De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Ik wil nogmaals mijn excuses aanbieden aan de collega’s voor mijn afwezigheid zonet, maar ik had een ‘dubbele boeking’ in verschillende commissies.
Minister, in mijn vraag wil ik peilen naar uw idee over de scheiding van de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen en het advies daarover. In Frankrijk moet sinds een jaar de verkoop van en het advies over gewasbeschermingsmiddelen gescheiden zijn. Het is de bedoeling om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw terug te dringen en geïntegreerde gewasbescherming meer ingang te doen vinden. Het is niet moeilijk om te bedenken dat, wanneer de verkoper ook advies geeft over hoeveel en hoe frequent men het product moet gebruiken, hij geneigd is om meer gebruik dan nodig aan te bevelen. De verkoper mag in Frankrijk dus alleen nog maar veiligheidsadvies geven dat gaat over het doel van het gebruik, de dosering en de toepassingsvoorwaarden.
Advies moet verleend worden door een deskundige, waarbij ook de verplichting is opgenomen om een strategisch advies te laten opmaken voor het hele landbouwbedrijf. Dat houdt een analyse in van de teelten en het bedrijf met als doel het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen en de effectiviteit ervan te verbeteren. Een uitgeweken landbouwer getuigt dat deze maatregel ervoor heeft gezorgd dat hij twee derde minder product bestelt. Het zou de landbouwer ook niets extra kosten.
Ook in Wallonië gaan er, uiteraard naar het voorbeeld van Frankrijk, stemmen op om advies en verkoop van elkaar te scheiden.
Ik heb daarover de volgende vragen.
Ik neem aan dat u de Franse regelgeving kent, minister, en dat u ook weet dat er in Wallonië stemmen opgaan om die na te volgen. Wat denkt u over deze regeling? Steunt u ook een scheiding van het advies en de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen? Met welke redenen?
Wordt het advies dat verkopers van gewasbeschermingsmiddelen geven, geëvalueerd?
Zult u ook een strategisch advies voor pesticidegebruik verplicht maken in Vlaanderen met als doel het pesticidegebruik te verminderen en alternatieven te promoten?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega Vandenhove, dank u wel voor de vraag.
De recente aanpassing aan de Franse regelgeving met betrekking tot hun Certiphyto is het equivalent van onze eigen fytolicentie. De wettelijke invulling van de verschillende fytolicenties die in België kunnen worden uitgereikt, is een louter federale bevoegdheid. De activiteiten van een houder van een fytolicentie P3, op basis waarvan het gebruik, de verkoop en het advies over die producten gebeurt, zijn een federale bevoegdheid. Ook de controle hierop berust dus bij de federale collega’s. Er is evenwel in een werkgroep voorzien, waarvan zowel de federale overheid als de regio’s deel uitmaken, om het beleid inzake de fytolicentie op te volgen. De Franse aanpak zal tijdens de eerstvolgende samenkomst van die werkgroep worden besproken.
De resultaten van de Franse aanpak lijken positief te zijn, met een verminderde aankoop van gewasbeschermingsmiddelen, maar we moeten ons wel realiseren dat een eenvoudig kopiëren van de Franse beslissing naar België, en vooral naar Vlaanderen, geen haastwerk mag zijn. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het feit dat binnen de Vlaamse landbouw het aandeel en het belang van de tuinbouwteelten, dus groente-, fruit- en sierteelt, van een heel andere orde is dan in Frankrijk.
Als Vlaams minister van Landbouw ben ik bevoegd voor het invullen van de concrete voorschriften die onze boeren moeten volgen inzake geïntegreerde gewasbescherming of ‘integrated pest management’ (IPM). Sinds de start van de IPM-regelgeving in 2015 leggen we in die voorschriften heel sterk de klemtoon op preventie- en hygiënemaatregelen die door de Vlaamse land- en tuinbouwers moeten worden gevolgd om problemen met ziektes, plagen en onkruiden te vermijden. In een tweede IPM-stap wordt de klemtoon gelegd op het waarnemen, het monitoren van gewassen om problemen met ziekten, plagen, onkruiden vlug te kunnen detecteren en identificeren. Als er moet worden ingegrepen, dan gebeurt dat bij voorkeur met niet-chemische beheersings- of bestrijdingsmiddelen of -technieken.
Wat de monitoring betreft, laten wij binnen IPM een aantal keuzes. Ofwel heeft de betrokken boer zelf een ruime expertise waarop hij kan terugvallen, ofwel maakt hij gebruik van het advies van een P3-fytolicentiehouder, ofwel maakt hij gebruik van de diensten aangeboden door de waarnemings- en waarschuwingsdiensten die bij een groot aantal gewassen worden getrokken door de diverse praktijk- en landbouwcentra actief in Vlaanderen. Op dit ogenblik wordt er vooral sterk sensibiliserend gewerkt ten overstaan van onze Vlaamse land- en tuinbouwers. De basiswerking van de praktijk- en landbouwcentra bestaat enerzijds uit heel concreet en doeltreffend praktijkonderzoek naar beheersings- en bestrijdingstechnieken van bestaande en nieuwe ziekten. Anderzijds spelen de praktijk- en landbouwcentra ook een heel belangrijke rol om de verworven kennis via allerhande voorlichtingsactiviteiten over te brengen naar de Vlaamse land- en tuinbouwers. In welke mate en hoe vlug alternatieve technieken worden opgenomen in de geïntegreerde gewasbescherming, is evenwel ook zeer sterk afhankelijk van het economisch kader waarbinnen onze boeren actief zijn.
Afsluitend wil ik ook graag nog even verwijzen naar andere beleidsinstrumenten die worden ingezet om boeren te stimuleren om alternatieve bestrijdingstechnieken op te pikken in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Zo zijn er de randvoorwaarden, de demonstratie- en EIP-projecten (European innovation partnership), de ondersteuning vanuit het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF), het advies via KRATOS en de agromilieu- en klimaatmaatregelen, zoals mechanische onkruidbestrijding.
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Minister, dank u wel voor uw antwoord en voor de bijkomende gegevens die als gevolg van die vraag werden geantwoord. Ik kijk dus uit naar die werkgroep voor de evaluatie van het systeem van Frankrijk, waar die scheiding er is, om te bekijken in welke mate dat ook zou kunnen worden toegepast in Wallonië, en zeker en vast in Vlaanderen.
Voor de rest vraag ik me ook af in welke mate er zeker inzake het verminderen van dat pesticidegebruik samenspraak of samenwerking is met de minister van Omgeving, die toch ook al een paar keer heeft aangekondigd in de commissie Leefmilieu heel dat gebeuren opnieuw te zullen evalueren en daarmee naar buiten te zullen komen. Dat zou ondertussen gebeurd moeten zijn.
De voorzitter
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Minister, ik ben blij met uw antwoord. Het is inderdaad belangrijk dat we aan preventie doen, sensibiliseren, waarnemen en monitoren en niet zomaar copy-pasten wat er nu in Frankrijk is gebeurd. Ik had onmiddellijk gereageerd op de vraag van collega Vandenhove maar hij heeft het nu al een beetje voorzichtiger geformuleerd. In zijn aanhef zei hij dat de verkoper geneigd is, nu zegt hij dat de verkoper geneigd kan zijn om meer gebruik dan nodig aan te bevelen. Dat wekte bij mij wat wrevel op. Is het ergens op gebaseerd dat dit effectief zou gebeuren, dat men landbouwers meer beschermingsmiddelen zou aanpraten? We weten dat de landbouwers het de laatste tijd al niet zo gemakkelijk hebben en vaak in een hoekje worden geduwd. Ik vond dit dan ook een beetje een gevaarlijke stelling.
We hebben er op zich geen probleem mee dat een adviseur op een landbouwbedrijf advies geeft over welke producten moeten worden aangewend en hoeveel, maar het mag natuurlijk niet zo ver gaan dat de landbouwer zou moeten vragen of hij alstublieft dit of dat product mag kopen en dat de verkoper eigenlijk enkel het ticketje moet afleveren. Die heeft daar ook een bepaalde rol in te spelen. In die zin denk ik dat die vormingssessies belangrijk zijn, zowel voor de landbouwers als voor de verkoper en de burger. Die burger, die bepaalde lokale verse producten op zijn bord wil, moet weten dat een en ander nodig is om hem te beschermen tegen bepaalde ziektes in de land- en tuinbouw. Dat accent wilde ik even leggen in deze discussie.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Als we kijken naar Europa, de Green Deal en de Farm-to-Forkstrategie, dan weten we dat we in een richting gaan waarbij het gebruik van pesticiden zal afnemen. We gaan in die richting en er komen ook meer mogelijkheden. We weten ook dat het effect op de voedselproductie beperkter is dan we misschien tot nu toe hebben ingeschat. Als we weten dat op wereldschaal een derde van alle voedsel verloren gaat en het niet meer gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen tot een mindere opbrengst van 20 procent zou leiden, dan zien we dat er heel veel mogelijkheden zijn om meer in overeenstemming met de natuur en de omgeving te werken.
Minister, die trend ligt vast en ik ben ook wel blij met uw antwoord, althans met het vooruitzicht dat er verder overleg zal worden gepleegd. In het streven naar minder pesticidengebruik moeten we alle mogelijkheden onderzoeken om na te gaan hoe we dat kunnen doen en hoe we onze landbouwers kunnen ondersteunen in hun bedrijfsvoering om stappen te zetten in die richting. We moeten kijken naar voorbeelden in het buitenland zodat het vaak overdreven of soms onnodig gebruik van pesticiden kan worden afgebouwd.
Bart Dochy (CD&V)
Ik ben blij dat de minister heel duidelijk de rol van de praktijkcentra in dit debat inbrengt, want we mogen inderdaad de schat aan informatie die daaruit voortkomt niet onderschatten. Die informatie wordt ook bezorgd aan landbouwers via publicaties, de landbouwpers enzovoort.
Daarnaast denk ik dat we enig vertrouwen mogen hebben in de landbouwer als ondernemer. Wanneer men een akkerbouwteelt heeft, dan is het gebruik van pesticiden en fytoproducten een van de belangrijkste kostenposten. En het is inderdaad wel zo dat de landbouwers, toch de professionele landbouwers, dat echt goed in de gaten houden en dat het een beetje een competitie is om te zorgen dat het zo goedkoop mogelijk kan gebeuren.
Op het einde van het jaar analyseren de meeste landbouwers hoeveel hun teelt heeft gekost aan fytoproducten. Wanneer zij zicht belazerd zouden voelen, zouden ze inderdaad heel snel een andere adviseur onder de arm nemen. Er zijn steeds meer onafhankelijke teeltadviseurs die bij de landbouwers komen. Daarnaast bouwen ook de landbouwers zelf heel veel expertise op. De fytolicentie is daar ook niet zo vreemd aan. De houders van een dergelijke licentie zijn verplicht om bijscholingen te volgen waardoor zij kennis opbouwen.
We hebben hier destijds nog een hoorzitting gehad over deze problematiek waaruit bleek dat het aantal erkende actieve stoffen die kunnen worden gebruikt in de landbouw, systematisch verminderen en worden afgebouwd. Ook de giftigheid vermindert wat betekent dat er soms meer combinaties moeten worden gemaakt. Dat is een beetje het management dat wordt verwacht van de teelthouder.
Maar het is ook goed dat er rond die veiligheid, residu en dergelijke meer, onderzoek is en dat wordt bekeken om pesticiden op een goede manier te beperken, met respect voor de mogelijkheid om de gewassen verder te kunnen telen.
Het is een boeiende uitdaging die uw interesse ongetwijfeld wekt.
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Het is een van de vele uitdagingen die we samen met de landbouwsector moeten aangaan, mijnheer Dochy.
Mijnheer Vandenhove, u merkt terecht op dat we moeten samenwerken met Omgeving. Het is een gezamenlijke ambitie. We werken hier loyaal in samen zoals we doen in vele andere dossiers.
De Vlaamse ontwikkeling bespreken we uiteraard in de Vlaamse Regering, maar zoals ik al zei, is dit in hoofdzaak een federale aangelegenheid.
Mevrouw Talpe, wat de stimulans voor de verkoop betreft, de fytolicentie bestaat uit een aantal categorieën. De P2 is voor professioneel gebruik, landbouw dus, de P3 is voor advies en verkoop. Ieder heeft zijn eigen specifieke opleiding.
Collega Steenwegen, u had geen vragen, wel een appreciatie op mijn antwoord.
Voorzitter, de landbouwers zullen niet voor hun plezier gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Dat kost ook geld. De fytolicentie... (geluid van minister Crevits valt weg)
De voorzitter
Minister, ik denk dat u in een tunnel zit. We horen u niet meer.
Minister Hilde Crevits
Ben ik er nu terug?
De voorzitter
U bent er terug. Kunt u even hernemen?
Minister Hilde Crevits
We zien de afgelopen jaren een dalende trend in het gebruik van gewasbescherming van 20 procent actieve stof tussen 2014 en 2019. Voor mij is van groot belang om voldoende instrumenten in handen te hebben om op een zo milieuvriendelijk mogelijke manier ziektes en plagen te bestrijden. Preventie, waarnemingen, mechanische bestrijding en indien nodig de gerichte inzet van middelen vormt hiervan de basis. De praktijkcentra investeren – de voorzitter heeft ernaar verwezen – volop, met financiële steun van ons, in de zoektocht naar alternatieve bestrijdingsmiddelen. Dat is terecht, want zoals gezegd, is er een kost verbonden aan die middelen die de boer moet kunnen doorrekenen in zijn producten. Wordt vervolgd.
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Inderdaad, minister, wordt vervolgd.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.