Door agrarische herontwikkelingen te stimuleren, wordt open ruimte gevrijwaard. De spiraal van bijkomende verharding en versnippering in de open ruimte kan zo doorbroken worden. Hierbij gelden drie uitgangspunten. Zonevreemde ontwikkelingen worden best beperkt, agrarische herontwikkelingen moeten (financieel) ondersteund worden en sloop moet gepromoot en ondersteund worden. Dat vergt acties over verschillende bestuursniveaus én beleidsdomeinen. De huidige versnippering van bevoegdheden maakt de oprichting van een ‘Actieplatform herontwikkeling hoeves’ noodzakelijk om in onderlinge afstemming en actiegericht met dit thema aan de slag te gaan.
Agrarische herontwikkeling als oplossing voor verhardingsspiraal
Agrarische herontwikkeling omvat het (deels) hergebruiken en uitbreiden van bestaande landbouwinfrastructuur (indien nog geschikt) en het (deels) slopen van infrastructuren (indien niet meer geschikt) waarna nieuwe en bijkomende landbouwinfrastructuur kan opgericht worden. De aard van het landbouwbedrijf en eventuele verbredende activiteiten bepalen hoe een herontwikkeling er zal uitzien. Andere belangrijke parameters zijn de aanwezige gebouwen op de site en de directe omgeving. Niet elke bestaande landbouwsite is geschikt voor een agrarische herontwikkeling. Maar welke sites wel? Om op die vraag te kunnen antwoorden ontwikkelde de provincie Antwerpen het landbouwkompas.
“In het Provinciaal Beleidsplan Ruimte Antwerpen wil de provincie een antwoord geven op de vraag hoe we moeten omgaan met de schaarse ruimte zodat we in 2050 nog op een duurzame en kwaliteitsvolle manier kunnen wonen, werken en leven. Een belangrijk thema daarbij is ‘verdichten en ontdichten van de ruimte’. De provincie probeert daarbij een aantal beleidslijnen te formuleren die bijdragen tot een beter gebruik van de ruimte. Agrarische herontwikkeling is daarbij belangrijk. Om dit bij landbouwers te promoten maar ook om hen te ondersteunen ontwikkelden we samen met de dienst Landbouw het landbouwkompas”, verduidelijkt gedeputeerde Luk Lemmens, bevoegd voor het Provinciaal Beleidsplan Ruimte Antwerpen.
Landbouwkompas
Het landbouwkompas informeert landbouwers en gemeenten over de kansen en uitdagingen van een specifieke landbouwzetel. 24 indicatoren leiden landbouwers door vergunningstechnische aspecten en omgevingskenmerken. Met het landbouwkompas kan je ook agrarische hergebruiksmogelijkheden van verschillende sites met elkaar vergelijken. Dat maakt het onder meer tot een handig beleidsinstrument voor lokale besturen. Landbouwers kunnen het landbouwkompas opvragen bij de stad, gemeente of provincie om een beter zicht te krijgen op de kansen en uitdagingen van hun (toekomstige) bedrijfslocatie.
Landbouwster Lies Bernaerts uit Kalmthout gebruikte het landbouwkompas al: ”Mijn ouders hebben deze site ruim 20 jaar geleden gekocht. Ze hadden een zeugenstal en een vleesvarkensstal met biggen. Ik heb het bedrijf overgenomen in september 2020 met de bedoeling om hier een landbouwbedrijf uit te bouwen voor de komende 40 jaar. We willen het bedrijf uitbreiden. Nu is het verouderd en te klein om er als gezin een goed inkomen uit te halen. Dan is het interessant om de pijnpunten te kennen en te weten of je bepaalde zaken over het hoofd ziet. Het grootste obstakel dat uit het landbouwkompas naar boven kwam, was de nabijheid van VEN-gebied (Vlaams ecologisch Netwerk, belangrijke Vlaamse natuur n.v.d.r.) Ik kan wel aanraden om het landbouwkompas op te vragen, zo ben je goed geïnformeerd over een site al biedt het geen garanties. Als je wil uitbreiden moet je sowieso ook de vergunningsprocedure doorlopen.”
“Agrarische herontwikkeling kost gemiddeld 700.000 euro meer dan een geheel nieuw landbouwbedrijf op te richten, een zogenaamde greenfieldontwikkeling. Deze meerkost zit in de opportuniteitswaarde van de gebouwen voor zonevreemde activiteiten, bouwrechten binnen het agrarisch gebied én in de kosten voor sloop van verouderde infrastructuur. Omdat de markt ook toegankelijk is voor niet-landbouwers speelt de wet van vraag en aanbod en schieten de prijzen de hoogte in. Door in te zetten op agrarische herontwikkeling biedt de overheid kansen aan landbouwers die voorzien in onze voedselproductie én toont het de weg naar een zuiniger ruimtegebruik. Beleid en instrumenten om agrarische herontwikkeling te stimuleren zijn nodig. Het instrumententrio biedt inzicht in welke instrumenten er nodig zijn. Nu is het zaak om met de verschillende beleidsdomeinen en –niveaus samen verder werk te maken van agrarische herontwikkeling,” verdedigt gedeputeerde Caluwé de keuze voor een agrarische herontwikkeling.
Om dat doel te bereiken vragen de partners van het PDPO-project aan de Vlaamse overheid om een actieplatform voor hergebruik van hoeves op te richten. Hiervoor zou bijvoorbeeld de werking van het bestaande Open Ruimte Platform van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) kunnen uitgebreid worden.
Zonevreemde bebouwing concurreert landbouwers uit de markt
Jarenlang daalde het aantal landbouwbedrijven. Zonevreemde activiteiten werden initieel dan ook gezien als een kans. Ze boden een antwoord op het toenemende aantal leegstaande landbouwbedrijven. Mensen kopen een voormalig landbouwbedrijf dat leeg staat om rustig in het groen te wonen, om de gebouwen te gebruiken voor opslag van goederen, als dierenpension of als bed and breakfast… Omdat de landbouwgebouwen dus aantrekkelijk zijn voor niet-landbouwers hebben ze een financiële verkoopwaarde, waardoor er zelden iets gesloopt wordt. De gebouwen krijgen een nieuwe functie en meteen ook een aantal basisrechten. Het zonevreemd gebruik in agrarisch gebied wordt zo bestendigd en ontharding blijft uit.
Maar recente statistieken lijken te wijzen op een trendbreuk. Het aantal landbouwbedrijven daalt niet verder. Als het aantal landbouwers niet meer vermindert en weer meer landbouwers op zoek zijn naar geschikte infrastructuur concurreert het zonevreemd gebruik landbouwers uit de markt. Zij plaatsen dan noodgedwongen nieuwe gebouwen in de open ruimte, zogenaamde greenfieldontwikkelingen. Nieuwe gebouwen voor landbouw zijn noodzakelijk omwille van de strengere eisen inzake milieu, dierenwelzijn, voedselveiligheid, automatisatie en registratie.
Het resultaat is een spiraal van bijkomende verharding en versnippering in de open ruimte. De toenemende bebouwingsgraad gecombineerd met minder ontwikkelruimte voor landbouw in de open ruimte waren de aanleiding voor het PDPO-plattelandsproject ‘Agrarisch hergebruik van landbouwinfrastructuur’. Zes gemeenten zetten hun schouders onder dit project: Brecht, Essen, Wuustwezel, Kalmthout, Kasterlee en Herselt.
525 hectare gebouwen in 6 gemeenten
Voor deze zes gemeenten werd alle bebouwing in het agrarisch gebied in beeld gebracht. Er werden in totaal 22.750 gebouwen geteld, goed voor een gezamenlijke oppervlakte van 525 ha. Daarvan is 200 ha in zonevreemd gebruik. De gemiddelde bebouwingsgraad van het agrarisch gebied, het aantal m² gebouw per hectare, bedraagt in deze gemeenten 2,1%. Deze bebouwingsgraad laat toe om de bebouwingsdruk in het agrarisch gebied tussen de gemeenten onderling te vergelijken. Zo had de gemeente Essen de laagste bebouwingsgraad met 1,86% en de gemeente Wuustwezel de hoogste bebouwingsgraad met 2,71%.
Gemiddeld heeft 62% van deze gebouwen een landbouwgebruik en 38% een zonevreemd gebruik. In de gemeente Herselt is maar 26% van de gebouwen tot agrarisch gebied in landbouwgebruik terwijl in Brecht en Wuustwezel nog de meeste gebouwen in landbouwgebruik zijn, namelijk 77%
Zonevreemd gebruik is bovendien niet langer een randfenomeen dat plaatsvindt in kleine verouderde boerderijen. Ook gespecialiseerde, grotere landbouwinfrastructuren die mogelijks nog wel interessant zijn voor actieve landbouwers worden al zonevreemd gebruikt. Van de intensieve stallen en de grotere stallen en loodsen, wordt binnen de projectgemeenten op dit moment gemiddeld 1 op de 5 zonevreemd gebruikt.
Gedeputeerde Luk Lemmens: “Provincie Antwerpen wil graag ondersteuning bieden aan de lokale besturen van landbouwgemeentes. Ook omdat zij mee instaan voor de omgevingsvergunningen. We willen hen een afwegingskader bieden bij de beslissing of een niet-agrarische functie al dan niet inpasbaar is op een bepaalde locatie. Op deze manier zetten we de theorie in praktijkgerichte instrumenten om die zowel het ruimtelijk beleid als het landbouwbeleid ten goede komt. We proberen elkaar dus te versterken.”
|