De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Minister, deze vraag vloeit eigenlijk voort uit uw aanwezigheid in Rotselaar bij zuivelconcern Danone, waar ik zelf vele jaren als jobstudent aan de slag ben geweest in de rayon van Actimel, maar dat terzijde. Enkele weken geleden werd daar in uw aanwezigheid immers het eerste koolstofneutrale flesje Actimel voorgesteld. Danone ontvangt hiervoor het ‘Carbon Neutral Footprint’-certificaat, dat uitgaat van het internationale adviesbureau Carbon Trust. Ze verminderen de uitstoot van CO2 door enkel te werken met melk van boerderijen die maximaal 70 kilometer van de fabriek zijn verwijderd. De verpakking en het karton rond het nieuwe flesje zijn voor 100 procent recycleerbaar, en ook de afname van het gewicht van het flesje zorgt voor een aanzienlijke CO2-reductie. De onvermijdbare uitstoot wordt gecompenseerd door onder andere natuurontwikkeling in de Senegalese mangroves. Daarnaast zal Danone zijn melkveehouders stimuleren om ook dat andere broeikasgas, methaan, te reduceren. Door het supplement Bovaer in het veevoeder te verwerken, door de toevoeging van één eetlepel per dag, zou de methaanuitstoot per koe met 20 tot 40 procent kunnen dalen. Het product bevindt zich momenteel nog in een testfase, onder andere in samenwerking met het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), maar in mei van dit jaar, volgende maand dus, zou het op de Europese markt komen. Boeren die het supplement zouden willen gebruiken, kunnen rekenen op een premie van de Vlaamse overheid van 15 euro per koe per jaar. In totaal wordt er 1 miljoen euro vrijgemaakt. Aanvragen zouden tot eind april kunnen worden ingediend.
Het lijkt mij goed dat initiatieven om de klimaatverandering te stoppen niet alleen top-down vanuit de overheid komen, maar dat ook een aantal grote spelers in de keten zich daar mee achter scharen, wellicht vanuit het oogpunt van verduurzaming, maar wellicht ook omdat ze daar voor henzelf ook nog wel een verdienmodel in zien. Dat kan echter een wederzijds voordeel opleveren. De verdere uitrol van innovatieve oplossingen, zoals Bovaer, toont aan dat we ook in de landbouwsector ons vooruitgangsoptimisme niet mogen verliezen. Het is bon ton om te zeggen dat er geen toekomst meer is voor de Vlaamse landbouw, maar ik denk dat we met innovatie toch nog wel een en ander overeind kunnen houden en zelfs een sterke en weerbare sector als partner kunnen hebben om de milieu- en klimaatuitdagingen van deze eeuw aan te gaan.
Minister, ik heb daarover dus een aantal vragen. Danone is natuurlijk een zeer grote speler, waar er wel wat onderzoeksmiddelen voorhanden zijn om dergelijke projecten uit te werken. Daarnaast zijn er echter veel andere kmo’s in de Vlaamse agrovoedingsindustrie die graag zouden willen verduurzamen, maar daar misschien niet de capaciteit of onvoldoende eigen middelen voor hebben. We kennen reeds de projectsteunsubsidies voor innovatie in de landbouw om daaraan tegemoet te komen, maar hoe kan de Vlaamse overheid private partnerschappen tussen ketenpartners en landbouwers verder ondersteunen, en zo innovatieve technieken om de uitstoot van broeikasgas terug te dringen, sneller ingang doen vinden op het terrein?
Dit specifieke product Bovaer werd onder andere door het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) mee uitgetest. Hebt u via ILVO al kennisgenomen van bepaalde testresultaten en bevestigen die het methaanreducerend potentieel?
Hebt u zicht op de voorwaarden waaraan de veetelers moeten voldoen om aanspraak te maken op de premie? Hoe zal de aanwending van de premie voor de juiste doeleinden worden gemonitord?
Hoeveel aanvragen zijn er tot op heden al binnengelopen?
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Collega Coel, het is goed om nog eens vragen te horen van iemand die bij Danone heeft gewerkt. Het was een aangenaam bezoek dat ik daar heb gebracht.
Het klopt dat we duurzame investeringen absoluut steunen.
Projectsteun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) voor innovaties in de landbouw is uitsluitend bedoeld voor investeringen in landbouwbedrijven. Er kunnen wel andere projectpartners bij het project betrokken zijn. Daarnaast is er ook de steuncategorie VLIF-agrovoeding. Hier gaat het over verdere verduurzaming, maar daarbij geldt als bijkomende voorwaarde dat de verdere verduurzaming van de verwerking en afzet ook de landbouwers ten goede komt, ook op economisch vlak. Binnen deze maatregel is er ook een specifieke focus op valorisatie van reststromen. Op die manier is de VLIF-subsidiemaatregel een mooie aanvulling op het subsidie-instrumentarium van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO), waarbij dubbelfinanciering wordt uitgesloten.
Er zijn ook maatregelen voorzien in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), onder meer een nieuwe samenwerkingsmaatregel, die veel ruimer is qua opzet dan enkel de focus op investeringen. Die maatregel zet in op verduurzaming over de schakels heen en dus ook op de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen waar u naar verwijst. Maar sowieso moeten daar ook land- en tuinbouwers bij betrokken zijn.
In het ILVO-project ‘SMART melken’ werd, met steun van het Agentschap Innoveren en Ondernemen onderzoek gedaan naar de toevoeging van 3-NOP, het actieve bestanddeel van Bovaer, in het rantsoen van Vlaams melkvee. Daaruit bleek dat de toevoeging van minder dan 2 gram per koe per dag een reductie van de methaanuitstoot opleverde van 23 procent. De melkproductie werd hierdoor niet beïnvloed. Dit ligt in lijn met de internationale studies die intussen met 3-NOP of Bovaer zijn uitgevoerd. Het reductie-effect is afhankelijk van de toegediende dosis en in beperkte mate ook van het vezel- en vetgehalte van het rantsoen.
De premievoorwaarden voor de pre-ecoregeling die steun geeft aan landbouwers die methaanreducerend voeder aan hun melkvee geven, zijn intussen duidelijk. Zo moet 3-NOP in een bepaalde dosering worden toegediend aan alle dieren die gekalfd hebben, en gedurende de volledige periode tot 355 dagen na kalving. Voor een optimale werking moet het voeder met 3-NOP continu ter beschikking zijn. De Europese erkenning voor het gebruik van 3-NOP als voederadditief werd op 7 april 2022 gepubliceerd.
De wetenschappelijke werkgroep binnen het convenant enterische emissies rundvee zal nu bepalen met welk percentage methaanreductie bij welke dosering binnen Vlaanderen zal worden gewerkt. We zullen die pre-ecoregeling uiteraard monitoren door middel van het controleren van de aanwezigheid van de rantsoenberekening en de facturen voor de aankoop van 3-NOP.
De aanvraagperiode loopt tot 30 april, dus ik kan u enkel cijfers geven op basis van voorlopige data, tot 19 april, omdat de data in de verzamelaanvraag moeten zitten. Tot 19 april hadden een paar tientallen landbouwers een steunaanvraag ingediend. Drie onder hen kozen voor de toepassing van 3-NOP. Belangrijk is wel dat landbouwers die een steunaanvraag voor de pre-ecoregeling voedermanagement doen, de gekozen voedermaatregel nog tot en met 31 augustus kunnen wijzigen.
We zitten nog aan het begin van de cyclus, maar ik zie veel potentieel. Het was ook een lekker bezoek. Ik vraag me af wat, als je daar werkt, de impact is van de consumptie van wat daar wordt geproduceerd
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Tijdens de pauzes was er een gamma aan Danone-producten ter beschikking, maar dat had niet zo’n sterk effect op het gewicht. Tijdens de shiften wordt veel over en weer gelopen en dat hielp wel.
Minister, ik dank u voor uw toelichting. Ik denk dat dit project een illustratie is van hoe we met de technologie in de sector een aantal klimaatdoelstellingen kunnen bereiken.
Ik begrijp dat het nog wat vroeg is om te beoordelen – u spreekt over tientallen aanvragen – of er voldoende interesse zal zijn om hieraan deel te nemen. Ik denk dat het op zich relatief gemakkelijk te monitoren is of mensen aan de voorwaarden voldoen om die premie te krijgen, om na te gaan of ze dat bijvoorbeeld correct opnemen in hun voederschema.
Iets anders is het monitoren van het effect op het terrein. De prognose van de reductie komt uit een testomgeving, waar alle parameters zeer strikt gecontroleerd kunnen worden; maar in de praktijk is dat natuurlijk enigszins anders. Ik wil niet dat er een controle- of sanctiesysteem komt voor boeren die het gebruiken, maar stel me eerder de vraag of er verder wetenschappelijk onderzoek op het terrein gepland is om na te gaan of het effect dat in een testomgeving gerealiseerd wordt, zich in de praktijk herhaalt, en zo ja, of u dat onderzoek mee zult ondersteunen vanuit uw departement, al dan niet in samenwerking met ILVO.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Dank u wel, collega Coel, voor de vraag. Ik heb de minister daar ook een uitgebreide schriftelijke vraag over gesteld en ik stuit op dezelfde vragen als collega Coel. Ten eerste, het additief moet continu worden toegediend. Dat betekent dat het vooral gebruikt kan worden in een stalregime en niet bij beweiding. We weten dat, wat betreft de stikstofproblematiek, beweiding een sterk reducerend effect heeft. In een stal produceer je veel meer ammoniak. Deze positieve maatregel voor het klimaat zal dus een negatief effect hebben op de stikstofuitstoot. Ik heb dat al een paar keer ter sprake gebracht; we moeten altijd de totaliteit bekijken, en niet één probleem of één uitdaging los van de andere zien.
Ten tweede, en dat is toch wel een beetje het moeilijke hieraan: in hoeverre is dit controleerbaar? Dit hangt volledig af van de manier van toediening enzovoort. Als ik dan kijk naar het besluit van de Vlaamse Regering, zie ik dat er een aantal dingen niet bepaald zijn, maar voor een stuk nog bepaald moeten worden. U verwijst daarvoor onder andere naar het wetenschappelijk comité. Maar er staat bijvoorbeeld ook in dat men dat moet bewijzen aan de hand van facturen. Als men geen facturen heeft, moet het op een andere manier. Dan zegt u bijvoorbeeld dat een etiket bijkomend bewijsmateriaal kan zijn. Dat is dan een etiket van een product dat ergens is aangekocht door iemand. Het werkelijke reductiepercentage meten, zegt u, is onmogelijk, en dat snap ik ook wel. Je kunt niet achter elke koe een meter zetten om te zien wat er uiteindelijk nog geproduceerd wordt. Dat begrijp ik wel. Maar het krijgen van reductiepercentages in een onderzoeksomgeving is natuurlijk iets totaal anders dan in de praktijk.
Ik dring er toch ook op aan dat we proberen om zulke dingen op een bepaalde manier te monitoren. U zegt dat er geen extra mensen zijn om controles uit te voeren en dat we het dus eigenlijk niet kunnen monitoren. U zegt ook dat het meten van reductiepercentages niet mogelijk is, dat een factuur mogelijk bewijsmateriaal is, maar dat het ook iets anders mag zijn. Ik vind dat er nogal wat losse eindjes zijn om hier redelijk veel middelen tegenover te stellen. U stelt daarvoor in 2022, als ik mij niet vergis, 2 miljoen euro ter beschikking. Het gaat over redelijk veel geld.
Ik heb dus toch nog wel wat vragen bij deze maatregel, waar nogal voluntaristisch mee wordt omgegaan, moet ik eerlijk zeggen, en waar we, wat de resultaten betreft, nog wat reserves hebben.
De voorzitter
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits
Ik kreeg tijdens uw vraag, mijnheer Steenwegen, bijna de slappe lach, omdat ik een bericht kreeg van Loes, nee, van Jannes, die hier naast mij zit trouwens, om erop te wijzen dat het merendeel van de uitstoot via de bek gaat en de meting dus vooral aan de voorkant zou moeten gebeuren. (Gelach)
Chris Steenwegen (Groen)
Ik geef ootmoedig toe dat hij gelijk heeft. (Gelach)
Maar dat maakt het even moeilijk om te meten, denk ik.
Minister Hilde Crevits
Maar ILVO doet dat op praktijkbedrijven, ook effectief bij de boer. Kijk, met innovatie is het altijd wat in het begin. Ik snap absoluut jullie zorgen rond monitoring. Ik vind ook, net als collega Steenwegen, dat we oog moeten hebben voor de neveneffecten. Maar ik denk dat het ook zeer belangrijk is om geloof te hebben in nieuwe technologieën.
De stuurgroep van het convenant zal dat zeker opvolgen. Ik zal hen vragen om dat op een goede manier te doen. Als er staat ‘facturen’ of iets anders, als er een etiketje in de goot langs de straat ligt, ga ik ervan uit dat men dat niet bedoelt. Het moet op een fatsoenlijke wijze worden gecontroleerd. Ik wil ook nog wel eens navragen wat het dan allemaal zou kunnen zien. We gaan hier niet los uit de heup schieten. Daarvoor is het mij ook te dierbaar. Ik vind het van belang dat we verder investeren in die innovaties, maar als blijkt dat het eigenlijk ‘farfelu’ is, dan gaat het allemaal stilvallen. Dus het moet ook fatsoenlijk worden gecontroleerd.
Ik neem akte van jullie bezorgdheden in dat verband. Ik zal ze ook doorgeven aan onze werkgroep. Maar voor mij is het van belang dat we absoluut innoveren, zoals dat ook in andere sectoren gebeurt. Dat maakt dat je met nieuwe dingen altijd op een specifieke manier moet omspringen om mensen te stimuleren en om te kijken of het ook effectief opbrengt wat we ervan verwachten.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Van onze kant is er vertrouwen dat u dat verder goed zult opvolgen en dat die monitoring zal worden uitgewerkt. Hopelijk bevestigt dat de zeer positieve resultaten die uit het testonderzoek blijken. Dan zal het zaak zijn om de toepassing van die innovatie zo breed mogelijk vertaald te krijgen. Dan kijken we opnieuw naar u om dat verder te promoten in de sector.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.