwers proberen te overtuigen om erosiemaatregelen te nemen. De belangrijkste en laatste schakel van een doeltreffend erosiebeleid is de handhaving van de maatregelen. Niet-naleving van de verplichte randvoorwaarden rond erosie wordt bestraft met de procentuele inhouding van de GLB-steun (gemeenschappelijk landbouwbeleid) van 15 procent. Maar een inhouding van die GLB-steun maakt natuurlijk enkel indruk als dat een substantieel deel is van de omzet van het land- of tuinbouwbedrijf. Land- en tuinbouwbedrijven die geen GLB-steun ontvangen, moeten de verplichte randvoorwaarden niet naleven, en dat maakt dus geen indruk op dergelijke bedrijfsleiders.
Minister, in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van enkele weken geleden verwijst u naar de 9.435 Vlaamse grondgebruikers die geen enkele vorm van inkomenssteun uit de eerste pijler van het Europees landbouwbeleid ontvangen. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de steun uit de tweede pijler, die kleiner is. In antwoord op die vraag zei u dat de expertengroep Erosie, die momenteel een evaluatie uitwerkt van de verplichte erosiemaatregelen, bij haar werkzaamheden de resultaten van de jaarlijkse controleacties met de eraan gekoppelde sancties mee in overweging kan nemen.
Vanop het terrein vangen we rond deze problematiek ontmoedigde geluiden op van land- en tuinbouwers die zich rigoureus houden aan de erosiemaatregelen, terwijl er grote agro-industriële bedrijven zijn die zich niet houden aan de maatregelen omdat ze zich geen zorgen moeten maken over intrekkingen van GLB-steun.
Minister, hoe analyseert u het huidige handhavingsbeleid voor verplichte randvoorwaarden erosie in de land- en tuinbouwsector? Erkent u dat er een groep landbouwers buiten schot blijft als het gaat om de handhaving van verplichte erosiemaatregelen doordat ze geen of weinig GLB-steun genieten? Welke handhavingsmaatregelen hebt u nu al om deze landbouwers aan te sporen om toch erosiemaatregelen te nemen naast de intrekking van GLB-steun? Acht u het opportuun om buiten het GLB om beleidsinitiatieven te nemen zodat alle landbouwers verplichte erosiemaatregelen moeten nemen? Acht u het opportuun om buiten het GLB om een boetesysteem op te richten voor landbouwers zonder of met weinig GLB-steun? Hebt u zicht op de stand van zaken van de evaluatie van de verplichte erosiemaatregelen door de expertengroep Erosie? Wanneer kunnen we de evaluatie verwachten?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega Nachtergaele, ons Vlaams erosiebeleid is gestoeld op meerdere sporen. U haalt zelf inderdaad een belangrijk deel aan, en dat is de versterkte handhaving via de randvoorwaarden binnen het GLB. Daarnaast zijn er ook stimulerende maatregelen, zowel via het Erosiebesluit als via de beheersovereenkomsten. Beide vallen onder de bevoegdheid van minister Zuhal Demir.
We voorzien ook steun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) voor niet-productieve investeringen en sensibilisering en begeleiding van boeren via onder andere demonstratieprojecten en verspreiding van informatieve brochures en voorlichtingsmateriaal.
Sinds 2005 zijn onze boeren al verplicht om op percelen met een zeer hoge erosiegevoeligheid maatregelen te nemen om erosie te bestrijden. Met ingang van de campagne 2015 werden boeren verplicht om ook op percelen met hoge erosiegevoeligheid maatregelen te nemen.
De handhaving via de randvoorwaarden is een heel krachtig instrument, maar is inderdaad beperkt tot boeren die inkomenssteun ontvangen. Niet-naleving van de randvoorwaarden leidt tot een procentuele sanctie op de uitbetaling van alle rechtstreekse steun en op de betalingen van de agromilieumaatregelen, de beheerovereenkomsten, de hectaresteun bio en de bebossingsmaatregelen van de tweede pijler van het GLB.
Die sancties zijn echter niet beperkt tot 15 procent, zoals u in de vraag aangeeft. Door herhaling kunnen niet-nalevingen ook als opzettelijk worden beoordeeld, waarbij sancties tot zelfs 100 procent mogelijk zijn.
Het instrument randvoorwaarden heeft nu eenmaal beperkingen, en dat erken ik. Het is enkel toepasbaar op boeren die inkomenssteun ontvangen waaraan de randvoorwaarden gelinkt zijn. Voor die boeren geloof ik dat het zeker een voldoende krachtig instrument vormt.
Verdere handhavingsmaatregelen naast de randvoorwaarden zijn er niet binnen mijn bevoegdheden. De enige mogelijkheden waarover ik beschik, zijn de stimulerende en sensibiliserende maatregelen. Eventuele bijkomende beleidsinitiatieven buiten het GLB om kunnen we bekijken in het kader van de evaluatie van de expertengroep Erosie.
De aansturing valt ook onder de bevoegdheid van collega Demir. Het is ongelooflijk hoeveel bevoegdheden zij heeft. Het Departement Landbouw en Visserij is hierbij betrokken en dat is positief. Het voorzitterschap van de expertengroep Erosie is toegewezen aan het Departement Omgeving. Er zijn contacten geweest op ambtelijk niveau over de planning van de werkzaamheden, dus die zullen binnenkort weer worden opgestart.
De voorzitter
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Joris Nachtergaele (N-VA)
Minister, ik ga ermee akkoord dat die 15 procent inderdaad afdoende is voor landbouwers voor wie de steun een significant deel van de omzet uitmaakt, daarover geen misverstand. Het gaat net over de groep van landbouwers voor wie dat niet het geval is, of die daar helemaal uit vallen.
Ik merk toch op het terrein dat daar heel wat ongerustheid over is. Het gaat ook over het creëren van een draagvlak. In de Vlaamse Ardennen bijvoorbeeld is de erosieproblematiek heel erg belangrijk. Als een kleine familiale landbouwer op zijn perceel maatregelen moet nemen maar ziet dat op het perceel daarnaast helemaal niets gebeurt, dan sla je het draagvlak voor die maatregelen volledig weg en is er heel veel onbegrip voor het erosiebeleid dat we zullen voeren.
Het nadenken over een boetebeleid of over een nieuw systeem om om te gaan met de categorieën die momenteel geen steun ontvangen, zal cruciaal zijn voor het draagvlak en om effectief te kunnen ingrijpen op de erosieproblematiek. Vandaar het voorstel om dit te doen via de expertengroep Erosie.
Als er een crossbevoegdheid is, zal ik niet nalaten om deze vraag ook aan minister Demir te stellen.
Bart Dochy (CD&V)
Ik wil de vraag van de heer Nachtergaele ondersteunen, ook vanuit de positie dat de landbouwers er zich van bewust zijn dat erosie een belangrijk element is in hun bedrijfsvoering. Wanneer er meer erosie is, wordt er vruchtbare grond weggespoeld en is er een probleem met de afwatering van het perceel. Men is zich daar doorheen de jaren veel bewuster van geworden en men beseft dat het noodzakelijk is om maatregelen te nemen.
De mogelijkheid om niet-productieve investeringen te laten subsidiëren via het VLIF is een tool die wordt aangereikt. Daar moet misschien wel nog wat meer sensibilisering over gebeuren, maar de mogelijkheid bestaat dus om investeringen te doen om te voorkomen dat erosie een groot probleem wordt voor de landbouw en de omgeving.
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Ik onderschrijf de opmerking van de heer Nachtergaele en de aanvulling van de heer Dochy. Het is aangenaam als collega's mijn werk doen.
De voorzitter
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Joris Nachtergaele (N-VA)
Een krachtige handhaving en een algemene handhaving die billijk is en die gedragen wordt, zal ook ondersteund worden door de landbouwsector. Het is niet alleen de manier om vruchtbare grond te bewaren, maar het verkleint ook de milieu-impact en helpt bij het bestrijden van de overstromingsproblematiek, die in heuvelachtige gebieden bekend is. Het is zeer belangrijk om een evenwichtig systeem uit te werken.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.