‘Een jaar geleden stroomden de klanten hier toe voor ons hoeve-ijs’, zegt Jef De Schutter, een jonge melkveehouder uit het Antwerpse Pulle. ‘Bij het begin van de pandemie was het mooi weer en de mensen hadden plots meer vrije tijd. Zelfs voor onze melk kwamen ze hier op de oprit staan, veel meer dan voordien.’ Boer Jef had zelfs plannen klaarliggen om verder uit te breiden.
Landbouw in Vlaanderen in cijfers
20.000 landbouwbedrijven, goed voor 135.000 jobs.
Jaarlijkse omzet: 61,7 miljard euro.
Aandeel in het bruto binnenlands product: 0,6 procent, maar eerste schakel in grote keten van voedselverwerkers.
Aandeel in uitvoer: 13 procent, waarvan 81 procent naar andere EU-lidstaten.
Voornaamste niet- Europese klanten: VS en China.
Handelsoverschot: 7,1 miljard euro.
Veestapel: 6 miljoen varkens, 35 miljoen kippen, 1 miljoen runderen.
Maar een jaar later ziet zijn toekomst er veel minder rooskleurig uit. ‘Alles wat op dit moment fout kan gaan, schuiven ze in onze schoenen’, zegt hij. Met ‘alles’ doelt hij op de golf van strengere milieuregels die in sneltempo op de landbouwsector afkomt.
Eind februari zette de Raad voor Vergunningsbetwistingen het stikstofbeleid op losse schroeven. Dat dwong de Vlaamse regering twee weken geleden het vergunningenbeleid te verstrengen. Vooral voor de landbouwers was dat een opdoffer, want zij kunnen voortaan alleen nog een vergunning krijgen als ze geen stikstof uitstoten die in natuurgebied belandt.
Begin april was er een gelijkaardige uitspraak over waterputten. Ook dat arrest dreigt tot strengere regels te leiden, waardoor boeren in de toekomst veel minder of geen grondwater meer mogen oppompen voor hun gewassen of vee. En met de recente verstrenging van de mestnormen kregen de boeren deze week een nieuwe uppercut.
De Schutter liet er de jongste tijd al heel wat slaap voor. ‘Hoe moet ik mijn dieren te drinken geven als ik binnenkort geen grondwater meer mag oppompen?’, vraagt hij zich af. Zijn erf ligt op zo’n 250 meter van het Binnenbos, een natuurgebied. Daardoor moet hij de stikstofuitstoot van zijn stal drastisch inperken. ‘Ik heb geen flauw benul hoe ik mijn uitstoot voldoende kan laten zakken zodat ze mijn vergunning verlengen. Door dat stikstofarrest is de waarde van mijn bedrijf gedaald, omdat ik niet meer kan uitbreiden.’
Maar niet alleen De Schutter zit met de handen in het haar. Alle 20.000 Vlaamse landbouwbedrijven worden geconfronteerd met een existentiële vraag: is er nog toekomst voor hen? En zijn de milieugrenzen van wat ze doen bereikt?
De zoektocht naar het antwoord op die vraag begint bij de sterktes van de Vlaamse landbouw. Een eerste sterkte is dat we in Vlaanderen aan ‘landbouw in de haven’ doen, zegt Joris Relaes, administrateur-generaal van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek. ‘We hebben goede grond, een gunstig klimaat, genoeg regen, de juiste technologie en goed opgeleide boeren. En dat allemaal op velden op een boogscheut van de zeehavens van Antwerpen, Gent en Zeebrugge.’
Dat maakt efficiëntie mogelijk. ‘We produceren in Europa 160 miljard liter melk met 23 miljoen koeien. India heeft 122 miljoen koeien nodig daarvoor’, zegt Relaes. ‘Ook als je kijkt naar de CO₂-uitstoot per kilo melk of vlees zijn we enorm efficiënt in vergelijking met het buitenland’, zegt Olivier Honnay, expert conservatiebiologie aan de KU Leuven.
Bovendien heeft de Vlaamse landbouw in het verleden al getoond weerbaar te zijn. ‘Vroeger gebruikten tomatentelers zware stookolie om hun serres te verwarmen. Toen de milieunormen strenger werden, leek die sector ten dode opgeschreven. Maar wat zag je? Veel telers stopten. Wie voortdeed, deed zware investeringen en werd daardoor groter en efficiënter. We zien dat patroon vaker bij strengere milieuregels: ze leiden tot grotere bedrijven en meer efficiëntie. De productie blijft op peil, maar met minder boeren’, zegt Relaes.
Een andere reden voor die schaalvergroting zijn de lage voedselprijzen. ‘Dat komt omdat overheden via subsidies altijd naar een voedseloverschot streven’, zegt Relaes. ‘Zelfs als de graanvoorraden wereldwijd minder dan 20 procent bedragen, raken de graanmarkten al in paniek. Als de prijzen laag zijn, heeft een landbouwer de neiging zijn productie op te drijven. Daardoor houdt hij toch zijn inkomen op peil.’
Het toont het immense risico van het landbouwberoep: kleine bedrijven, zware investeringen, gevaar op ziektes en een markt waarop je weinig vat hebt. Het is volgens Relaes de reden waarom de grote supermarktketens zelf veel witte producten maken, maar voor basisvoedselproducten zoals vlees, zuivel, groenten en fruit nooit de stap naar eigen productie hebben gezet.
Het antwoord op dat risico voor de landbouwer is groter worden. De Schutter ging de afgelopen tien jaar van 40 naar 70 melkkoeien. ‘Mijn kosten stegen voortdurend, terwijl de melkprijs constant bleef. Je moet dan wel uitbreiden om rendabel te blijven. Als dat niet meer mag, stop je ermee.’
Alleen botst dat model van schaalvergroting opnieuw op milieugrenzen. Door te veel water op te pompen worden natuurgebieden bedreigd. Te veel mest in de grond vervuilt het oppervlakte- en grondwater. Maar het lastigste probleem vandaag is stikstof. ‘Ik denk dat de landbouw daardoor enkele jaren op slot zal gaan’, zegt Relaes. Ook Vlaams minister van Landbouw Hilde Crevits (CD&V) sluit een afbouw van de veestapel niet uit om de Europese stikstofnormen te kunnen halen. ‘Groter is niet altijd beter. Landbouwers die afschalen zijn soms rendabeler. Uiteindelijk moet ieder landbouwbedrijf zijn eigen model uitbouwen, met aandacht voor de omgeving en de markt’, zegt Crevits.
Op welke limieten botst schaalvergroting in de landbouw?
De landbouw stoot te veel stikstof uit, wat nefast is voor de biodiversiteit in natuurgebied. Ook het oppompen van grondwater is schadelijk voor de natuur en de grondwaterstanden. Bovendien blijft de waterkwaliteit op veel plaatsen ondermaats door intensieve bemesting.
Wat zijn de oplossingen?
De landbouw moet zo veel mogelijk weg uit de buurt van natuurgebied. Daarnaast wordt veel heil verwacht van innovatie: het ‘wassen’ van stikstof in stallen, gewassen die beter bestand zijn tegen droogte, betere diervoeding en gerichte bemesting via drones.
Wat zijn valse oplossingen?
De landbouwers verbieden om nog uit te voeren. De vraag naar voedsel zal de komende jaren wereldwijd stijgen en de sector heeft in Vlaanderen veel troeven. Vlaanderen heeft goede grond, een goed klimaat en veel knowhow, terwijl we aan landbouw doen in de buurt van zeehavens. Ook een volledige overschakeling naar biolandbouw biedt geen soelaas, omdat die per kilo product minder ecologisch is dan de intensieve landbouw.
Valse oplossingen
Zijn er uitwegen? Biolandbouw biedt geen oplossing. Professor emeritus plantenbiotechniek Wannes Keulemans (KU Leuven) noemt het een ‘fausse bonne idée’. ‘Per hectare wordt in de biosector 20 procent minder geproduceerd. Dat betekent dat je een vijfde meer grond nodig hebt. En als je de uitstoot per kilogram productie vergelijkt, scoort biolandbouw zelfs slechter dan de klassieke landbouw’, zegt hij. ‘Bio kan overleven omdat het een soort nichesector is die een hogere prijs kan vragen. Als iedereen bio wordt, dan zakt dat model in elkaar.’
Bij de partijen Groen en Vooruit klinkt de oproep de export van voedsel te stoppen. De Vlaamse landbouw exporteert 7,1 miljard euro meer dan hij importeert. ‘Het is geen slimme keuze in het meest verstedelijkte deel van Europa onze ruimte te gebruiken om de vleesleverancier van het continent te worden’, zei Bruno Tobback (Vooruit) in maart in het Vlaams Parlement. De boeren hebben weinig begrip daarvoor. ‘Waarom zou Volvo of Arcelor Mittal mogen exporteren en wij niet?’, zegt De Schutter.
‘Het grootste deel van onze export komt bovendien in onze buurlanden terecht’, zegt Relaes. Daarnaast spelen opnieuw de investeringen en de efficiëntie: de gerst om bier te bouwen wordt in Vlaanderen ingevoerd, omdat ze elders goedkoper kan worden geteeld. En wie peren uitvoert, heeft nu eenmaal die perenbomen staan, en schakelt niet zo simpel over naar de teelt van appels’, zegt hij. ‘Als boeren investeren, gaat dat om miljoenen. Je kan dat niet zomaar weggommen’, zegt ook Crevits.
Waarover wel consensus heerst, is dat de landbouw productiever moet worden per ingenomen hectare grond, per verbruikte liter water en per ton uitgestoten CO₂ of stikstof. Dat kan door nicheproducten te kweken die op de wereldmarkt tegen hogere prijzen worden verkocht, zoals de chocolatiers en de bierbrouwers al toonden.
Het kan ook door innovatie. Aardappeltelers schakelen over op variëteiten die resistenter zijn tegen droogte. Met drones wordt precisielandbouw mogelijk, waarbij akkers gerichter bewerkt worden met mest en water. In de veeteelt wordt gekeken naar luchtwassers in gesloten stallen. Die vangen de ammoniak uit de stallucht en verhinderen zo de stikstofdepositie, de neerslag van stikstofhoudende verbindingen op de bodem buiten.
Ook aangepast veevoer met een lager eiwitgehalte kan de stikstofuitstoot van dieren verhinderen. ‘We zijn intensief onderzoek aan het doen naar de teelt van quinoa in Vlaanderen. Quinoa is erg populair bij ons, maar komt van de andere kant van de wereld’, zegt Crevits.
Alleen zal ook dat niet overal kunnen. Daarom is het onvermijdelijk dat de landbouw weg moet uit natuurgebied. Het betekent qua ruimtelijke ordening een grote bocht. ‘Toen de gewestplannen in de jaren 60 opgemaakt werden, heeft men de boeren net aangeraden om hun gronden als natuurgebied in te kleuren. Dat werd gezien als de beste beveiliging tegen woning- en wegenbouw’, zegt Relaes.
Maar net daardoor zijn er nu de arresten die zeggen dat de landbouw die door Europese richtlijnen beschermde natuurgebieden beschadigt door de grond te droog te maken of te veel stikstof uit te stoten. ‘We gaan toch moeten zeggen dat bepaalde bedrijven daar niet kunnen blijven’, zegt ook Crevits. ‘En nieuwe bedrijven zullen we er zeker niet meer toelaten’.
Of om het iets scherper te verwoorden: eigenlijk zouden veel intensieve landbouwbedrijven zich op industrieterreinen moeten vestigen. Alleen is niet iedereen daar mentaal klaar voor en dreigt een terrein vol serres op buurtprotest te stoten. En de grond is veel duurder.
Het toont dat er geen gemakkelijke oplossingen zijn voor de Vlaamse landbouw, al hoeft dat ook geen reden voor defaitisme te zijn. Het sterkste argument voor vertrouwen in de landbouw is simpelweg dat hij nodig is. ‘Tegen 2050 moeten we wereldwijd 50 procent meer calorieën produceren’, zegt Honnay. ‘De toekomst van de landbouwsector is dus gigantisch, maar het komt erop aan de milieu-impact te verkleinen en de landbouw weg te halen uit natuurgebied.’
‘Corona heeft de mensen de landbouw weer doen herontdekken. Ze hebben lekker ijs, confituur of biefstuk leren kennen van de lokale boer. De landbouw heeft dus zeker een toekomst in Vlaanderen’, zegt Crevits. De Schuttter hoopt dat die boodschap vaker gebracht wordt. ‘Een jaar geleden waren wij in volle coronacrisis een essentiële sector, want de winkelrekken waren leeg. Een jaar later lijkt iedereen dat vergeten. Ze lijken ons nu liever kwijt dan rijk’, zegt hij.