In Vlaanderen is de voorbije decennia een zeer intensieve veeteelt uitgebouwd. Zeker in West-Vlaanderen is de concentratie van vee op een beperkt oppervlak zeer groot. Tegelijk worstelt de sector, als gevolg van deze concentratie, steeds meer met vanuit Europa gedicteerde milieunormen. De laatste jaren is de stikstofneerslag vanuit de lucht op natuurgebieden het hete hangijzer.
Deze stikstofproblematiek is genoegzaam bekend. Een aantal menselijke activiteiten, verbrandingsprocessen van fossiele brandstoffen (in industrie, huishoudens, verkeer), het mengen van vaste en vloeibare mest in stallen en het verwerken daarvan zorgen voor uitstoot van stikstofverbindingen in de lucht.
Deze stikstofverbindingen slaan neer in de natuur en zorgt voor bemesting. Deze bemesting is aanleiding voor een aantal planten om te gaan woekeren en andere te verdrijven. Op deze manier wordt de biodiversiteit ernstig aangetast.
Meer specifiek is er de uitstoot van de verbrandingsprocessen, zijnde stikstofoxiden (NOX). Deze hebben de neiging om zich vrij ver te verspreiden. De uitstoot door de mengmest in de veeteelt is ammoniak (NH3), die de neiging heeft om zich op veel kortere afstand te gaan afzetten op de omgeving.
Vlaanderen moet er voor zorgen via regelgeving (PAS: programmatorische aanpak stikstof) dat deze stikstofneerslag in de natuur significant gaat dalen de volgende jaren. Deze worsteling met de impact van de intensieve veeteelt op het milieu is echter niet nieuw. Op basis van de Europese nitraatrichtlijn uit 1991 zijn vanaf 1996 de opeenvolgende mestactieplannen (reeds 6!) uitgerold.
Overbemesting met dierlijke mest op de akkers had te grote gevolgen voor de waterkwaliteit. De stikstofverbindingen spoelden uit en hadden grote impact op grond- en oppervlaktewater. Via de opeenvolgende mestactieplannen (MAP1 uit 1996, MAP2 uit 1999, MAP3 uit 2007, MAP4 uit 2011, MAP uit 2015 en MAP6 vanaf 2019) werd die schade aan het grond- en oppervlaktewater stap per stap beperkt.
Maar tegelijk was deze manier van werken, om de landbouw steeds meer regels op te leggen en op kosten te jagen, mee oorzaak van een tanende economische slagkracht van de sector. Het komt er op neer dat de landbouw tergend langzaam economisch wordt gewurgd. Maar die sector kreeg wel eerst van diezelfde overheid vergunning na vergunning om dicht bij elkaar te gaan produceren.
Ik hou in deze in eerste instantie een pleidooi voor rechtszekerheid. Dit moet gelezen worden als een aanklacht tegen deze manier van werken. Je kan in verband met de geschiedenis van het MAP-verhaal nog enigszins terecht stellen dat men niet beter wist en dat de aandacht voor milieunormen nog niet op het niveau van vandaag was.
Maar nu weten we toch echt beter. Het kan niet de bedoeling zijn om dat verhaal nu met PAS over te doen. De nefaste gevolgen kennen we nu toch. Boeren op een Kruispunt is een hulporganisatie voor alle boeren en tuinders in nood. Deze organisatie begeleidt boeren bij financiële, economische, maar ook psychologische en sociale problemen. Toch lezen we regelmatig dat de sociale problemen, tot suïcidecijfers toe, in de sector hoog zijn.
De aanzet in de PAS-aanpak van de vorige Vlaamse Regering, met de regeling rond de 5%-norm, doet mij heel erg denken op de manier van werken die gevolgd werd in het MAP. Deze zwakke aanpak die er voor zorgde dat er geen reductie van uitstoot kwam, is er de directe oorzaak van dat de Vlaamse regering nu nieuwe maatregelen moet nemen. Dit na een dwingende gerechtelijke uitspraak. Na PAS1 volgt binnenkort al PAS2, bij wijze van spreken. De trein lijkt al vertrokken.
Gevolgen
Een gevolg is dat er in de sector een groot geloof groeide in technologie. Vastgeklikt in de logica van de stijgende productie en van intensivering is er de spitstechnologie om dit model overeind te houden. Dit model kan overleven als we de milieu-impact van de landbouw wegwerken door technieken te ontwikkelen, dit wordt de landbouwer voorgehouden.
De voorbeelden zijn legio. De mestverwerking bood een deel van de oplossing voor de overbemesting. De emissiearme stallen resulteren in daling van uitstoot van ammoniak in de lucht. De vraag die daarbij onvoldoende beantwoord blijft, is hoe deze spitstechnologie betaald moet worden.
Want we moeten duidelijk zijn. Deze spitstechnologie is niet onlosmakelijk verbonden aan de kweek van varkens of kippen. Deze is alleen noodzakelijk doordat er op een klein oppervlak (West-Vlaanderen) zo veel dieren worden gehouden dat de impact op het milieu moet gecompenseerd worden. Dat wil dus zeggen dat op andere plaatsen in de wereld waar meer plaats is, dit allemaal niet nodig is, omdat het milieu heus wel een en ander aankan. Er is nooit overbemesting door 1 of een paar stallen.
Er is uiteraard niets verkeerd met het ontwikkelen van spitstechnologie, integendeel. Maar als deze technologie er alleen is om de milieuschade te compenseren bij plaatsen van intensieve landbouw is het maar zeer de vraag hoe je nog concurrentieel kan zijn met plaatsen op de wereld waar deze extra kosten niet nodig zijn.
Hier vinden we op vandaag onvoldoende een antwoord op. De kosten om dieren te kweken in West-Vlaanderen zijn alleen maar gestegen door dure mestverwerking, luchtwassers, pijlsnel stijgende grondprijzen, …. De prijszetting op de wereldmarkt houdt daar geen rekening mee.
Je kan je terecht de vraag stellen hoe het mogelijk is dat dit model van intensieve veeteelt zo lang overeind bleef, tegen de achtergrond van dit tanend economisch rendement. De verklaring is dat er in dit model ook winnaars zijn, met name een hele economie die zich geënt heeft op deze West-Vlaamse landbouwer. Een hele economie die er alle belang bij heeft dat die intensivering doorgedreven wordt.
De banken verstrekken leningen (hoe intensiever de landbouw, hoe groter de leningen), studiebureaus schrijven vergunningen en rapporten (hoe meer milieuproblemen, hoe meer werk), stallenbouwers, machineverkopers, veevoederproducenten, slachthuizen, vleesverwerking, eierverwerking, graanhandel, …. Heel deze groep van bedrijven en hun werknemers hebben baat bij meer en steeds meer productie door de landbouwer. Er is zelfs één onderneming in Vlaanderen die dit allemaal doet.
Het wordt voor mij steeds duidelijker dat de landbouwer te vaak absoluut geen winnaar is in dit model. Het lijkt erop dat het langzaam doordrukken van steeds meer maatregelen, opgelegd door Europa, de landbouw net liet overleven met als enig doel de verwerkende keten volop te laten bloeien.
Festival van de toekomst of van het verleden
En dan opent de provincie West-Vlaanderen met veel luister een dakserre van intussen 16 miljoen euro en 8000 m² boven op de veiling in Roeselare. Het provinciebestuur koppelt aan deze opening: “Agrotopia: het festival van de toekomst! “. Dit is een hoogmis van de spitstechnologie in de glastuinbouw. Het geloof in de techniek en grote investeringen als toekomst voor de West-Vlaamse landbouw viert er hoogtij.
In de nieuwe serre zal Inagro via onderzoek en proefprojecten zorgen voor een boost van technologische ontwikkeling in de teelt van groenten. Het gaat hier inderdaad niet over intensieve veeteelt. Maar ook de glasteelt in onze regio met peperdure energie worstelt met grote internationale concurrentie.
Zolang deze onderzoeken zich richten op het opdrijven van opbrengst en reductie van kosten in het algemeen, kan dit toch een goed verhaal worden. Het is de vraag in hoeverre het zich opnieuw gaat toespitsen op het compenseren van een milieuprobleem of andere omstandigheden inherent verbonden aan onze regio.
Je kan er van uitgaan dat onder andere de milieu-impact van glastuinbouw hier door onderzoek verder kan afgebouwd worden, energiekost en CO2-uitstoot, substraten, bestrijdingsmiddelen, waterverbruik,…. Er zal in vele gevallen wel vooruitgang worden geboekt. Daar twijfelt niemand aan.
Maar bij mij blijft de vraag hoe deze dure spitstechnologie en zeer hoge investeringen terugbetaald kunnen worden als er regio’s zijn waar deze milieu-impact niet moet gecompenseerd worden. Waar bijvoorbeeld van nature voldoende water aanwezig is, de energie goedkoper is, of waar het klimaat productie toelaat in open lucht.
Of dit ‘een festival van de toekomst’ wordt, dat zal de tijd uitwijzen. De kans dat deze hoogmis niet meer zal zijn dan een zoveelste opstoot van dit intensieve model is naar mijn mening reëel.
We stellen in elk geval vast dat het aantal landbouwers dat een andere weg bewandeld toeneemt. Directe afzet via allerlei kanalen en van allerlei producten die al dan niet verwerkt zijn, het toenemend areaal van biologische landbouw, …, zijn in deze kenmerkend.
Je kan je zeker de vraag stellen of dit niet veel meer het echte festival van de toekomst zou kunnen zijn?
Motie aan de Vlaamse Regering
Ik vond het nodig om een initiatief te nemen in onze West-Vlaamse provincieraad in het kader van deze problematiek rond stikstof en landbouw. En meer in het algemeen ook mijn bezorgdheid te uiten over de toekomst van de sector in West-Vlaanderen. Het goedkeuren van een motie, gericht aan de Vlaamse Regering, over alle partijen heen was het resultaat.
Dit initiatief is ingegeven door mijn vrees dat wat hangende is meer impact zal hebben in West-Vlaanderen dan op andere plaatsen in Vlaanderen. Er is een sterk verband tussen deze stikstofproblematiek en de uitstoot van ammoniak in de lucht. Deze wordt veroorzaakt door de varkens, kippen en runderstallen, ook in West-Vlaanderen.
Als je weet dat in West-Vlaanderen meer dan 50% van alle Vlaamse varkens worden gekweekt en daarnaast ook nog het meest aantal kippen en runderen van alle provincies, is het zonneklaar dat wij als provincieraad alle recht hebben om een stem te laten horen vanuit onze provincie. West-Vlaanderen telde in 2018 zo’n 3,30 miljoen varkens, 12,3 miljoen kippen en 365.000 runderen. Goed voor respectievelijk 56, 35 en 31 procent van het Vlaamse cijfer.
Na mijn voorstel van motie in juni is samen met de andere partijen een tekst tot stand gekomen die zich laat samenvatten in vier krachtlijnen als een pleidooi voor rechtszekerheid voor de landbouwers, effectiviteit van genomen maatregelen in alle sectoren, gerichte ondersteuning voor getroffen landbouwbedrijven en een oproep om de zaak niet meer op de lange baan te schuiven.
Wim Aernoudt
Provincieraadslid West-Vlaanderen