De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Joris Nachtergaele (N-VA)
In de provincie Antwerpen is een einde gekomen aan het plattelandsproject ‘Agrarisch hergebruik van landbouwinfrastructuur’, waarmee de provincie een antwoord wilde bieden op de uitdagingen die er bij ons in Vlaanderen zijn inzake open ruimte en voedselproductie. Het PDPO-project (Programmeringsdocument voor Plattelandsontwikkeling) ging onder andere na welke instrumenten kunnen worden ingezet om landbouwers aan te moedigen om te investeren in een oud landbouwbedrijf. Op die basis werd het landbouwkompas ontwikkeld, waarmee de deputatie op een duidelijke manier een overzicht wil geven van de hergebruiksmogelijkheden van oude landbouwsites.
Naar aanleiding van het einde van het PDPO-project doen de Antwerpse projectpartners nu een opvallende oproep. Ze vragen de Vlaamse Regering om werk te maken van een Vlaams actieplatform voor de herontwikkeling van hoeves. Volgens hen is er namelijk een blijvende stimulans nodig om te werken aan agrarische herontwikkeling, maar door de versnippering van bevoegdheden is een centralisatie noodzakelijk op Vlaams niveau. De partners dachten hierbij zelf aan een uitbreiding van het Open Ruimte Platform van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM).
Op woensdag 31 maart 2021 stelde collega Tom Ongena al een vraag om uitleg aan Vlaams minister van Landbouw Hilde Crevits over een eventuele doortrekking van het landbouwkompas op Vlaams niveau, met het oog op agrarische herontwikkeling. De minister reageerde voorzichtig positief, maar stelde wel dat het huidige instrument op provinciaal niveau wel degelijk nog verfijning nodig had.
Minister, hoe analyseert u de problematiek van het hergebruik van landbouwinfrastructuur in Vlaanderen?
Hoe evalueert u de instrumenten die in de provincie Antwerpen zijn ontwikkeld om tegemoet te komen aan de uitdagingen inzake hergebruik van oude, agrarische infrastructuur? Ziet u hier eventueel opportuniteiten in om dit beleidsinitiatief op Vlaams niveau uit te werken?
Hoe reageert u op de vraag van de Antwerpse projectpartners om een actieplatform voor hergebruik van hoeves op te richten in de schoot van de VLM?
De voorzitter
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Ik heb een gelijkaardige vraag over het plattelandsproject dat liep van 1 september 2017 tot en met 31 december 2020 en waarbij de projectpartners zich na afloop van het project afvroegen of er kan worden overgegaan tot de oprichting van een Vlaams actieplatform voor de herontwikkeling van hoeves.
De provincie Antwerpen onderzoekt al een hele tijd hoe de schaarse ruimte gevrijwaard kan worden. Collega Ongena stelde recent inderdaad een vraag om uitleg over het landbouwkompas, meer bepaald om dat over heel Vlaanderen uit te rollen.
De provincie Antwerpen ziet drie uitgangspunten om die open ruimte te vrijwaren en efficiënt te gebruiken voor voedselproductie. Zonevreemde ontwikkelingen worden het best beperkt, agrarische herontwikkelingen moeten financieel worden ondersteund en sloop moet worden gepromoot en ondersteund.
De provincie stelt wel dat ze dit niet alleen kan doen. Ze pleit voor acties over verschillende bestuursniveaus en beleidsdomeinen want de huidige versnippering maakt de oprichting van een actieplatform noodzakelijk om in onderlinge afstemming met dit thema aan de slag te gaan.
De inhoudelijke invulling van de agrarische herontwikkeling moet gebeuren door het beleid. Dit is een redelijk abstract begrip. We kunnen kijken richting het deels of volledig hergebruiken en uitbreiden van bestaande landbouwinfrastructuur maar dat is natuurlijk niet overal mogelijk. Soms moeten we ook kijken richting het volledig of gedeeltelijk slopen van gebouwen die niet meer geschikt zijn en waar vervanging mogelijk is door een andere, duurzamere en nieuwere infrastructuur.
U weet dat onze landbouw ook bezig is met schaalverandering en taakverbreding. Die herontwikkeling speelt daar ook een belangrijke rol in en zal op maat van het bedrijf moeten gebeuren.
Minister, gaat u in op de vraag van de partners van het PDPO-project aan de Vlaamse overheid om een actieplatform voor het hergebruik van hoeves op te richten?
Zal hierbij de werking van het bestaande Open Ruimte Platform van de Vlaamse Landmaatschappij uitgebreid worden?
Ziet u in dit project mogelijkheden om het uit te rollen over heel Vlaanderen in het kader van de schaalverandering en verduurzaming van onze land- en tuinbouw?
Bent u in samenspraak met uw collega, minister Crevits, nagegaan in welke mate het landbouwkompas in dit project kan worden ingepast en ook in heel Vlaanderen kan worden uitgerold?
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Collega’s, ik zal beide vragen samen beantwoorden. U haalt allebei de problematiek van onze schaarse ruimte aan, die gevrijwaard dient te worden door onder meer agrarische herontwikkeling te stimuleren. U verwijst ook allebei naar het landbouwkompas dat ontwikkeld is in de provincie Antwerpen, en ook naar de noodzaak om dit over verschillende bestuursniveaus en beleidsdomeinen heen aan te pakken, door de oprichting van een actieplatform voor de herontwikkeling van hoeves binnen de schoot van het Open Ruimte Platform.
Collega Nachtergaele, u vroeg me om de problematiek van het hergebruik van de landbouwinfrastructuur in Vlaanderen te analyseren en na te gaan of de instrumenten die in de provincie Antwerpen zijn ontwikkeld, tegemoet komen aan de uitdagingen inzake hergebruik van oude, agrarische infrastructuur. Het bebouwde patrimonium dat de beroepslandbouw in het agrarische gebied achterlaat, is een bijzondere ruimtelijke opgave. Het ruimtelijk beleid is er de afgelopen decennia steeds op gericht geweest dat patrimonium te behouden en te valoriseren. Dat beleid heeft geleid tot een verdere toename van de residentialisering van het agrarische gebied, de ontwikkeling van zonevreemde niet-agrarische bedrijvigheid, een toename van het niet-agrarische ruimtebeslag in het agrarische gebied, een versnippering van de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische structuur, een verhoging van de grondprijzen en een afname van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de open ruimte. Om de doelstellingen van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen te realiseren, is een omslag in dit beleid dan ook nodig.
Het hergebruiken, herbestemmen of herontwikkelen van voormalige landbouwzetels biedt weliswaar in een aantal gevallen kansen of opportuniteiten voor gebiedsontwikkeling. Het landbouwkompas dat in de provincie Antwerpen werd ontwikkeld, zet in op drie uitdagingspunten, die ook volledig in lijn liggen met de ambities: het beperken van zonevreemde mogelijkheden, het realiseren van ontwikkelruimte voor zone-eigen landbouw en sloop.
Collega Nachtergaele, u vroeg of ik hier ook opportuniteiten zie om dat beleidsinitiatief op Vlaams niveau uit te werken. Als we het landbouwkompas samen nemen met de uitgangspunten uit andere instrumenten die ontwikkeld werden op Vlaams niveau, komen we inderdaad tot een sterk instrument, dat kansen voor agrarische herontwikkeling vanuit verschillende perspectieven verbindt. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het afwegingskader voor actieve landbouwbedrijven in beschermd erfgoed, dat werd opgemaakt in opdracht van het agentschap Onroerend Erfgoed.
Minstens op Vlaams niveau is het belangrijk de verschillende beleidsdoelstellingen op elkaar af te stemmen en de instrumenten die worden ingezet om kansen af te wegen, aan elkaar te koppelen. Dat vergt inderdaad een goede samenwerking over de beleidsdomeinen en de bestuursniveaus – dus ook de provincie Antwerpen – heen.
Dat brengt me naadloos bij de volgende vraag, die beide collega’s op tafel wierpen. Zie ik mogelijkheden in de vraag van de partners van het PDPO-project ‘Agrarisch hergebruik van landbouwinfrastructuur’ aan de Vlaamse overheid om een actieplatform voor het hergebruik van hoeves op te richten? En zo ja, past dat in de schoot van het Open Ruimte Platform?
Zoals jullie weten, is het Open Ruimte Platform sinds 2014 actief in Vlaanderen. Het is een initiatief van het departement Omgeving, de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), de VLM, ondersteund door de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de koepel van de Regionale Landschappen. De werking van het platform is erop gericht om de realisatiekracht in de open ruimte te vergroten door krachten te bundelen en innovatieve praktijken en realisaties te stimuleren, te versnellen en op te schalen.
Het Open Ruimte Platform bestaat uit verschillende zaken. Het gaat enerzijds over kennis bundelen, innovatieve praktijken in beeld brengen, kennisuitwisseling en kennisopbouw tussen verschillende programma’s, en anderzijds gaat het ook over het versnellen van realisaties op het terrein. Op dit moment zijn er zeven programma’s in uitwerking: Water-Land-Schap, proeftuinen droogte, landschapsparken, Vlaanderen breekt uit, voedsellandschappen en er wordt ook gekeken naar energielandschappen.
Het is ook binnen de platformwerking dat thema’s voor nieuwe programma’s worden gedetecteerd. Nieuwe programmalijnen ontstaan uit een combinatie van een duidelijke vraag tot actie op het terrein. Ik zal deze vraag meenemen en bekijken hoe we dat kunnen inpassen in het Open Ruimte Platform. Ik zie het wel zitten om dat daarin te steken in plaats van een apart hok te maken.
Mevrouw Talpe, u vroeg of ik mogelijkheden zie in dit project om het uit te rollen over heel Vlaanderen in het kader van de schaalverandering en verduurzaming van onze land- en tuinbouw. Daar is inderdaad ruimte voor. Een programma binnen het Open Ruimte Platform heeft steeds als doel actie op het terrein te omkaderen en stimuleren. Het is dus zeker een mogelijkheid om via de programmawerking tot een opschaling te komen in Vlaanderen.
Mevrouw Talpe, u vroeg of ik al in samenspraak met mijn collega, minister Crevits, nagegaan ben in welke mate het landbouwkompas in een eventueel programma zal worden ingepast en ook in heel Vlaanderen kan worden uitgerold. Ik zal dat zeker doen. Naast minister Crevits zie ik ook nog andere collega’s binnen de Vlaamse Regering aan zet, waaronder minister Diependaele. Agrarische herontwikkeling biedt immers ook kansen voor het behoud van waardevol agrarisch patrimonium, en niet het minst voor de verduurzaming van het Vlaamse landbouwareaal in verschillende cultuurlandschappen op de lange termijn. Ik zal dat zeker meenemen naar verschillende collega’s binnen de regering.
Zoals eerder gesteld, wil ik kansen voor agrarische herontwikkeling inzetten binnen een breder verhaal, dat voluit gaat voor de verduurzaming van onze landbouw én ons landbouwgebied. Daarvoor is samenwerking over beleidsdomeinen en -niveaus heen belangrijk. De uitrol van een programma rond agrarische herontwikkeling, met alle betrokken partijen aan tafel, lijkt me een interessant instrument om de transitie op gang te trekken.
De voorzitter
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Joris Nachtergaele (N-VA)
Voorzitter, minister, ik ben normaal gezien een groot voorstander van uitgesproken meningen, ik denk dat u dat ook bent. Dit is een debat met enige nuance.
Ik ben blij dat u dit wilt aanpakken op Vlaams niveau. Er is nood aan een breed fundamenteel debat over die herbestemming. Er zijn natuurlijk een aantal aspecten aan verbonden, vandaar dat u verwijst naar uw collega’s. U had het over Onroerend Erfgoed. In mijn streek zijn dat mooie vierkanthoeves die misschien verloren zouden zijn gegaan, mochten er al te beperkende mogelijkheden zijn tot herbestemming. Dat moeten we zeker meenemen in het debat.
Nog een aspect is de woningnood op het platteland. In mijn gemeente is er bijvoorbeeld geen woonuitbreidingsgebied meer. Tegelijk is er woningnood. Er staan heel veel oude landbouwbedrijven en schuren leeg. Het aantal vierkante meter dat daar leeg staat, is enorm. Ook dat moeten we meenemen in het debat.
Ik pleit voor nuance, voor een goed evenwicht tussen de belangen van landbouw, open ruimte, onroerend erfgoed, woningnood en dergelijke. Ik vind het een heel goede zaak dat u het debat wilt aangaan op Vlaams niveau. We moeten hier verder over nadenken.
De voorzitter
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Dank voor het antwoord. Ik heb vooral de suggestie genoteerd om de herbestemming van die hoeves op te nemen in het bestaande Open Ruimte Platform. Voor mij hoeft er geen apart orgaan te worden opgericht, zolang de kern van de zaak niet verwatert in een groter geheel, en we de herontwikkeling van die hoeves aanpakken. Zoals collega Nachtergaele zei, botsen we nog op een aantal moeilijkheden. Dat merken we als lokaal bestuur ook wel. Als men daar bepaalde ontwikkelingen wil realiseren, is het niet altijd evident wat betreft vergunningen en onroerend erfgoed. Sommige zaken zijn zo bouwvallig en dan botst men op muren om te slopen of te renoveren. Dat is soms bijzonder frustrerend.
We zien op het platteland ook dat er een hele para-agrarische sector klaarstaat om ruimte in te nemen. Dat is logisch. Ik denk aan de paardenhouderij of het fokken van dieren. Dat kun je gewoon niet in het centrum van een stad duwen. Dat heeft afstand en ruimte nodig. Dat veroorzaakt ook geluidsoverlast. Je moet uitkijken naar meer open ruimte om dat te realiseren. Ook de taakverbreding is er. Ik denk aan de korte keten en aan logiesvorming. We zien dat ook meer en meer op het platteland.
Minister, in welke mate ziet u die para-agrarische activiteiten een plaats krijgen in de herbestemming van de hoeves? Zal dat ook worden meegenomen in het actieplatform waarbinnen u een luik zult toewijzen aan de bestemming van de hoeves?
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
Collega’s, ik kom mij even aansluiten bij deze vraagstelling. Dank u wel, minister, voor het antwoord.
In het verleden hebben we een paar keer gesproken over het agrarische hergebruik en de reconversie van hoeves en bedrijven, meer specifiek met als eerste doel de agrarische activiteiten. Als we zo spaarzaam mogelijk met onze open ruimtes willen omgaan en zo weinig mogelijk greenfields willen aansnijden, dan moeten we bekijken hoe we maximaal tot een herontwikkeling kunnen komen van bestaande bedrijfsruimtes voor de agrarische activiteiten die in het agrarische gebied op de eerste plaats staan.
Het project vanuit Antwerpen is zeer waardevol. Je wordt er vanuit drie parameters betrokken: zonevreemde activiteiten maximaal bewerken om op die manier niet nog meer druk op de agrarische ruimte te leggen; het instrument van hergebruik stimuleren; tot slot eventueel tot sloopinstrumenten overgaan.
Minister, ik begrijp dat u duidelijk aangeeft dat u het wilt inkapselen. In het verleden werd vanuit de provincie Antwerpen de vraag gesteld om Vlaamse administraties meer te kunnen betrekken bij het project omdat zij al veel expertise hebben opgebouwd, hoewel er nog verfijning nodig is. Mag ik ervan uitgaan dat de Vlaamse administratie de deur openzet naar de samenwerking met de provincie, om dat instrument verder te verfijnen op basis van de gedurende de afgelopen jaren reeds opgebouwde expertise? Hoe ziet u dat precies?
Wat betreft het instrumentarium: daar ligt zeker nog een uitdaging. U verwijst naar eventuele bestaande instrumenten, maar we hebben in het kader van het Instrumentendecreet ook al aangegeven dat er voor het hergebruik van agrarisch gebied zeker nog nieuwe instrumenten nodig zijn. Hebt u zicht op enige timing of hoe u dat verder wilt aanpakken, om het instrumentarium verder te kunnen uitbreiden?
Bart Dochy (CD&V)
De Antwerpse benadering is inderdaad een zeer waardevolle insteek. In het verleden zijn in andere delen van Vlaanderen, onder andere in de zone Midden-West-Vlaanderen, waar nogal wat zonevreemde verspreide bebouwing is en ook inname van agrarisch gebied, ook met activiteiten die dateren van voor de gewestplannen, door Vectis studies gemaakt over wat de impact is van de economische activiteit op het platteland. Er moet inderdaad gezocht worden naar een evenwicht. Ruimtelijke kwaliteit staat voorop, maar ook mobiliteit is een belangrijk aspect. Ook de valorisatie van agrarische of andere bedrijfsgebouwen moet zoveel mogelijk in evenwicht worden gebracht met het streven om zoveel mogelijk zone-eigen gebruik te stimuleren. Het is een bijzondere oefening en voor u, minister, een uitdaging waarrond reeds heel wat denkwerk is verricht. Ik roep op om het te verzamelen in een geheel.
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Collega’s, ik ben het eens met de verschillende tussenkomsten. Er zijn inderdaad al verschillende initiatieven. Dit is een positief initiatief van de provincie Antwerpen. Collega Rombouts, ik zal vragen aan de Vlaamse diensten die betrokken kunnen zijn om samen te zitten om te bekijken hoe we daarmee aan de slag kunnen gaan. U weet ook dat wij beleidskaders moeten opstellen. We hebben dat ingeschreven in het regeerakkoord. We zijn daarmee bezig. Daar zal naar het einde van het jaar wat meer duidelijkheid over komen. De landbouw zal daar zeker ook aan bod komen. We zullen dat uiteraard daar meenemen, maar we moeten alles wat meer bundelen. Daar ben ik het mee eens.
Collega’s, ik wil ook benadrukken dat er een goed evenwicht moet zijn. Ik begrijp dat de druk op ruimtebeslag natuurlijk groot is, maar ik denk dat het niet de bedoeling is om te zeggen dat we alle hoeves ineens een andere invulling gaan geven. De landbouwactiviteiten hebben hun ruimte natuurlijk ook nodig. Dus we zullen daar met gezond boerenverstand en met een goed evenwicht naar moeten kijken. We zullen dat uiteraard ook in het najaar samen met de sector opnemen in de beleidskaders.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.