De voorzitter
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
Voorzitter, bedankt voor de kans om deze vraag ook te stellen in deze commissie. Ik had een vraag gesteld aan minister Weyts en aan minister Crevits, aangezien de Pano-reportage gericht was op dierenwelzijn in kippenkwekerijen. Vermits op een landbouwbedrijf heel wat zaken samenkomen, moeten we bekijken hoe we met de sector stappen voorwaarts kunnen zetten. We moeten ook in hun voordeel kunnen denken, om hen kansen te geven om een toekomst uit te bouwen.
In de Pano-reportage was te zien dat het bewustzijn rond dierenwelzijn is toegenomen. Ik denk dat we dat allen duidelijk ervaren. Vlaanderen staat eigenlijk ook wel ver op het vlak van dierenwelzijn bij landbouwdieren. Zo worden pluimveehouders regelmatig onderworpen aan controles door de dienst Dierenwelzijn. Er zijn ook verschillende controles vanuit het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV), dat is ook heel duidelijk gebleken in de Pano-reportage. Toch lijkt het dat de winkelketens en de consumenten vandaag vragende partij zijn om nog meer ingrepen te doen op vlak van, onder andere, dierenwelzijn. De reportagemakers stelden ook dat de consument bereid zou zijn om hiervoor meer te betalen. Dat was althans wat de Pano-reportage in beeld bracht, bij de vraagstelling.
Enkele winkelketens kondigden vorige zomer aan om vanaf 2026 strengere regels te willen hanteren voor kippenvlees. Concreet zou het gaan over de toepassing van het ‘Better Chicken Commitment’. Dat engagement richt zich op verschillende pijlers: er zou gewerkt worden met natuurlijk licht, en er moeten strobalen en zitstokken aanwezig zijn. Er zou ook een lagere stalbezetting toegepast worden, en men zou gebruik maken van andere rassen, namelijk trager groeiende kippen.
Daarnaast werd ook in beeld gebracht dat pluimveehouders zelf ook vaak al initiatieven nemen. Er werd verwezen naar een pluimveehouder die de eieren in de stal zelf laat uitbroeden, waardoor transport van kleine kuikens niet meer nodig zou zijn, wat gepaard gaat met minder stress voor de dieren.
De reportage focuste ook op geïmporteerd vlees. Dit zou aan heel wat lagere normen rond kwaliteit en dierenwelzijn moeten voldoen. Althans, de controle daarop is heel wat minder. Het blijkt ook dat, als er controle gebeurt, er meer overtredingen zijn qua voedselkwaliteit en besmettingen dan bij ons Belgisch of Vlaams vlees.
Het is dan ook, zeer terecht, een grote bekommernis van de landbouwers dat ze economisch moeten opboksen tegen dat geïmporteerd vlees. Alhoewel uit de reportage naar voren komt dat men meer wil betalen, zijn de landbouwers erover bezorgd of ze effectief die meerprijs kunnen krijgen. Een aantal extra eisen zorgen ook duidelijk voor extra kosten.
Vandaar dat ik een geïntegreerde vraag heb bij deze stelling, minister.
Klopt de stelling dat de consument bereid is om meer te betalen voor vlees dat voldoet aan hogere eisen inzake dierenwelzijn?
Wat is uw standpunt over het opleggen van bovenwettelijke normen vanuit de retailsector? We kennen allemaal het ketenoverleg. Daar wordt in overleg gegaan binnen de hele keten, om te zien hoe de toekomst verder kan uitgebouwd worden. Bij deze mijn vraag: wordt deze manier van werken ook besproken binnen het ketenoverleg? Welke signalen ontvangt u over deze manier van werken vanuit de sector? Daarmee bedoel ik zowel de retail als de landbouwsector.
Hoe kunt u garanderen dat de landbouwer een correcte prijs krijgt voor zijn product, al dan niet bij het opleggen van bovenwettelijke normen op het vlak van dierenwelzijn en/of duurzaamheid? Ik spreek u in deze aan als minister, maar ik bedoel daarmee ook: worden daarover garanties gegeven binnen de keten? Staat het opleggen van hogere eisen niet vaak haaks op het feit dat de retail heel graag reclame maakt voor de laagste prijs?
Mijn laatste vraag: bent u bereid om in dialoog te gaan met het federale niveau inzake de kwaliteitseisen voor het op de markt brengen van geïmporteerd vlees? We moeten vaststellen, zoals de reportage aangaf, dat ook daarmee de concurrentie moet aangegaan worden. Als er hier hoge eisen zijn, dan is het belangrijk dat wie die ook ten opzichte van geïmporteerd vlees kunnen stellen.
De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (CD&V)
Mijn vraag gaat inderdaad meer over het tweede aspect dat collega Rombouts kort aanraakt: salmonella in bereide producten met ingevoerd kippenvlees. In dezelfde Pano-reportage bleek dat een op de twintig producten met kippenvlees of kalkoenvlees die getest worden in de winkel besmet zijn met salmonella.
In 2021 testte het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) 291 producten met kippen- en kalkoenvlees uit de supermarkt. 19 daarvan – dat is 6,5 procent – bleken positief te testen op salmonella. Salmonella is wellicht bekend in de commissie, maar voor de kijkers thuis: dat is een bacterie die zich kan nestelen in de darmen van pluimvee. Het gaat om een stijging van 4 procent ten opzichte van 2020.
De Pano-reportage toonde dat verwerkte kippenworst uit het diepvriesvak van een supermarkt besmet was. In 2020 en 2021 samen blijkt een op de twintig van de geteste producten, dat is 5 procent, met kippenvlees of kalkoenvlees in de winkel aangetast door salmonella. Niet alle types salmonella die worden vastgesteld bij kippen zijn gevaarlijk voor de mens. Dat was wel het geval bij het type in de kippenworst van de betrokken supermarkt.
De kippenworst van de bewuste supermarkt die positief bleek te testen op salmonella, bevatte vlees dat gekweekt en geslacht werd in Polen. Volgens het FAVV is het net aan Polen zelf om dat vlees te controleren. Ik citeer het voedselagentschap: “Elk voedingsbedrijf in Europa moet zich aan dezelfde regels houden. De controles zijn de bevoegdheid van de lidstaten. Die lidstaten worden dan weer gecontroleerd door de Europese Commissie.”
Ons land is gekend – en terecht – voor zijn hoge gezondheidseisen op het vlak van voeding. Maar blijkbaar nemen niet alle lidstaten het even nauw met de gezondheidseisen.
Minister, op welke wijze wilt of kunt u een gelijk speelveld waarborgen voor de pluimveekwekerijen binnen de Europese Gemeenschap?
Wordt of werd dit thema besproken op de Europese Landbouwministerraad? Zo ja, met welke conclusies? Zo nee, kan dit op de agenda geplaatst worden?
Welke mogelijkheden ziet u om de consumenten nog meer te stimuleren om lokaal te kopen? Op welke wijze zou u dit willen aanpakken?
Is het niet wenselijk om ook de retail sterker te wijzen op haar medeverantwoordelijkheid in het ondersteunen van lokale producenten? Zo ja, op welke manier?
Treft u als minister nog andere maatregelen om een meer gelijk speelveld te creëren voor de productie van zowel binnenlandse als buitenlandse producten?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Dank u wel collega’s voor de geëngageerde vragen. De stelling dat onze consumenten bereid zijn om meer te betalen voor verhoogde productiestandaarden klopt maar voor een stukje. Uit kwantitatief onderzoek van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) blijkt dat de helft van de mensen aangeeft bereid te zijn om een meerprijs te betalen voor vlees dat op een milieuvriendelijke manier geproduceerd is. Dat impliceert dus dat de andere helft niet bereid is om daar meer voor te betalen. Maar een even belangrijke vaststelling in het onderzoek is dat zij die aangeven wél bereid te zijn meer te betalen, dat niet altijd in de praktijk brengen. Ik heb u al vaak het verschil uitgelegd tussen de consument en de burger die vindt dat alles duurzaam moet zijn, maar die zich als consument soms ook om gedwongen, budgettaire redenen niet gedraagt zoals hij in zijn hoofd denkt dat de burger zich moet gedragen. De keuze die een consument finaal maakt wordt toch vooral bepaald door verschillende andere factoren zoals de prijs, het gemak, het uitzicht, de verpakkings- en houdbaarheidsdatum, het soort versnijding, enzovoort.
Wat betreft de tweede vraag: de retailers die bovenwettelijke eisen opleggen aan hun leveranciers doen dat om zich te onderscheiden in de markt of om in te spelen op een maatschappelijke vraag. Door de sterke concentratie hebben retailers de voorbije decennia aan marktaandeel en marktmacht gewonnen. Hierdoor kunnen zij zowel het consumentengedrag als het gedrag van hun leveranciers in zekere mate beïnvloeden of sturen.
Het lijkt me beter om dit in onderlinge dialoog te doen, dan eenzijdig eisen of normen op te leggen. Een ketengedragen benadering verdient altijd de voorkeur. Een mooi voorbeeld hiervan is de omschakeling naar parkhuisvesting bij konijnen, waar de producenten, slachterijen, retail en dierenrechtenorganisaties naar een oplossing zochten voor de kooihuisvesting van deze dieren. Uit deze samenwerking volgde een nieuwe dierenwelzijnswetgeving voor konijnen waarmee Vlaanderen voortrekker is in Europa.
Op vlak van het Better Chicken Commitment liet de voorzitter van de Landsbond Pluimvee noteren dat een grote Vlaamse retailer, Colruyt, de intentie heeft om dit in overleg met de sector te willen doen, waardoor er vertrouwen kan groeien dat dit op een zodanige manier kan verlopen dat het ook de leveranciers ten goede zal komen.
In elk geval ben ik groot voorstander van dergelijk interprofessioneel overleg.
Voor kippen liggen de meerkosten vooral in de lagere bezetting, de trager groeiende dieren, de hogere voederkost en de extra investeringen. Dit zou, voortvloeiend uit een Nederlandse studie, neerkomen op een kostprijsverhoging van zo’n 20 procent. Vanuit deze vaststelling kan er dan onderhandeld worden met de afnemer over de prijs die minimaal betaald moet worden om de investeringen die gepaard gaan met deze extra eisen te compenseren.
In Vlaanderen kiezen we ervoor om de marktwerking een zekere vrijheid te geven. Dat lijkt me ook de meest gezonde situatie. Desalniettemin is het cruciaal voor een duurzame productie en consumptie dat bijkomende voorwaarden en hogere standaarden ook een degelijke vergoeding moeten krijgen. Samen met mijn federale collega, minister Clarinval bekijk ik dan ook hoe we de transparantie inzake prijsvorming doorheen de agrifoodketen kunnen verbeteren. Een transparante prijsvorming is namelijk een fundamentele voorwaarde om de verschillende partijen op een gelijkwaardige wijze te laten handelen.
Daarmee wil ik ook aangeven dat, naast de wettelijke mogelijkheden die we kunnen onderzoeken, het de retailers ook zou sieren om hun verantwoordelijkheid op te nemen. Prijspromoties bijvoorbeeld, kunnen onderdeel zijn van een ondernemingsstrategie. Maar ook hier is het belangrijk dat voeding niet als waardeloos beschouwd wordt. Een degelijke prijs die de reële waarde ook vertegenwoordigt, moet de logica zijn.
Wat betreft de vragen over het gelijke speelveld: de discussie over de importvoorwaarden voor voedsel uit derde landen hebben we hier al vaak gevoerd. Ik kan enkel herhalen dat dit niet in de handen van Vlaanderen of België ligt, maar mondiaal geregeld is door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Die afspraken hebben pro’s en contra’s, daar moeten we niet flauw over doen.
Op het vlak van productnormen, dus de eigenschappen van het eindproduct, gelden in beginsel dezelfde criteria als voor producten die binnen de eigen markt zijn geproduceerd. Als een product niet voedselveilig is, bijvoorbeeld residuen bevat van substanties die de EU zelf verbiedt, mag het de interne EU niet binnen. Dat wordt gesanctioneerd en gecontroleerd aan de buitengrens door de nationale voedselwarenautoriteiten, bij ons het FAVV.
Salmonella is in dat opzicht niet op de raad besproken geweest en staat ook niet geagendeerd. Op de landbouwraad worden in principe geen individuele casussen van contaminatie besproken, maar dat weten jullie. De geldende EU-regels zijn duidelijk en het takenpakket van de nationale voedselwarenautoriteiten is dat ook. Wat wel besproken wordt, is de herkomstbenaming op voedingsproducten. Los nog van de discussie of zo’n benaming al dan niet verplicht dient te worden, is het wel uitermate belangrijk dat voedingswaren die onder een Belgisch vlaggetje verkocht worden, ook daadwerkelijk van onze eigen landbouw afkomstig zijn.
Op het vlak van productienormen, de manier waarop een product in een derde land wordt gemaakt, is er geen gelijk speelveld gewaarborgd door de overheid. Producenten van kippenvlees in derde landen hoeven niet aan dezelfde dierenwelzijnsnormen te voldoen als de Europese producenten. Het gaat dan over normen rond milieu, natuur, klimaat, werk, enzovoort. Het is voor mij absoluut belangrijk dat de normen waaraan geproduceerd wordt ook in acht genomen worden. Zeker als retailers bijkomende, bovenwettelijke eisen stellen aan Vlaamse producenten, verwacht ik een uniforme houding ten aanzien van geïmporteerde producten.
Via het charter ‘Voedsel verbindt boer en burger’ ten slotte, hebben we de ambitie om de voorkeur voor lokale voeding te bestendigen en te versterken. Het charter wakkert de fierheid voor lokale voeding aan, wil de herkenbaarheid ervan verhogen en stimuleert zowel de consument als de professional om bewust te kiezen voor producten van bij ons. Dit charter past binnen de Vlaamse voedselstrategie die ik in november 2022 zal lanceren tijdens onze eerste grote Vlaamse voedseltop.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is ook geduid dat de markt op zich toch complexer is dan we misschien inderdaad in eerste instantie interpreteren als we de Pano-reportage zien. Een burger stelde voor de camera: als ik de vraag letterlijk krijg, ben ik bereid om daar meer voor te betalen. Mensen beantwoorden die vraag vaak positief, maar de realiteit blijkt toch anders als we vervolgens de controle zouden doen aan de winkelkar als ze buitenkomen.
Dat is wel een probleem. Op die manier komt de marktsturing niet overeen met datgene waarvan althans wij willen dat er maatschappelijk meer aandacht voor zou moeten of kunnen zijn. Als we meer eisen stellen, dan zou daar inderdaad ook een correcte, zijnde een hogere, prijs tegenover moeten staan.
Minister, u geeft duidelijk aan dat we de garantie dat die meerprijs van de burger zal komen, niet dadelijk zullen hebben, dat dat niet evident is. De retailsector heeft dus een cruciale positie. De retail is inderdaad sterker geworden de afgelopen jaren. Ik heb de indruk dat die nu eenzijdig extra eisen gaat opleggen of vragen. U geeft aan dat het de sector zou sieren dat ze dat in overleg zou doen en dat ze daar ook een correcte prijs voor zou betalen. Zeer terecht stelt u ook meer te willen inzetten op prijstransparantie, zodat we weten hoe die prijsvorming gebeurt. Ik wil echter toch nog eens vragen in welke mate dat tot nu toe specifiek wat de kippen betreft al onderdeel is geweest van het ketenoverleg. Bent u daarvan op de hoogte? Zal dat ook daar nog worden besproken? Waait daar een gunstige wind, zodat de sector daar inderdaad correcte prijsafspraken over zou maken, wat hem zou sieren?
U stelt ook zeer terecht dat, indien er eisen worden gesteld ten aanzien van de Vlaamse producten die in de winkelrekken liggen, die ook zouden moeten worden gesteld ten aanzien van geïmporteerde producten, althans als de retailsector zichzelf ook au sérieux neemt. Heeft men ook dat element al kunnen bespreken in het ketenoverleg? Ervaart u dat er mogelijkheden zijn om ook daarover afspraken te maken?
De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (CD&V)
Minister, dank u voor uw antwoord. U hebt een aantal keren verwezen naar dat gelijke speelveld. Voor veel pluimveehouders, en voor land- en tuinbouwers in het algemeen, is dat ontbreken van een gelijk speelveld toch wel een doorn in het oog. Op heel wat vlakken worden hun eisen opgelegd, maar zij zien dan dat er via andere kanalen in dezelfde winkelrekken producten terechtkomen die niet aan die eisen moeten voldoen. Er is één eis die we nooit mogen prijsgeven, één parameter die we altijd moeten blijven vooropstellen, namelijk onze strenge normen op het vlak van volksgezondheid en veilig en gezond voedsel. Dat lijkt me cruciaal voor Vlaanderen, maar bij uitbreiding ook voor onze Europese land- en tuinbouwsector. Ook al kunnen de heel specifieke detectiedossiers niet op de agenda komen, toch hoop ik dat dat het onderwerp blijft van de besprekingen op de Europese landbouwministerraad, dat die controles goed worden uitgevoerd en dat we er ook op mogen vertrouwen dat die controles worden nageleefd.
Ik heb geen bijkomende vragen. Nogmaals dank voor uw antwoord.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Collega’s, bedankt voor de vragen naar aanleiding van die Pano-reportage. (slechte geluidskwaliteit)
Ik verwijs naar het voorbeeld van het kippenbedrijf dat inzage gaf in zijn werking. Dat is een gezond bedrijf van mensen die met veel respect met hun dieren omgaan en die terechte bezorgdheden hebben geuit, bijvoorbeeld over dat ‘level playing field’. We hebben het ook vorige week daarover gehad in de commissie, naar aanleiding van de briefing over de Europese raden. We hebben ook gehoord over de retail en de rol daarvan, over de prijs voor de boer, over de bijkomende eisen die men stelt en die vaak nog verder gaan dan dat commitment waarover men nu spreekt. Daar staat dan echter geen vergoeding tegenover. Althans, tot op vandaag is dat niet het geval. Dat is een groot probleem.
Ik heb toch nog een ander punt. Dat betreft het puur ethische. Je hebt al die randvoorwaarden. De mensen werken op de best mogelijke manier met de best mogelijke zorg voor hun dieren, maar ik denk dat het een medewerker was van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) die zei te denken dat in dezen ethische grenzen overschreden zijn.
Dat gaat over hoe kippen zijn gevormd, genetisch, om uiteindelijk nog te dienen als een soort substraat waar kippenborsten aan hangen. Dat kan je echter amper nog een kip noemen. Die zijn in staat om zes weken te leven, en daarna moeten die worden geslacht. Die zijn te zwaar, die vertonen allerlei gebreken, die zakken door hun poten, krijgen breuken aan het borstbeen. We kennen al die verhalen. Dat heeft niks te maken met de zorg van de landbouw. Dat heeft niks te maken met de manier waarop de mensen werken. Dat heeft louter te maken met een compleet doorgeschoten industrialisatie, optimalisering in die sector.
Minister, hoe kijkt u naar zoiets, ook als christendemocrate? Ik heb daar persoonlijk problemen mee. Ik vind echt dat dat niet thuishoort in een beschaafde samenleving. We hebben die discussie een tijdje geleden ook al eens gehad over de kalkoenen, denk ik. Ik heb het daar echt moeilijk mee. Natuurlijk is het een kwestie van rendement en van prijzen, maar er zijn toch bepaalde grenzen die we niet zouden mogen overschrijden. Ik ben het eens met de medewerker van ILVO – ik ben zijn naam nu eventjes kwijt – die daar toch ook vragen bij had. Je ziet inderdaad de trend naar het verlengen van de levensduur, weliswaar met een week, maar naar ons gevoel zijn we toch grenzen aan het overschrijden. Dat staat toch in schril contrast met de wet op het dierenwelzijn, waarover we het vaak hebben en waar men nu de straffen heeft verstrengd. Dan hebben we het over de slechte behandeling van honden die in een bench zitten en zo. Als je dan kijkt naar de veehouderij... Dat is het punt wat ik eigenlijk wil maken: alle respect voor de mensen die daarin zitten...
De voorzitter
Collega Steenwegen, u bent weggevallen. Uw micro is plots uitgezet.
Chris Steenwegen (Groen)
Voorzitter, geen probleem. Ik was toch in herhaling aan het vallen. Voor mij is het dus een ethische kwestie.
Minister, hoe ervaart u dat? Ik vind dat toch een belangrijke discussie. Waarheen willen we met zo’n sector? Alle andere dingen van de collega’s steun ik: het ‘level playing field’, de correcte vergoeding voor de boeren. Ik denk dat we het daar allemaal over eens zijn.
De voorzitter
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Sofie Joosen (N-VA)
De corona-epidemie heeft de sector natuurlijk geen goed gedaan. De vogelgriep uiteraard ook niet. Toch zien we dat de Vlaamse pluimveehouderij een sector is die volop blijft investeren. De sector doet heel wat investeringen in duurzaamheid, heel wat investeringen op het vlak van dierenwelzijn. Die Vlaamse pluimveesector doet momenteel enorm veel inspanningen. Dat wou ik toch wel eventjes kwijt. Die reportage heeft ook aangetoond dat Vlaams vlees de beste garantie op voedselveilig vlees blijkt. Dat is toch ook iets dat we mogen meenemen uit die reportage.
Die Pano-reportage heeft natuurlijk wel een aantal opportuniteiten getoond die interessant kunnen zijn. Collega Rombouts verwees er ook naar. Bijvoorbeeld het uitbroeden in die stal zorgde voor minder stress bij de vleeskuikens, maar dat heeft natuurlijk ook een impact op de energie en de tijd die de landbouwer daaraan moet besteden. Dat moet dus een doordachte keuze zijn.
Wat de situatie vandaag betreft, door de supermarkten en de consumenten worden er inderdaad meer inspanningen gevraagd op het vlak van dierenwelzijn. Daar zouden ook economische opportuniteiten kunnen liggen voor de sector, maar wat zien we in de praktijk? De landbouwer zelf krijgt geen betere vergoeding voor dat duurzamer en diervriendelijk product. Minister, u geeft de voorkeur aan een ketengedragen benadering. Absoluut, ik denk dat iedereen dat ondersteunt, maar natuurlijk is er op het einde van de rit, als het misgaat, geen stok achter de deur. De jongste maanden hebben we toch een aantal hallucinante campagnes gezien van een aantal supermarktketens. Dat stuit me toch telkens weer tegen de borst.
Bart Dochy (CD&V)
Ik begrijp ook wel heel duidelijk de opmerking van collega Steenwegen over de vraag of dit te ver doorgeslagen is wat selectie betreft. Daarover gaat het hier immers eigenlijk voor een stuk. Dit alles is natuurlijk gedreven door de ‘race tot the bottom’. Men wil zo goedkoop mogelijk vlees. De landbouwer produceert wat wordt gevraagd, bij wijze van spreken. De sector maakt de dieren zoals ze worden gevraagd: zo goedkoop mogelijk, met een optimale, maximale voederconversie.
We zien inderdaad dat er hier en daar – en terecht – vragen bij worden gesteld en dat men de weg terug kiest. Maar dan is de grote vraag: kan dat worden vergoed? Dat is de discussie over de keten, die ook in de varkenssector wordt gevoerd. We hebben daar straks een gedachtewisseling over. De link tussen die tweede sectoren is navenant. Misschien moet men inderdaad ook in de pluimsector even nadenken over een eventueel ketenakkoord in dezen, waarnaar men in de varkenssector aan het evalueren is in het kader van een brancheorganisatie. Misschien is het een idee om de afspiegeling daarvan voor te leggen? Er is natuurlijk nog geen definitief akkoord rond de hele brancheorganisatie. Maar het geeft toch aan dat er gesprekken zijn binnen de sector. De betrokkenheid van de retail is heel belangrijk en die zit er vandaag waarschijnlijk nog niet bij. Het is volgens mij de moeilijkste partner in dit verhaal, diegene die bepaalt wat de consument wil. De consument maakt zogezegd keuzes, maar finaal is het de retail die de keuzes maakt voor de consument en die dan ook aanbiedt.
Minister, is er een afspiegeling mogelijk van de ervaringen die nu worden opgebouwd in de varkenssector?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega’s, ik zal starten met collega Steenwegen. Ik doe dat niet altijd, collega Steenwegen, met u starten. Maar u hebt het over ethische aspect gehad.
Kijk, ik ben zeer blij dat u in uw statement voor deze commissie duidelijk maakt dat dit niet de fout of de verantwoordelijkheid van onze kippenhouders is. Het volledige model moet vanuit een vraagmarkt in staat zijn om duurzamer te werken. Dat is mijn eerste punt. Ik vind uw statement correct en zeer belangrijk. Want vaak wordt alle schuld bij de boer gelegd, maar dat mogen we in dezen niet doen.
Ten tweede, het klopt dat de genetische evolutie in de voorbije decennia heeft geleid tot kippen die superefficiënt vlees aanmaken. Maar dat gaat gepaard met neveneffecten inzake het welzijn van het individuele dier.
U zegt dat er grenzen worden overschreden. Ik voel dat ook zo aan. Ik voel echt aan dat er grenzen worden overschreden.
Maar ik zou een andere opmerking willen maken. Vindt u het ethisch dat wij toelaten dat voedsel aan dumpingprijzen wordt aangeboden en dat daardoor de waarde van voedsel nagenoeg tot nul wordt herleid? Ik vind dat er op dat vlak ook grenzen worden overschreden, tot in het onfatsoenlijke. En dat is de reden waarom ik nu zulke inspanningen doe, ook om dat ketenoverleg – straks gaat het over de varkens – te stimuleren, maar ook om dat level playing field in Europa op orde te krijgen. Ik word kwaad wanneer ik Europese commissarissen hoor zeggen dat ieder land zijn plan moet trekken. Zo gaan we naar een situatie waarin het ene land die dierenwelzijnsnormen vooropstelt en het andere land niet. En hoe wordt er dan onderhandeld? Als we niet meedoen met de ‘race to the bottom’ dan halen ze de kippen wel van elders, waar het wel kan. Ik vind dat onbetamelijk, ook binnen de gedachte van een Europese Unie.
En dat verhindert, collega’s, dat we met z’n allen betekenisvolle stappen vooruitzetten, maar zorgt er ook voor dat de landbouwers uit elkaar worden gespeeld en dat diegenen die duurzaamheidsstappen zetten daar dan nog eens beleidsmatig het slachtoffer van zijn. Want er wordt nul in ruil gegeven voor de inspanningen die worden gedaan.
Ik vind dat dit niet kan. Die ‘race to the bottom’ moet stoppen. We kunnen de redenering ook omdraaien en beginnen bij de rol van de consument. Het gaat ook over de plaats die de consument geeft aan voeding in zijn bestedingspatroon. De voorzitter zei dat de retailers eigenlijk bepalen wat we eten en wat het aantrekkelijkste is. Die dumpingprijzenpolitiek is nefast voor ons voedselbeleid.
Collega’s, ik wil iedereen erop wijzen dat ik al herhaaldelijk het statement heb gemaakt dat het voor mij van belang is dat we naar een meer gevarieerd eiwitaanbod evolueren: minder maar meer kwalitatieve eiwitten op alle vlakken. Dat betekent dus ook dierlijke producten en ook meer lokale – met de nadruk op lokaal – plantaardige eiwitten. Daar ligt echt nog een markt voor ons. Als we het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) nog goed laten investeren in innovatie, denk ik dat er daar een mooie toekomst is. Die lijn is voor mij uitermate belangrijk. Zowel onze veehouders als onze akkerbouwers zetten daarop in. We moeten daar vanuit het beleid echt toekomstigbestendige hefbomen voor voorzien.
Dus die rol van de consument is belangrijk. Het is de rol van het beleid om de consument correct te informeren en te sensibiliseren, dat is belangrijk zodat die reflex voor lokale en duurzame producten toeneemt. Ik ga heel breed in de benadering omdat het een monster is met vele tentakels waar de boer op dit ogenblik slachtoffer van is en waardoor hij gesqueezed wordt langs twee kanten. Ik vind dat onze boeren dat niet verdienen.
Om op de vraag over de concrete zaken over de volksgezondheid te antwoorden kan ik het volgende zeggen. De concrete zaken in verband met volksgezondheid worden besproken op de Raad voor Welzijn en ook de Raad voor Voedselveiligheid. Ze zitten dus niet altijd in de raad waar ikzelf bij ben. Sowieso, collega De Roo, gaan we zeker op EU-niveau – u hebt mijn geëngageerde toespraak daarnet al gehoord – de aandacht voor de pluimveesector hoog houden.
Ik kan vanuit mijn bevoegdheid ook overleggen met collega Clarinval, en ik en mijn diensten doen dat ook, en met de FOD Economie om de transparantie te verbeteren. We doen dat voor de primaire producten. Het federale niveau doet dat voor de verwerkte producten. Daar zit natuurlijk nog een hele grote hefboom om meer transparantie te krijgen.
Dan wil ik het hebben over de vraag van collega Rombouts over het ketenoverleg en de vraag van collega Dochy die daarop aansluit richting varkens.
Het ketenoverleg is au fond een sectoroverleg dat niet gestuurd wordt door de overheid. De keten moet zelf overleggen. Het is dus aan hen om bepaalde agendapunten aan te brengen en te bespreken. Maar ik ben zelf zeer gevoelig voor de discussies over correcte waarderingen doorheen de keten en over alle partijgrenzen heen hoor ik van jullie allemaal dezelfde boodschap, namelijk dat die waardering moet toenemen. Ik ben bereid om vanuit mijn bevoegdheid als minister het ketenoverleg daarop te attenderen en te vragen om dat toch op de agenda te zetten. Zo doen we het trouwens ook voor de varkenssector. Ik heb, collega’s, een uurtje geleden een persbericht zien passeren waarbij de beide landbouworganisaties BB en Algemeen Boerensyndicaat (ABS) een plan van aanpak voorstellen om de varkenscrisis te overwinnen. Voor mij is dit echt belangrijk. U zult straks de uitleg geven, maar daarbij stel ik ook vast dat de landbouworganisaties en de ketenpartners elkaar gevonden hebben om met een gezamenlijke bril te kijken naar de toekomst van de varkenssector.
Collega’s, ik wil toch nog eens verwijzen naar wat ik in de commissie gezegd heb op 19 januari 2022. Ik heb toen gezegd dat voor mij de eensgezindheid en de eensluidende stem van de keten ontbreekt in het debat. Daar begint alles mee. We hebben hier alweer een hele discussie gevoerd over de kippen. Maar het wordt tijd dat de sector uit één mond spreekt. En dat is ook mijn ambitie met de varkenssector. Als je een gedragen visie hebt doorheen de keten om door een crisis te komen en je maakt een toekomstplan, dan is dat ook voor de politiek een heel stevig signaal. Zolang die keten versnipperd is wordt iedereen tegen elkaar uitgespeeld. En, nog eens, wie is daar de pineut van op het einde? Altijd opnieuw de individuele boer. Om die te beschermen is die eensgezindheid en die ketenaanpak zo belangrijk.
Ik wil toch nu al – want ik ben straks niet bij de gedachtenwisseling – mijn appreciatie uitdrukken, collega’s, voor het feit dat, na mijn frustratie van 19 januari 2022, men er toch in geslaagd is om – één - de beide landbouworganisaties op een lijn te krijgen wat de aanpak van de crisis betreft. En waar men ook de moeilijke dingen zoals de afbouw van de varkensstapel, niet uit de weg gaat. En – twee – dat straks ook Filip Fontaine die het ketenoverleg begeleidt een toelichting zal geven waaruit blijkt dat traag maar gestaag de ketenpartners ook wel tot elkaar aan het komen zijn. Dus, ik ben lichtjes positief over hoe de violen gestemd worden, maar de crisis is er natuurlijk nog altijd en het respect voor het basisproduct voedsel, zeker als het over dierlijk voedsel gaat, maar in vele gevallen ook over groenten en fruit, ontbreekt op veel momenten volgens mij doorheen de keten, en dus ook bij de consument.
De voorzitter
U breidt inderdaad uit naar de groentesector. Ik heb vernomen dat er eerstdaags ook nog een betoging is over het niet vinden van een akkoord in de diepvriesgroentesector. Het is inderdaad in alle sectoren het geval.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (CD&V)
Uiteraard is het debat veel ruimer. We zouden daar inderdaad nog wel een aantal uren kunnen over doorgaan, maar dat zal ik niet doen.
Minister, ik wil u wel bedanken voor uw antwoord en u nog eens extra aanmoedigen mocht dat nodig zijn. Over de partijgrenzen heen klinkt heel duidelijk de stem dat de keten verder moet worden georganiseerd. Ik weet dat de overheid niet aan het stuur van het ketenoverleg zit, maar uw stimulansen zijn zeker in dezen wel belangrijk. Als er enigszins instrumenten zouden zijn om de retail extra op hun verantwoordelijkheid te kunnen wijzen, dan mogen we niet nalaten om dat te doen. We hebben toch allemaal wel ervaren dat de positie van de retailsector niet te onderschatten is. Het is zo dat de landbouwsector met één stem moet spreken. Dat versterkt hun positie tegenover de retailsector, die zeker niet te onderschatten is. Als we daar enigszins kans toe hebben, moeten we die ook grijpen om hen op hun verantwoordelijkheid te wijzen.
Als het over het ethische element gaat, zit ik op dezelfde golflengte. Als er extra vragen en eisen komen, moet daar inderdaad ook wel de correcte vergoeding tegenover staan. Ik ben blij dat we het daar alleszins heel duidelijk over eens zijn. De weg die werd ingeslagen, is inderdaad een stuk prijsgedreven, maar we mogen dat debat ook niet te eng bekijken. Het is ook gedreven vanuit de strengere voorwaarden rond de emissies, vanuit strengere voorwaarden rond het milieu, vanuit strengere beperkingen rond bijvoorbeeld het gebruik van landbouwoppervlakte, vanuit strengere regels rond dierenwelzijn, vanuit de uitdaging om meer monden te moeten voeden. Als we het debat daarover willen voeren, moeten we ook al die aspecten bekijken. Het lijkt me dan ook belangrijk om dat mee te nemen in het toekomstige debat hier in het parlement.
Maar om nog even bij het luik te blijven van het dierenwelzijn, dat heel specifiek in de Pano-reportage aan bod kwam, heb ik de vraag ook aan minister Weyts gesteld. Hij heeft aangegeven dat hij voor het dierenwelzijn van landbouwdieren in een aantal aspecten het voortouw heeft genomen om het debat ook op Europees niveau te voeren. Ik denk dat het terecht en belangrijk is om dit debat op Europees niveau te voeren om een gelijk speelveld te kunnen garanderen. Ik heb hem ook de vraag gesteld in welke mate het Departement Landbouw en u als minister van Landbouw daarbij betrokken worden. Ik denk dat het belangrijk is dat op Europees niveau de thematiek en het beleid niet eenzijdig vanuit één uitdaging worden bekeken. Men moet ook het economische en landbouwaspect meenemen als we effectief vooruitgang willen boeken. Ik hoop dat ook die aspecten zullen worden behartigd door de minister van Dierenwelzijn.
De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (CD&V)
Minister, ik ondersteun nogmaals graag uw pleidooi over het gelijke speelveld. Zoals mevrouw Rombouts ook heeft aangehaald, situeert zich dat natuurlijk op verschillende vlakken en zeker binnen het Europees niveau is dat van groot belang.
Ik heb bij de verschillende tussenkomsten toch ook wel een gemeenschappelijk pleidooi gehoord voor een oplossing die door de keten wordt gedragen. Ik hoop dan ook dat de ketenaanpak binnen de pluimveesector snel van de grond komt.
U hebt het over consumenten en burgers gehad. Ik denk dat het klopt dat burgers heel veel verwachten op het vlak van dierenwelzijn, emissies, milieu en dergelijke meer, maar ik denk dat elke consument vooral verwacht dat het voedsel dat hij in Vlaanderen aankoopt veilig is. Het is zeker belangrijk dat het lokaal voedsel is, maar ook dat alles wat hij in de winkel of bij de boer koopt veilig is. Zelfs al valt dat niet volledig binnen uw bevoegdheden, wil ik u toch nog eens aanmoedigen om dat ook op te nemen waar mogelijk. Dank alvast daarvoor.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.