De voorzitter
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Minister, ik stel inderdaad een vraag naar aanleiding van een aantal bemerkingen die de heer Joris Relaes, administrateur-generaal van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) heeft gesteld in het kader van de Green Deal en het bijhorende farm-to-forkprogramma met de ambities voor de landbouw en de voedingssector.
Hij klaagt voornamelijk aan dat de farm-to-forkstrategie voornamelijk focust op landbouw en veel minder op de andere schakels in de voedselketen en ook niet op de consument, terwijl dat natuurlijk ook over voedselproductie gaat, maar ook over verwerking en distributie, over de consumptie en over het proberen te vermijden van verlies van voeding door verspilling. Met een boutade stelt hij dat de farm-to-forkstrategie beter de ‘fork-to-farmstrategie’ had genoemd.
Het klopt natuurlijk dat de farm-to-forkstrategie geen strikt landbouwdocument is, maar het gaat natuurlijk wel over landbouw. Hij gaf de polarisering tussen landbouw en natuur wel aan. De vraag over de haalbaarheid en de economische leefbaarheid van de bedrijven stelt zich altijd weer. We weten dat het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) al rekening houdt met de farm-to-forkstrategie, maar er zijn toch nog een aantal vraagtekens en er worden ook een aantal veto’s gesteld, onder meer bij het aanwenden van de nieuwe ‘breedingtechnieken’. Dan denk ik aan genetische modificatie van gewassen, die ook kunnen bijdragen tot onder andere minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. En de economische leefbaarheid van landbouwbedrijven blijft hier toch onderbelicht.
De heer Joris Relaes wijst er ook op dat het helemaal niet helder is wat de cijfers betekenen, en al helemaal niet wat ze betekenen voor de verschillende subsectoren. Hij vraagt: ‘Gaat het nu om percentages of om absolute cijfers? Willen ze het doortrekken voor alle gewassen en voor alle lidstaten, of bekijken ze het in globo over de gewassen en lidstaten heen? En tegenover welk jaar moeten ze deze reducties of stijgingen zien?’ Er zijn nog heel wat vragen. Ook wat betreft de handhaving vond hij dat het toch onduidelijk is.
Niet onterecht is ook zijn vaststelling over de doelstelling van de EU om 25 procent biolandbouw te realiseren: Europa focust op een areaal van 25 procent, maar moeten we niet streven naar 25 procent consumptie? In Frankrijk en Denemarken is gebleken dat de vraag naar sommige bioproducten het aanbod niet volgt. Het is belangrijk dat als we het ene nastreven, het andere ook volgt. We zullen dus op die twee moeten inzetten. Anders zal dat gevolgen hebben voor de prijs die de boer voor zijn producten ontvangt en vermindert de aantrekkingskracht van het bioproduct.
Minister, wat denkt u van de bedenkingen van de administrateur-generaal van ILVO? Gaat de farm-to-forkstrategie te veel uit van een middelenregelgeving en focust hij te weinig op een doelenregelgeving die de landbouw op een bepaalde manier moet behalen?
Zult u bij de uitrol van de farm-to-forkstrategie erover waken dat niet alleen de landbouw maar ook de andere actoren in de keten, zoals de voedingsindustrie en de retail, hun aandeel opnemen in de realisatie ervan? Welke rol ziet u weggelegd voor de consument?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega Talpe, de heer Relaes heeft eind november vorig jaar tijdens een seminarie een toelichting gegeven over ‘farm to fork’ en de mogelijke gevolgen. Daarover is een artikel verschenen in ‘Landbouwleven’. Ik deel de mening dat het zeer positief is dat de Europese Commissie voorstander is van een beleid dat verduurzaming van het hele voedingssysteem omvat. Maar wanneer je de teksten dieper analyseert, moet je vaststellen dat het gros van de voorgestelde maatregelen over de landbouwsector gaat. De voorgestelde maatregelen in de andere schakels van de keten zijn veel minder uitgewerkt. Nochtans zal iedere schakel inspanningen moeten doen als we die doelstelling willen halen.
In de farm-to-forkstrategie staan een aantal duidelijke doelstellingen. We moeten nog even afwachten hoe ze precies geïnterpreteerd moeten worden. We zullen meer duidelijkheid krijgen wanneer de ontwerprichtlijnen en -verordeningen door de Europese Commissie naar buiten worden gebracht.
Ik ben in elk geval een groot voorstander van een beleid waarbij de overheid ambities vooropstelt maar de boer wat vrijheid laat om daar in zijn of haar specifieke bedrijfscontext op een zo efficiënt mogelijke manier mee om te gaan. Laat het aan de creativiteit en kennis van onze boeren om hun bedrijf aan te passen om samen de doelstellingen te halen.
De consument en de rest van de keten spelen een zeer belangrijke rol, zoals u zegt. We zullen ook bereid moeten zijn om te betalen voor de omslag die verwacht wordt in de landbouwsector. U hebt wellicht recent de Pano-uitzending over de pluimveehouderij gezien. We zijn met onze Vlaamse producten op de goede weg, maar de prijsvorming is vaak niet navenant.
Zoals ik al vaker heb gezegd, is er een onderscheid tussen consument en burger. Wat een burger beweert in een interview, is niet altijd conform hoe de consument zich gedraagt wanneer hij in de winkel zijn aankopen doet. Daarom volgen we het consumentengedrag van heel nabij op via strakke monitoring. Dit jaar krijgt het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) de kans om nieuwe onderzoeksmethoden te ontwikkelen via een innovatief PIO-project (Programma Innovatieve Overheidsopdrachten). Zo kunnen we het consumentengedrag nog grondiger bestuderen. Want hoe beter we weten wat er bij onze consumenten leeft, hoe slimmer we kunnen inspelen op diens noden.
De voorzitter
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Ik vind het altijd interessant om de heer Relaes bezig te horen. Hij heeft wel een aparte kijk op een aantal problematieken, maar dat is goed. Ik vind dat dat moet kunnen. Ik wil daarvoor mijn appreciatie aan zijn adres uitdrukken.
Die mensen hebben nood aan een ambitieuzere maar vooral haalbare strategie om onze landbouw te verduurzamen. Daar worstelen verschillende landbouwers vandaag nog mee. We moeten daarin eerlijk zijn. Het is ook niet evident om die omslag te maken, zowel mentaal als wat de kostprijs betreft. Wij hebben vanuit Vlaanderen een rol om dat mee te ondersteunen.
De pijnpunten blijven. Die hebben we hier ook al meermaals aangehaald: een correcte prijs en het consumentengedrag. Ik ben blij te horen dat VLAM zich goed in zijn vel voelt om die uitdaging aan te gaan, want daar is nog heel wat werk aan de winkel.
Ik heb geen bijkomende vragen, behalve dat we volop voor de duurzaamheid moeten gaan maar dat, zoals Joris Relaes ook zegt, we moeten evalueren hoe bedrijven omgaan met de landbouwers en er een correcte verhouding ten aanzien van de prijs is. Dat evenwicht bewaren, is volgens mij enorm belangrijk om stappen vooruit te zetten.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Collega Talpe, ik dank u voor de interessante vraag die het gevolg is van de interessante inzichten van Joris Relaes. Dat laat me toe om, nadat er zo vaak op de kwaliteiten van de Limburgers en de West-Vlamingen is gewezen, te zeggen dat Joris en ikzelf allebei Waaslanders zijn, en die mensen hebben inderdaad vaak interessante inzichten.
Collega Talpe, ik ben het helemaal eens met uw vraag en het belang daarvan, en met het onevenwicht dat zit in heel die farm-to-forkstrategie. Dat komt omdat we vertrekken vanuit landbouw, en het een nieuwe manier van kijken is om vanuit landbouw de hele voedingsketen mee te nemen. We hebben daar nog een hele weg te gaan.
Minister, niet alleen op Europees niveau maar ook bij ons moet die omslag nog worden gemaakt. Ik geef een voorbeeld. In de korte keten en in onze nieuwe verdienmodellen hebt u nu een strategisch comité gestart, maar daar zit alleen de landbouwsector in. De consument bijvoorbeeld zit daar totaal niet in. Ook wij denken nog vaak vanuit landbouw en misschien dus nog iets te weinig vanuit de volledige keten.
Dit is geen echte vraag maar een oproep. We hebben het al vaak gehad over de consumentenkant en u zegt terecht dat de consument mee moet, maar we zullen als overheid ook meer inspanningen moeten doen om de consument mee te nemen in die andere stukken uit de keten. Dit is dus een terechte vraag en een terechte bezorgdheid, en ik hoop dat we niet alleen op Europees niveau maar ook bij ons die aandacht toch een beetje beter kunnen spreiden en de consumenten kunnen meenemen. Want wanneer de consument niet meer wil, zal het niet lukken.
De voorzitter
Collega Steenwegen, ik dank u voor het typeren van de Waaslanders. Van de heer Relaes waren die nuttige inzichten ons wel bekend, maar we zijn blij dat u zich daarbij aansluit.
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega Steenwegen, ik dacht al dat u zou zeggen dat de heer Relaes uw boezemvriend is, maar u had het over gelijkaardige eigenschappen. Dat is ook al veel. Ik kan me echter wel voorstellen dat dit soms kan leiden tot boeiende discussies tussen jullie.
Uw opmerking dat we de hele keten moeten meenemen, is terecht. Dat is cruciaal. Vandaar dat wij ook zo inzetten op de Vlaamse voedselstrategie en op die ketenbetrokkenheid. Dat enkel landbouw betrokken zou zijn bij de korte keten, heeft me heel erg verbaasd, omdat dat eigenlijk pertinent niet klopt. Ook het CSA-netwerk (community-supported agriculture) is daarbij betrokken alsook de korteketenalliantie. In die korteketenalliantie zit zowel de producent als de consument.
De voorzitter
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Emmily Talpe (Open Vld)
Ik denk dat iedereen dezelfde bezorgdheid deelt. Ik denk dat we over alle ketens en aspecten heen aan één touw moeten trekken en zeker de consument extra moeten bewerken.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.