Op 4 oktober organiseerde B3W het laatste thematisch uitwisselingsmoment (TUM) van een vierdelige reeks ‘Efficiënt bemesten in aardappel’. Geïnteresseerde landbouwers en begeleiders van B3W kwamen hiervoor samen bij landbouwer Pieter-Jan Delbeke en bespraken de gevolgde bemestingsstrategieën en de analyseresultaten van de stikstofbodemstalen genomen voor en tijdens de aardappelteelt, en toetsten deze af aan de eindopbrengst en het nitraatresidu.
Verlaag je basisbemesting
Een efficiënte bemestingsstrategie in late aardappelen start met het verlagen van de basisbemesting. Aan de start van het groeiseizoen zijn de invloeden van het weer en de verwachte N-levering uit verschillende bronnen (zoals de oogstresten van de voorteelt, de organische bemesting, de bodem…) moeilijk te voorspellen. Door de bemesting aan het begin van het groeiseizoen te verlagen tot 70% van de geplande bemesting kan je in de loop van het groeiseizoen, via bijbemesting, nog inspelen op de werkelijke N-levering uit de voornoemde bronnen en op de voorbije weersomstandigheden. Het verlagen van de basisbemesting en bijbemesten na advies tijdens de teelt is van groot belang bij late aardappelen.
Bij vroege aardappelen is het fractioneren van de bemesting niet haalbaar. Daarom raden we aan om bij vroege aardappelen te vertrekken van een stikstofbemestingsadvies (net) voor het poten om beredeneerd te bemesten.
Bij landbouwers Pieter-Jan, Bjorn, Xavier, Thibault en Guido, die meewerkten aan de TUM ‘efficiënt bemesten in late aardappelen’ gedurende het voorbije seizoen, varieerde de basisbemesting in de adviezenvan 123 tot 160 kg N/ha. De verschillen in advies zijn te wijten aan het verschil in stikstofbodemvoorraad, aan de verwachte stikstoflevering uit de voorgaande teelt, aan de verwachte stikstoflevering via organische bemesting en aan de verwachte stikstofvrijstelling uit mineralisatie van organische koolstof. Hoe hoger het koolstofgehalte, hoe meer mineralisatie immers verwacht kan worden. Alle landbouwers vulden dit basisadvies in met dierlijke mest, al of niet gecombineerd met ammoniumnitraat of vloeibare stikstof.
Bij Pieter-Jan werden 4 percelen Challenger opgevolgd. Bij de staalname voor planten bleek dat percelen 1 en 4 een advies in één fractie kregen, terwijl percelen 2 en 3 een opgesplitst advies in 2 fracties kregen, omdat het totale advies hier hoger was. Tabel 1 geeft weer hoe groot de eerste en tweede fractie is per perceel.
Pieter-Jan diende op alle percelen echter dezelfde basisbemesting toe van 140 kg werkzame stikstof per ha door toepassing van 170 kg N/ha uit varkensdrijfmest en 150 kg ammoniumnitraat/ha.
Bemest bij na advies
Stalen voor bijbemesting werden bij alle TUM-boeren genomen wanneer het aardappelloof van de planten een doorsnede van ongeveer 10-15 cm heeft bereikt. Normaal gezien is dit wanneer de planten ongeveer 2 weken boven staan. Door het koude voorjaar moesten we dit jaar echter enkele weken langer wachten (normaal is dit ongeveer 6 weken na het planten). Door het staal op het juiste moment te nemen worden de weersomstandigheden en de N-vrijstelling uit de verschillende bronnen (onder andere werkelijke vrijstelling uit dierlijke mest en uit bodemorganische- stof) zo goed mogelijk in kaart gebracht. Daardoor kan een zo correct mogelijk bijbemestadvies gegeven worden en heeft de teler nog genoeg tijd om de bijbemesting uit te voeren. Dit maximaliseert de kans op een goede opbrengst, en tegelijk een laag nitraatresidu.
De aanwezige aardappeltelers op het TUM waren verrast dat de nieuwe bijbemestadviezen (bij een plantdiameter van 10-15cm) soms duidelijk afweken van de geadviseerde tweede fractie bij het bemestingsadvies vóór het planten.
Percelen die toen enkel een basisbemesting nodig hadden, hadden nu nog steeds geen bijbemesting nodig. Perceel 3, dat bij de staalname in maart nog een bijbemesting geadviseerd kreeg, had dit nu (eind mei/juni) echter niet meer nodig.
Op basis van deze verfijnde bijbemestingsadviezen moest Pieter-Jan enkel nog op perceel 2 een bijbemesting uitvoeren (zie tabel 2), en was er een besparing van 24 kg N/ha op perceel 3. Pieter-Jan koos ervoor om op perceel 2 eenmalig 30 kg N/ha via het blad toe te dienen.
Tijdens het TUM hadden de aanwezigen snel een consensus: een staal voor bijbemestingsadvies draagt bij tot het verfijnen van de bemesting voor de aardappelen indien de basisbemesting werd beperkt. Bij late aardappelen neem je dus beter een staal na opkomst dan een staal vóór het planten. Het TUM ‘Bijbemesten in aardappel, hoe doe ik dat?’ op de website (b3w.vlaanderen.be) geeft je meer uitleg hoe je kan bijbemesten in aardappelen.
De bijbemestingstrategie voor late aardappelen is dus: neem voor het planten geen staal, je mag er altijd vanuit gaan dat de basisbemesting maximaal 150 à 160 kg stikstof/ha zal zijn en nooit hoger, maar soms wel lager. Neem een staal als de plant een doorsnede heeft van 10-15cm om zo een verfijnder bijbemestadvies te krijgen. Is het bijbemestadvies 0, bekijk dan of je de basisbemesting het volgende jaar wat kan laten zakken.
Nitraatresidu
Pieter-Jan heeft zijn 4 percelen met 170 kg dierlijke stikstof/ha en 150 kg ammoniumnitraat/ha bemest. Enkel perceel 2 had uiteindelijk nog een bijbemesting van 43 kg stikstof/ha nodig. Alle percelen behaalden een goede opbrengst (55 ton/ha). De aardappelen werden pas in oktober geoogst, maar eind september werden al nitraatresidustalen genomen. Op de percelen van Pieter-Jan varieerde het residu tussen 89 en 109 kg NO3-N/ha (zie tabel 2), wat iets boven de eerste drempelwaarde is. Na de oogst werd er nog op alle percelen Japanse haver ingezaaid.
Conclusie
Een verlaagde basisbemesting in combinatie met een bijbemeststaal 2 weken na opkomst zorgt voor een optimale opbrengst met een minimale stikstofgift.
Een verlaagde basisbemesting in combinatie met een bijbemeststaal 2 weken na opkomst zorgt voor een optimale opbrengst met een minimale stikstofgift. - Foto: B3W
Een basisbemesting van 140 eenheden werkzame stikstof/ha was op alle percelen van Pieter-Jan voldoende. Ingeval een rijke voorvrucht, zoals bloemkool, kon dit zelfs nog iets lager en was hoogstwaarschijnlijk de gift dierlijke mest voldoende.
Het volgende seizoen zal Pieter-Jan deze ervaring meenemen en percelen met een voorvrucht bloemkool minder bemesten voor zaaien en planten. Op basis van de tussentijdse staalname in juni kunnen we stellen dat het perceel met ingewerkte bloemkool als voorvrucht 40-80 eenheden hoger zat dan de percelen vlas + groenbedekker en spinazie + boon.
De aanwezigen op het TUM concludeerden dat ze niet bang mogen zijn om de basisbemesting (nog) te verlagen, want de nitraatevolutie in de bodem blijft voor een stuk onvoorspelbaar. Door bij te bemesten op basis van een staal kan je goede resultaten behalen. Zo kunnen ze de stikstofgift beperken en een lager nitraatresidu bekomen.
Anneline Brouckaert, StanyVandermoere, Bram Van Nevel en Brecht Catteeuw (B3W)
Interesse in TUM’s in aardappelteelt?
B3W bedankt Pieter-Jan, Xavier, Guido, Joris, Bjorn en Thibault, onze gedreven aardappeltelers die graag met jullie hun ervaringen deelden tijdens de verschillende TUM’s. Volgend jaar plant B3W opnieuw verschillende TUM’s in de aardappelen.
Meer weten? Begin december gaat hetzelfde, afsluitende TUM van de aardappelreeks nog eens door in Kruisem. Heb je interesse? Hou dan onze evenementenpagina in het oog of mail naar stany.vandermoere@b3w.vlaanderen.be.
Wil je graag alle analyseresultaten zien van de verschillende percelen? Ga dan naar de presentatie van het thematische uitwisselingsmoment ‘Hoe was het aardappelseizoen en tips voor volgend seizoen’ van maandag 4 oktober. Voor meer informatie kun je contact opnemen met brecht.catteeuw@b3w.vlaanderen.be.
Wil je ook graag een thematisch uitwisselingsmoment bijwonen of wil je graag meer weten over aardappelen? Surf dan naar de B3W-webpagina (b3w.vlaanderen.be), schrijf je in en word lid van de groep ‘aardappel’ (kies in het keuzemenu ‘groepen’ en kies hier de groep van uw interesse ‘aardappel’), of hou onze evenementenpagina in de gaten.