Rassenkeuze hoofdmaatregel tegen plaag in bio
De voornaamste maatregel om de aardappelplaag onder controle te houden in de bioteelt, is kiezen voor een ras met een goede plaagtolerantie. Op het biologisch proefbedrijf van Inagro testen we ieder jaar een uitgebreid gamma van aardappelrassen op hun gevoeligheid voor de aardappelplaag. De proefresultaten zijn een belangrijke hulp om een goede keuze te maken in het aanbod. Dit jaar staan ruim 20 rassen in proef. Om de raseigen plaagtolerantie maximaal tot uiting te laten komen, wordt in deze proef niet behandeld met koper of andere middelen tegen de aardappelplaag.
Het seizoen startte traag omwille van de koude meimaand. De regen in juni zorgde voor een uitbundige loofontwikkeling en een weelderig gewas, maar daardoor is ook de knolzetting vertraagd. Ondertussen zijn de omstandigheden voor de aardappelplaag ideaal en is het gevoelige referentieras Agria op het proefbedrijf al zwaar ziek. Het is zeer de vraag of er al een oogstbare opbrengst is gevormd. De resistente rassen daarentegen houden tot nader order goed stand. Met het huidige groeizame weer verwachten we van die rassen een goede oogst. Naast de gekende rassen als Alouette, Carolus, Vitabellea en Connect, zitten in de rassenproef ook heel wat nieuwe beloftevolle rassen voor meerdere segmenten in de markt.
Naast de plaagresistente eigenschappen beoordelen we ook het opbrengstvermogen en de kwaliteit van de rassen. Want uiteraard spelen ook andere criteria mee in de keuze voor een welbepaald ras, zoals de vroegheid, de kookeigenschappen en geschiktheid voor bewaring.
FIWAP en CRA-W hebben in Wallonië gelijkaardige rassenproeven met resistente aardappelrassen. Komend najaar worden de resultaten opnieuw samengebracht in een Belgische ‘lijst robuuste aardappelrassen’. Samen met die lijst wordt ook een code goede praktijk voor resistentiemanagement uitgewerkt. Daarmee geven we vanuit het onderzoek mee uitwerking aan het ‘aardappelconvenant robuuste rassen’ dat de verschillende actoren in de biologische aardappelketen in 2018 hebben afgesloten. De voorbije jaren dreigde de aandacht in de keten de verslappen. 2021 schudt iedereen terug wakker.
Resistentie is geen vast gegeven
Een meer resistent ras beperkt de plaagontwikkeling op het loof. Maar het resistentieniveau bij de rassen is geen vast gegeven, want de schimmel past zich continu aan door mutaties in de genen. Daardoor kan de schimmelpopulatie de bestaande resistentie van een ras geleidelijk doorbreken. Een ras dat zich eerder resistent toonde, kan met andere woorden na meerdere jaren toch terug gevoelig worden. Voor rassenveredelaars is het daarom belangrijk regelmatig het aanbod bij te sturen. Als teler heb je dit niet in de hand, maar toch kan je ook bijdragen om de evolutie van de schimmel te vertragen. Enkele aanbevelingen:
- Volg de resultaten van de rassenproeven goed op.
- Besteed ook bij gebruik een resistent ras aandacht aan preventieve maatregelen: aardappelopslag en uitsorteerhopen vernietigen, perceelskeuze, ….
- Inspecteer het perceel regelmatig op plaag.
Bijkomende maatregelen
Naast een goede rassenkeuze raden we biotelers aan het pootgoed voor te kiemen als plaagmaatregel. Op het biobedrijf is voorkiemen inmiddels een standaardpraktijk waarvan de voordelen al meermaals zijn aangetoond. Lees meer in dit nieuwsbericht.
In de biologische teelt kan je ten slotte ook koper inzetten om het loof te beschermen. De inzet moet gebeuren volgens de maximaal wettelijke hoeveelheid (maximum 6 kg koper / ha / jaar ) en op basis van waarschuwingsberichten (zie Biopraktijk bericht). Middelen met koper zijn echter onder de huidige hoge ziektedruk onvoldoende krachtig om verdere verspreiding in het perceel te voorkomen.