Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 23 jun 2022 15:33 

Rol van de Vlaamse landbouwers in lokale energiegemeenschap


Vraag om uitleg over de rol van de Vlaamse landbouwers in lokale energiegemeenschappen
van Arnout Coel aan minister Jo Brouns

De voorzitter

De heer Coel heeft het woord.

Arnout Coel (N-VA)

Minister, de landbouwsector is een van de belangrijke partners in onze aanpak van de klimaatuitdagingen. De reductiedoelstelling voor de landbouw die opgenomen is in het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) , bedraagt 31,3 procent tegen 2030, met als basisjaar 2005, en moet worden bereikt door een pakket maatregelen, denk aan de CO2-opslag in de bodem, minder emissies, energie-efficiëntie en methaanreductie.

Daarnaast kan de sector ook zijn steentje bijdragen aan de efficiënte aanwending van energie door te fungeren als centrale spil in zogenaamde lokale energiegemeenschappen. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de zonnepanelen op de serres van een tuinbouwer die de buurt van energie kunnen voorzien. Maar er zijn ook heel wat andere mogelijkheden. Zeker met de huidige hoge energieprijzen liggen de terugverdieneffecten voor de hand: de landbouwers zelf, maar ook andere afnemers van de lokaal geproduceerde energie, dekken zich zo in tegen de hoge prijzen.

In de derde call groene stroom (wind en zon) die in oktober dit jaar is gepland, zullen lokale energiegemeenschappen aan belang winnen. Zo worden PV-installaties van energiegemeenschappen van burgers en hernieuwbare-energiegemeenschappen aan het toepassingsgebied toegevoegd. Er zal vanuit de Vlaamse Regering ondersteuning komen waardoor het energiedelen financieel een haalbare kaart wordt. Via het Lokaal Energie- en Klimaatpact (LEKP) worden de 293 deelnemende gemeenten ook aangespoord om zelf aan de slag te gaan met lokale energiegemeenschappen.

Minister, ik heb enkele vragen over de rol van de landbouwsector in de lokale energiegemeenschappen. Welke technische/administratieve obstakels moeten worden verholpen alvorens het steunmechanisme voor lokale energiegemeenschappen kan worden uitgerold? Zijn hierbij bepaalde obstakels eigen aan de landbouwsector? Worden er actoren uit de landbouwsector betrokken bij het onderzoeken van mogelijke lokale netwerken waarin de landbouwer als energieproducent zou kunnen optreden? Zo ja, welke en wat is hun rol?

Welke faciliterende rol kan de Vlaamse overheid, naast de toekenning van de subsidie, spelen in de oprichting van lokale energiegemeenschappen waarbij landbouwers betrokken zijn? Zal ze een uniform werkingskader opzetten?

Tot slot, zal de steun uit de derde call cumuleerbaar zijn met de VLIF-steun (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) waar de landbouwer individueel aanspraak op maakt voor bijvoorbeeld windturbines? In het ene geval gaat de steun specifiek naar de landbouwer, maar in het geval van de landbouwer-energieproducent gaat die naar de hele energiegemeenschap. Hoe is dat compatibel?

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Collega Coel, bij het lezen van uw vraag om uitleg gingen we ervan uit dat ze aan meerdere ministers was gesteld. Uiteindelijk is ze alleen aan ons gesteld. We zullen dan ook antwoorden binnen onze mogelijkheden. Hadden we dit eerder gezien, dan hadden we de informatie kunnen opvragen bij de andere ministers en dan was het antwoord wat omvangrijker geweest dan wat we nu kunnen geven.

Uw vraag om uitleg laat ons toe nog eens te wijzen op de sleutelrol die onze landbouwers zelf steeds meer innemen bij de omschakeling naar lokale productie en hernieuwbare energie. Het toont aan hoe onze landbouwers via innovatie ook hun plaats innemen in de oplossing van het energie- en klimaatvraagstuk.

In Vlaanderen bestaan er al een aantal initiatieven waar landbouwers met hun zonnepanelen lokaal hernieuwbare energie gaan produceren om die ook lokaal te verdelen. Op dat vlak blijven onze landbouwers ook innoveren, denk maar aan drijvende zonnepanelen op waterbassins, die naast de productie van energie, ook zorgen voor minder verdamping van water en ook de vorming van algen kunnen tegengaan.

Het is dus belangrijk dat we ook in andere regelgeving deze ontwikkelingen zoveel mogelijk faciliteren. Het bekomen van een vergunning voor dergelijke projecten is niet altijd zo evident, zoals blijkt uit de praktijk – daar kan ik van meespreken – maar zoals u weet is dat een bevoegdheid van minister Demir.

In de VLIF-regelgeving is ingeschreven dat de steun voor investeringen niet mag worden gecumuleerd met andere steun. Dat is algemeen bekend. Dit is het gevolg van het Europees bepaalde verbod op dubbelfinanciering. Voor kleine en middelgrote windturbines geldt bovendien voor VLIF-subsidies dat de geproduceerde hernieuwbare energie ook moet worden gebruikt op het landbouwbedrijf zelf. Het is dus aan het individuele landbouwbedrijf om de keuze te maken voor het meest geschikte subsidie-instrument.

Wat uw meer specifieke vragen betreft over het wegwerken van mogelijke administratieve obstakels, het betrekken van de sector bij het lokale onderzoek naar lokale netwerken en het opzetten ervan, stel ik voor dat u zich wendt tot collega-ministers Demir en Somers.

De voorzitter

De heer Coel heeft het woord.

Arnout Coel (N-VA)

Minister, het was inderdaad de bedoeling om deze vraag om uitleg ook aan uw collega's te stellen. Aangezien dit onderwerp op het snijvlak van een aantal beleidsdomeinen zit, was het zeker relevant om dit in de commissie Landbouw ook eens aan te kaarten. We moeten de klimaatuitdaging per definitie multidisciplinair aanpakken. Ik kijk dan ook uit naar de hoorzitting die we volgende vrijdag met onder andere het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) zullen hebben in de commissie Vlaams Energie- een Klimaatplan, waarbij we in de komende weken specifiek op landbouw zullen focussen. Deze thematiek kan daar ook aan bod komen.

Ik begrijp dat u zegt dat het een vast gegeven is in de VLIF-steun, dat het niet kan worden gecumuleerd. U zegt ook dat de energie specifiek door de landbouwers zelf moet worden gebruikt. Dat is natuurlijk wel jammer, want als er meer potentieel zou zijn voor energieopwekking op het landbouwbedrijf en dat ook kan dienen om de buurt of de lokale gemeenschap van goedkopere energie te voorzien, dan zou het wel jammer zijn dat dit struikelt op basis van subsidiereglementen, die uiteindelijk toch keuzes zijn die we kunnen maken.

Het gaat om een Europese regelgeving, en dus is het niet vanzelfsprekend dat wij daar alleen over kunnen beslissen. Misschien kunnen we dit dan wel aankaarten op het Europese niveau. Ik neem aan dat Europa mee wil nadenken over hernieuwbare energie en lokale energiegemeenschappen.

Minister, ik wil nog een kleine zijsprong maken naar onze tuin- en serrebouw, waar tot op heden fors gebruik wordt gemaakt van warmte-krachtkoppeling (wkk). We weten allemaal dat het subsidieverhaal of de certificatensteun een eindig verhaal is voor wkk. Op zich is dat logisch, want we willen af van de fossiele brandstoffen, maar de sector heeft daar natuurlijk fors in geïnvesteerd. Dit is een typisch voorbeeld van iets wat niet alleen ten gunste is van het bedrijf zelf, maar van wat ook een meerwaarde is voor de omgeving.

De sector heeft daarover een aantal bezorgdheden. Hoe kijkt u naar de afbouw van de warmte-krachtkoppelingcertificaten en de alternatieven die er zijn voor de sector?

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Collega Coel, ik deel uw bezorgdheid en uw suggestie om in overleg te gaan met Europa om zo ruim mogelijke toepassingsmogelijkheden te voorzien voor de landbouwsector.

U verwijst ook naar de warmte-krachtkoppeling. De afbouw geldt voor de nieuwe installaties en niet voor de oude installaties.

De voorzitter

De heer Coel heeft het woord.

Arnout Coel (N-VA)

Minister, we zullen dit verder bekijken.

Tot slot wil ik nog toevoegen dat we van een potentiële bedreiging een opportuniteit moeten maken. Er zijn hoge energiekosten. Heel wat landbouwers hebben problemen met mest. Er zijn andere opportuniteiten op hun bedrijf om reststromen tot energie op te wekken. Dat moeten we maximaal faciliteren in het belang van de landbouwers zelf.

Als we dat kunnen uitbreiden naar de lokale energiegemeenschappen, dan hebben we een win-winsituatie voor meerdere partners, zowel voor milieu en klimaat, als voor de landbouwers en de omgeving. Vanuit het departement Landbouw moeten we daar onze schouders onder zetten. Samen met de andere bevoegde ministers moeten we maximaal kansen creëren voor onze landbouwers om daaraan deel te nemen.

De voorzitter

De vraag om uitleg is afgehandeld.

 


  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer